Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels debiteurenbeleid |
Citeertitel | Debiteurenbeleid Dronten 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2018 | Onbekend | 18-11-2014 Onbekend | B14.001684 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,
gelet op de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Bijstandsbesluit zelfstandigen, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw);
overwegende dat het college bevoegd is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze wetten;
Vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels debiteurenbeleid
Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Bijstandsbesluit zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek.
In deze regeling wordt verstaan onder:
Aangiftegrens: de grens waarboven aangifte gedaan dient te worden bij de officier van justitie, als er sprake is van bijstandsfraude. Aangifte wordt gedaan als het bedrag van de fraude gelijk is aan of meer bedraagt dan € 10.000,00. Dit criterium voor een strafrechtelijke afdoening is neergelegd in de frauderichtlijn van de procureurs-generaal.
k. Debiteuren(her)onderzoeksplan: het plan waarin de regels zijn opgenomen die gelden ten aanzien van het uit te voeren (periodieke) onderzoek naar de mogelijkheden om de inning van een vordering te maximaliseren, c.q. aan te passen aan de feitelijke omstandigheden van de debiteur. Hier onder wordt eveneens begrepen het onderzoek naar het betalingsgedrag van de debiteur.
Artikel 1a. Beleid Terugvordering en Verhaal
Het college maakt volledig gebruik van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken of invorderen van ten onrechte verleende bijstand, uitkering, geldwaarde van een maatwerkvoorziening, een persoonsgebonden budget of inkomen.
Het college maakt gebruik van de mogelijkheid de kosten van bijstand, uitkering of inkomen (actief) te verhalen.
Paragraaf 1.2 Algemene uitgangspunten
Artikel 2. Minst zwaarwegende invorderingswijze
Als de invordering op verschillende manieren kan plaatsvinden, heeft de eenvoudigste, snelste en minst kostbare wijze voor de gemeente de voorkeur. Hieruit volgt bijvoorbeeld dat indien verrekening (artikel 60 lid 4 Participatiewet, artikel 20f lid 4 jo. 28 lid 2 Ioaw en Ioaz ) tot effectieve invordering kan leiden, er geen deurwaarder wordt ingeschakeld. Hier kan ook op volgen dat beslag op goederen de voorkeur verdient boven beslag op een periodiek inkomen, daar de kosten van snelle inning van de totaalsom door middel van beslag op goederen lager zijn.
Artikel 3. Minder geschikte dagen voor invordering
De gemeente Dronten zal geen invorderingsmaatregelen nemen tegen particulieren op dagen die daarvoor minder geschikt kunnen worden geacht, als die maatregelen zonder bezwaar naar een later tijdstip kunnen worden verschoven.
Artikel 4. Moment inleveren bescheiden
Als datum van binnenkomst voor stukken met rechtsgevolgen geldt de datum van binnenkomst bij de gemeente. Hierbij kan gedacht worden aan de inlichtingenplicht van de debiteur en het vervallen van de bescherming van de beslagvrije voet bij het niet nakomen van deze verplichting (artikel 60 leden 1 en 6 Participatiewet, artikel 20a lid 4, 20f lid 5 jo. 28 lid 2 Ioaw en Ioaz ). Als de gemeente in de tussentijd heeft verrekend of dwangmaatregelen heeft genomen ter invordering van de schuld, dan blijven deze gehandhaafd als de gemeente niet van de indiening van bescheiden op de hoogte was en er redelijkerwijs ook niet van op de hoogte kon zijn. Onder dwangmaatregelen moeten in dit verband worden verstaan: alle maatregelen in het kader van de dwanginvordering respectievelijk invordering langs civielrechtelijke weg en het aansprakelijk stellen van derden.
Artikel 5. Afwijking van de beleidsregels
Voor de duidelijkheid wordt gesteld dat artikel 4:84 Awb van toepassing is. Op grond van die bepaling is het mogelijk af te wijken van de beleidsregels zoals die hier zijn opgenomen. Dit is gerechtvaardigd als toepassing van die regels voor een of meer betrokkenen gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de beleidsregels dienen. Dit laatste zal slechts bij hoge uitzondering aan de orde zijn. Het afwijken van beleidsregels leidt in de regel immers tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Er moet dus sprake zijn van daadwerkelijk bijzondere omstandigheden op grond waarvan onverkorte toepassing van de leidraad onevenredig nadeel voor de betrokkene zou opleveren. Dit criterium gaat aanzienlijk verder dan een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 Awb.
Artikel 6. Invordering in het buitenland
Vanuit het oogpunt van mogelijke diplomatieke consequenties dient de gemeente een voornemen tot beslaglegging in het buitenland van te voren te melden aan het ministerie van SZW (zie Verzamelbrief december 2002). Voor invordering in het buitenland zal een daartoe gespecialiseerd advocatenkantoor of deurwaarderskantoor worden ingeschakeld. Fraudeonderzoek in het buitenland wordt verricht door het Internationaal Bureau Fraudeinformatie (IBF) van het UWV. Als de gemeente vermoedt dat er sprake is van bijstandsfraude met een internationaal karakter, zal bij het IBF een aanvraag voor onderzoek in het buitenland worden ingediend.
Paragraaf 2.1. Afbakening terugvordering
Deze regeling is van overeenkomstige toepassing op de minimaregelingen, de wet kinderopvang en de onverschuldigde betaling krachtens het Burgerlijk Wetboek, tenzij daarvan in deze regeling, of de genoemde wetten of verordening, wordt afgeweken.
Paragraaf 2.2 Opschorting, herziening en intrekking
Artikel 10. Opschorting recht en intrekking
Indien debiteur het verzuim niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft hersteld, trekt het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand, uitkering of inkomen in met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand, uitkering of inkomen is opgeschort.
Artikel 11. Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken als:
het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 65 lid 1 Abw, artikel 17 lid 1 Participatiewet, artikel 13 van de Ioaw of de Ioaz, artikel 44 van de WIJ of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi), heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;
Artikel 12. Terugvordering na herziening en bij onverschuldigde betaling
Kosten van bijstand, uitkering of inkomen die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 18 tweede lid of artikel 54 derde lid Participatiewet, artikel 17 lid 3 van de Ioaw of de Ioaz of artikel 40 lid 3 van de WIJ ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, wordt van de debiteur teruggevorderd.
Artikel 13. Terugvordering bij later verkregen middelen
Kosten van bijstand, uitkering of inkomen worden van de debiteur teruggevorderd voor zover:
hij naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand, uitkering of inkomen is verleend over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 Participatiewet, beschikt of kan beschikken of, voor zover het een uitkering betreft, over in aanmerking te nemen inkomsten als bedoeld in het inkomensbesluit Ioaw of inkomensbesluit Ioaz;
Artikel 15. Terugvordering voorschot
Een ingevolge artikel 52 Participatiewet verleend voorschot wordt van de debiteur teruggevorderd voor zover het college na onderzoek vaststelt dat over de betrokken periode geen recht op bijstand bestaat.
Artikel 16. Terugvordering van gezinsbijstand of inkomen
Indien de bijstand of inkomen als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar dit achterwege is gebleven, omdat de debiteur de verplichtingen bedoeld in artikel 17 Participatiewet of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, worden de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand of inkomen mede teruggevorderd van de persoon met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
Artikel 18. Bevoegdheid tot verhaal
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot verhaal van kosten van bijstand en/of inkomen op:
degene aan wie de persoon die bijstand of inkomen ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de aanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening niet heeft kunnen voorzien;
Artikel 18a. Wijze van verhaal
Als er sprake is van verhaal van kosten van bijstand wordt aan de bijstandontvanger de mogelijkheid geboden zelf een alimentatieprocedure te starten, danwel hier van af te zien, waardoor de gemeente de kosten van bijstand gaat verhalen.
HOOFDSTUK 3 KOSTEN EN BETALING
Artikel 21. Besluit met betrekking tot vaststelling aflossingsverplichting
Een besluit tot vaststelling van de aflossingsverplichting vermeldt:
Artikel 22. Aflossingscapaciteit
De aflossing voor debiteur met een ander inkomen bedraagt:
als sprake is van vorderingen die voortvloeien uit schending van de inlichtingenplicht: 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inkomensnorm of uitkeringsnorm als het andere inkomen niet meer bedraagt dan 110% van de norm per maand, vermeerderd met 50% als het andere inkomen hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, inkomensnorm of uitkeringsnorm;
b. in de overige omstandigheden: 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inkomensnorm of uitkeringsnorm per maand als het andere inkomen niet meer bedraagt dan 110% van de toepasselijke norm, vermeerderd met 50% als het andere inkomen hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, inkomensnorm of uitkeringsnorm.
3.De aflossing vermeld in lid 1 sub b wordt in geval van beslaglegging door een derde verhoogd naar 10%.
Paragraaf 3.2. Wettelijke rente en kosten
Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand of inkomen verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, alsmede de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet worden teruggevorderd, voor zover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en de zorgverzekeraar
Artikel 24. Invulling bevoegdheid tot invorderen van wettelijke rente:
Bij gebreke van tijdige en correcte betaling bij dwanginvordering wordt de vordering niet verhoogd met wettelijke rente.
Artikel 25. Kosten bij niet tijdige betaling
Bij niet tijdige betaling, zoals bedoeld in artikel 4:97 Awb, wordt de vordering verhoogd met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. De kosten voor het uitbrengen van een dwangbevel worden op € 0,00 gesteld. Bij overdracht aan de gerechtsdeurwaarder of een incassobureau wordt de vordering verhoogd met de daarop betrekking hebbende gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten.
Artikel 26. Het toerekenen van kosten bij meerdere vorderingen
Kosten die geen betrekking hebben op één specifieke vordering worden toegerekend aan een van de vorderingen waarvoor de kosten zijn gemaakt.
Artikel 27. Verplichting tot betaling van wettelijke rente door de gemeente
Indien een betaling aan de gemeente is geschied op grond van een beschikking, die in bezwaar of in beroep is gewijzigd of vernietigd, is de gemeente over de termijn tussen de betaling en de terugbetaling wettelijke rente verschuldigd over het te veel betaalde bedrag (artikel 4:102 lid 1 Awb), mits de rente meer bedraagt dan € 10,00 (art. 4:98 Awb).
Artikel 28. Wijze en tijdstip betaling
De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt (artikel 4:87 Awb). De betaling door de debiteur geschiedt door bijschrijving op de daartoe bestemde bankrekening, tenzij een andere wijze van betaling de voorkeur heeft. Als tijdstip van betaling geldt de datum waarop de rekening van de gemeente wordt gecrediteerd (artikel 4:89 leden 1 en 3 Awb). Bij betaling aan de kas van de gemeente geldt de dag waarop het bedrag aan het loket van de gemeente is betaald als tijdstip van betaling. Bij betaling aan de kas
Artikel 29. De afboeking van de betaling
Bij de afboeking van betalingen gelden de volgende richtlijnen:
betalingen waarvoor geen bestemming is aangegeven (de zogenoemde ongerichte betalingen) worden afgeboekt op de oudste openstaande vorderingen, met dien verstande dat de aard van de vorderingen aanleiding kan zijn hiervan af te wijken (bijvoorbeeld indien er sprake is van een vordering die betrekking heeft op het lopende kalenderjaar en die nog niet is gebruteerd ).
Als de aangegeven bestemming van de betaling een vordering betreft die al is betaald terwijl nog diverse andere vorderingen openstaan, wordt die betaling aangemerkt als een ongerichte betaling en wordt dienovereenkomstig behandeld.
Artikel 31. De kosten van betaling
De kosten van betaling (bijvoorbeeld porto- en bankkosten) komen voor rekening van de debiteur (artikel 4:91 lid 1 Awb).
Artikel 32. Betaling door hoofdelijk aansprakelijke
Als een betaling wordt verricht door een aansprakelijk gestelde, worden eerst de kosten afgeboekt die aan de aansprakelijk gestelde zelf in rekening zijn gebracht.
Het resterende bedrag wordt afgeboekt op de onderliggende vordering, met dien verstande dat de rente en kosten die op die vordering zelf betrekking hebben alleen worden afgeboekt indien en voor zover men hiervoor aansprakelijk is gesteld.
Artikel 33. Betaling bij vergissing
Met de terugbetaling van een bedrag dat is voldaan ten gevolge van een evidente vergissing of misverstand aan de zijde van de debiteur, wordt bijzondere voorzichtigheid betracht. Het is zeer wel mogelijk dat de betaling niet onverschuldigd heeft plaatsgevonden, omdat er sprake is van een vordering die is verjaard, maar er nog wel een natuurlijke verbintenis tot betaling bestaat. Ook indien een bedrag wordt betaald als gewetensgeld, wordt dit gezien als het voldoen aan een natuurlijke verbintenis. Terugbetaling vindt in beide gevallen niet plaats.
Artikel 34. Betaling van kleine bedragen
Betalingen van vorderingen in kleinere bedragen dan die van de vastgestelde termijnbedragen worden niet geweigerd, tenzij dit door de gemeente aangemerkt wordt als nodeloze overlast. Voor het te weinig betaalde is de debiteur in verzuim.
Paragraaf 3.4. Uitstel van betaling
Artikel 37. Verlenen van uitstel van betaling
Het college kan aan de debiteur, op verzoek, uitstel van betaling geven voor de duur van maximaal 1 jaar, indien de (financiële) omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Een verzoek tot uitstel van betaling wordt zonder onderzoek toegekend indien:
De gemeente verleent op verzoek van de debiteur of ambtshalve uitstel van betaling, indien naar het oordeel van de gemeente het uitstel bijdraagt tot de oplossing van een schuldenproblematiek of het overbruggen van de periode van bezwaar of beroep.
Voorts kan uitstel van betaling worden verleend indien er sprake is van zeer dringende redenen die het uitstel noodzakelijk maken.
Artikel 38. Uitstel van betaling
Indien er uitstel van betaling is verleend (artikel 4:94 Awb), is de debiteur over de termijn van uitstel geen wettelijke rente verschuldigd, tenzij het niet kunnen voldoen aan de betalingsverplichting binnen de risicosfeer van de debiteur ligt (artikel 4:101 Awb).
Gedurende het uitstel zal er niet worden aangemaand of ingevorderd. De bevoegdheid tot verrekening (artikel 4:93 Awb) blijft echter bestaan. De termijn waarvoor het uitstel geldt, wordt vastgelegd in de beschikking tot uitstel van betaling. Aan deze beschikking zullen voorwaarden worden verbonden, zoals de plicht om mee te werken aan een betalingsregeling of een verplichting tot het stellen van zekerheid.
Artikel 39. Bezwaarschrift geldt als verzoek om uitstel; beroepschrift niet
Als de debiteur een gemotiveerd bezwaarschrift tegen een vordering indient, merkt het college van burgemeester en wethouders het bezwaarschrift aan als een verzoek om uitstel van betaling. Een beroepschrift tegen de beslissing op het bezwaarschrift en een door de debiteur ingesteld beroep tegen een rechterlijke uitspraak over de juistheid van een dergelijke uitspraak, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling. In die gevallen moet de debiteur dus een afzonderlijk verzoek om uitstel van betaling indienen.
Artikel 40. Weigeren van uitstel van betaling
Een verzoek om uitstel van betaling wordt in ieder geval afgewezen als:
sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een vordering in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen een terugvorderings- of verhaalsbesluit, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de vordering kon worden betaald.
Artikel 43. Termijn voor aanmaning en van betaling na aanmaning
Indien de debiteur in verzuim is, zoals bedoeld in artikel 4:97 Awb, wordt binnen twee weken na constatering van het verzuim, of op enig ander tijdstip, een schriftelijke aanmaning verzonden, waarin de debiteur wordt gemaand om binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is toegezonden, tot betaling over te gaan (artikel 4:112 lid 1 Awb). De debiteur wordt daarbij ook gewezen op de betaling van het achterstallig bedrag ineens en de wettelijke rente die verschuldigd is vanaf het moment dat het college overgaat tot dwanginvordering.
Artikel 44. Betalingsherinnering
Als de aard of omvang van de schuld, de persoon van de debiteur, dan wel het betalingsgedrag van de debiteur daartoe aanleiding geven, zal de gemeente de debiteur eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering toezenden. Als er geen betalingsherinnering wordt verzonden of als deze niet of niet tijdig tot complete voldoening van de belastingschuld leidt, verzendt de gemeente een aanmaning.
Artikel 45. Gevolgen niet nakomen aanmaning
De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling deze zal worden afgedwongen door op kosten van de debiteur uit te voeren invorderingsmaatregelen (artikel 4:112 lid 3 Awb).
Artikel 48. Tijdstip van uitvaardigen dwangbevel
Binnen twee weken of op enig later tijdstip nadat niet (volledig) binnen de aanmaningstermijn is betaald, vaardigen burgemeester en wethouders een dwangbevel uit (artikel 60 lid 2 Participatiewet, artikel 28 lid 1 Ioaw of Ioaz en artikel 4:117 lid 1 Awb).
Artikel 49. Bekendmaking van het dwangbevel
De gemeente maakt zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid het dwangbevel per post te bezorgen Het bezorgen per post vindt plaats door het ter post bezorgen door de gemeente van een voor de debiteur bestemd afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling. Onder ter post bezorging wordt verstaan: het door de gemeente ter verzending aanbieden van het afschrift aan Postnl. Als bezorgen per post niet mogelijk of wenselijk is, bijvoorbeeld omdat beslag op goederen of beslag op een bankrekening de voorkeur verdient, wordt de betekening overgelaten aan de deurwaarder, op de wijze zoals omschreven in artikel 4:123 Awb.
Voor zover van toepassing worden de aanmaningskosten, de wettelijke rente en de kosten van het dwangbevel bij dwangbevel ingevorderd (artikel 4:119 lid 1 Awb).
Artikel 51. Bundeling vorderingen
Indien bij dezelfde debiteur meerdere vorderingen tot een dwangbevel leiden, worden de verschillende vorderingen zoveel mogelijk in één dwangbevel gebundeld (artikel 4:119 lid 2 Awb).
Artikel 52. Adressering van per post betekende dwangbevelen
Verzending van het voor de debiteur bestemde afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling vindt plaats aan het in de administratie van de gemeente bekende adres van de debiteur. Voor in Nederland woonachtige natuurlijke personen zal dit over het algemeen het adres van de debiteur zijn, dat in de Gemeentelijke basisadministratie is geregistreerd. Als de debiteur te kennen heeft gegeven voor hem bestemde poststukken te willen ontvangen op een ander adres dan het adres volgens de Gemeentelijke basisadministratie (bijvoorbeeld een postbusadres) kan verzending ook plaatsvinden aan dat adres.
Als achteraf mocht blijken dat het afschrift van het dwangbevel aan een (ten tijde van de terpostbezorging) onjuist adres is verzonden en de debiteur niet heeft bereikt, dan wordt aan het dwangbevel geen rechtsgevolg verbonden.
Artikel 53. Bijzondere gevallen van betekening dwangbevel
Een dwangbevel dat door de deurwaarder is betekend aan een minderjarige of onder curatele gestelde, moet mede worden betekend aan de wettelijke vertegenwoordiger alvorens tot tenuitvoerlegging ervan kan worden overgegaan. Zo nodig zal aan de laatstbedoelde betekening het verzenden van een aanmaning aan de wettelijke vertegenwoordiger voorafgaan. Als het afschrift van het dwangbevel aan het juiste adres van de debiteur is verzonden, maar laatstgenoemde beweert het afschrift niet te hebben ontvangen, dan geldt het dwangbevel als betekend. Dit is niet het geval als de debiteur bijzondere omstandigheden aannemelijk kan maken op grond waarvan moet worden aangenomen dat het afschrift van het dwangbevel het bestemde adres niet heeft bereikt.
Ten aanzien van schippers zonder vaste woonplaats aan de wal, is betekening mogelijk op het adres van het verplicht gekozen domicilie.
Ten aanzien van personen zonder vaste of bekende woon- en verblijfplaats, die niet beschikken over een postbusadres, wordt het dwangbevel betekend door publicatie in de informatiepagina van de gemeente in De Flevopost.
Artikel 54. Tenuitvoerlegging dwangbevel
Het dwangbevel levert een executoriale titel op (artikel 4:116 Awb). Na terpostbezorging aan de debiteur, zal de gemeente het dwangbevel met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ten uitvoer leggen, indien niet binnen de gestelde termijn volledig aan het bevel tot betaling is voldaan.
Artikel 56. Invulling bevoegdheid tot verrekening (artikel 4:93 Awb)
Indien de persoon van wie kosten van bijstand, de kosten van een maatwerkvoorziening, een persoonsgebonden budget, de kosten van een uitkering of de kosten van een inkomen als bedoeld in de artikelen 58 en 59 Participatiewet, artikel 2.4.1 van de Wet maatschappelijk ondersteuning of artikel 25 a van de Ioaz of de Ioaz worden teruggevorderd, bijstand een inkomen of een uitkering op grond van de Ioaz, Ioaz of Bbz ontvangt, is het college van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 60 lid 4 Participatiewet en 28 lid 2 jo. 20 f lid a Ioaw of Ioaz bevoegd tot verrekening van die kosten met die algemene bijstand, het inkomen of uitkering. Van deze bevoegdheid maakt het college zoveel mogelijk gebruik. Een eventuele betalingsregeling die wordt getroffen met een debiteur zoals hier wordt bedoeld, wordt in ieder geval gerealiseerd door middel van verrekening.
Artikel 57. Aflossing bijstand in de vorm van een geldlening
Indien de persoon aan wie bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend algemene bijstand, een inkomen of een uitkering op grond van de Ioaz, Ioaz of Bbz ontvangt, zal het college overgaan tot verrekening van die geldlening met die algemene bijstand, inkomen of uitkering (artikel 48 lid 5 Participatiewet).
Artikel 58. Regels ten aanzien van verrekenen
Ten aanzien van verrekenen hanteert de gemeente de volgende regels:
de debiteur wordt met een kennisgeving op de hoogte gesteld van het feit dat een vordering op grond van een terugvorderingbesluit ex artikel 58 en 59 Participatiewet of op grond van artikel 48 lid 4 Participatiewet, of 25a Ioaz of Ioaz met zijn of haar bijstand, inkomen of uitkering wordt verrekend, evenals van de hoogte van het bedrag van de verrekening (artikel 4:93 lid 2 Awb).
Paragraaf 3.9. Bescherming van de beslagvrije voet
Artikel 60. Vervallen bescherming beslagvrije voet
Indien de debiteur op grond van de wet in het kader van invordering door middel van verrekening of dwangbevel de bescherming van de beslagvrije voet geniet, vervalt deze bescherming indien de debiteur zijn inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk nakomt. Voorafgaand aan het vervallen van de bescherming van de beslagvrije voet wordt de debiteur van het voornemen hiertoe en de consequenties hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Voorts wordt de debiteur in gelegenheid gesteld binnen vijf werkdagen de verzochte informatie alsnog te verstrekken, tenzij gelet op de aard van de gevraagde informatie een langere hersteltermijn redelijk is. Indien de informatie niet alsnog wordt verstrekt, vervalt de bescherming van de beslagvrije voet zo snel mogelijk na het verstrijken van de gegeven hersteltermijn. Artikel 475g lid 2 van het Rv is dan van toepassing. Als de debiteur desgevraagd niet aan de beslaglegger of diens vertegenwoordiger opgeeft of en hoeveel inkomen toekomt aan degene aan wie samen met hem gezinsbijstand zou kunnen toekomen, wordt de beslagvrije voet gehalveerd. Indien na het verstrijken van de hersteltermijn de gevraagde informatie alsnog wordt verstrekt, zal per individueel geval worden bekeken of de bescherming van de beslagvrije voet alsnog wordt hersteld, met dien verstande dat de bescherming niet eerder wordt hersteld dan na drie maanden na overlegging van de gevraagde informatie.
HOOFDSTUK 4 AFZIEN VAN (VERDERE) INVORDERING
Paragraaf 4.1 Afzien van invordering
Artikel 61. Afzien van invordering
Bij een (restant)vordering van € 150,00 en meer, kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten om van (verdere) invordering van ten onrechte of teveel verstrekte uitkering af te zien, indien incasso van de vordering gedurende vijf jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat debiteur op enig moment betalingen zal gaan verrichten.
Onverminderd het tweede lid kan het college afzien van verdere invordering bij een (restant)vordering van € 5.000,00 en meer, die het gevolg is van schending van de inlichtingenverplichting, indien incasso van de vordering gedurende tien jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat debiteur op enig moment betalingen zal gaan verrichten.
Het college van burgemeester en wethouders is op grond van de Participatiewet, de Ioaz of de Ioaz niet verplicht om te besluiten tot invordering van een vordering of verhaal van verleende bijstand, inkomen of uitkering. Ondanks dat onder het regime van de Participatiewet sprake is van een bevoegdheid tot terugvordering en verhaal, zal daar waar noodzakelijk en mogelijk, in voorkomende gevallen gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid geheel of gedeeltelijk af te zien van verdere terugvordering of verhaal indien er sprake is van bij de debiteur gelegen dringende redenen. De dringende redenen kunnen zowel gelegen zijn aan de zijde van degene die bijstand of een uitkering ontvangt of heeft ontvangen, als aan de zijde van degene op wie verhaal wordt gezocht. Het begrip “dringende redenen” is hierbij bewust niet nader gedefinieerd. De dringende redenen zijn per definitie gelegen in de individuele omstandigheden van de debiteur. Bij het aannemen van dringende redenen kunnen zowel financiële als niet financiële factoren een rol spelen. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan ambtshalve of op verzoek van de debiteur, besloten worden geheel of gedeeltelijk van terugvordering, verdere terugvordering, verhaal van kosten van verleende bijstand, verder verhaal van kosten van verleende bijstand, waaronder begrepen de inning van een verhaalsvordering, af te zien. Een en ander wordt vastgelegd in een beschikking. Het uitgangspunt blijft echter dat zoveel mogelijk van de schuld wordt terugbetaald.
Artikel 65. Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek
Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van (verdere) invordering van bijstand, inkomen of uitkering wordt ingetrokken of ten nadele van de debiteur gewijzigd indien:
Artikel 68. Invordering van verhaalsbijdragen
Indien debiteur een door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage of een verhaalsbesluit ingevolge artikel 62b van de Participatiewet niet voldoet, zijn de artikelen met betrekking tot betaling, aflossing, verrekening, invordering aanmaning en het dwangbevel van overeenkomstige toepassing.
Indien de onderhoudsplichtige hier niet aan voldoet, worden de achterstallige verhaalsbijdragen aangemerkt als een verhaalsvordering. Aan de onderhoudsplichtige wordt in beginsel binnen 2 weken nadat de eerste betaaltermijn is verstreken een aanmaning verzonden. De rechtsgevolgen van het in gebreke blijven worden in de aanmaning vermeld.
Bij het volharden in de weigering van de, onder 3 genoemde, betalingsverplichting neemt de gemeente in beginsel binnen 6 weken na de weigering een besluit tot verhaal in rechte en in aansluiting hierop wordt in beginsel binnen 6 weken na voornoemd besluit tot verhaal in rechte, een verzoekschrift tot vaststelling van de verhaalsbijdrage en de verhaalsvordering bij de rechtbank ingediend. In voorkomende gevallen kan een besluit op grond van artikel 62b Participatiewet genomen worden.
HOOFDSTUK 6 DEBITEURENONDERZOEK
Paragraaf 6.1 Inhoud onderzoek
Artikel 69. Te onderzoeken debiteurengegevens
Hieronder wordt omschreven welke aspecten in het debiteuren(her)onderzoek in ieder geval onderzocht dienen te worden. In voorkomende gevallen kan, naar aanleiding van gewijzigde (financiële) omstandigheden van de debiteur, besloten worden tot een gewijzigde betalingen/ of aflossingsverplichting. Tevens wordt aangegeven in welke gevallen volstaan kan worden, met een zogenaamde systeemcheck. Voorafgaand aan elk onderzoek dient een KvK, SUWI- en RDW-uitdraai (Inlichtingbureau) gemaakt te worden en indien noodzakelijk, bij de Belastingdienst een inkomens- (voor zelfstandigen) en rente-fibase opgevraagd te worden. Indien er sprake is van een onbekende verblijfplaats van de debiteur dient in elk geval een GBA-uitdraai gemaakt te worden.
De navolgende handelingen dienen verricht te worden:
In geval van een debiteuren(her)onderzoek op een onderhoudsplichtige dient de mogelijkheid te worden onderzocht om de hoogte van de verhaalsbijdrage aan te passen aan de financiële omstandigheden van de debiteur. Tevens dient onderzocht te worden of vastgelegd is wanneer de betreffende verhaalstitel(s) vervallen.
Artikel 70. Termijnen debiteuren(her)onderzoeken
Als uit het onderzoek naar de afloscapaciteit van de debiteur blijkt dat de vordering binnen een periode van 5 jaren kan worden afgelost, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste termijn voldaan dient te zijn, vindt geen onderzoek plaats. Na 5 jaar wordt gecontroleerd of de vordering is voldaan.
Als is vastgesteld dat de onderhoudsplichtige weigert de vordering te voldoen en er een executoriale titel aanwezig is en er geen mogelijkheden zijn getraceerd om de vordering door middel van beslag te innen, en de vordering is of wordt overgedragen aan een externe partner voor dwanginvordering, vindt iedere 12 maanden een heronderzoek (systeemcheck) plaats.
Als is vastgesteld dat de onderhoudsplichtige weigert de vordering te voldoen en er een executoriale titel aanwezig is en er geen mogelijkheden zijn getraceerd om de vordering door middel van beslag te innen, en overdragen van de vordering aan een externe partner wordt niet zinvol geacht, vindt iedere 3 maanden een heronderzoek (systeemcheck) plaats.
Als de draagkracht eerder op nihil is vastgesteld in een alimentatieprocedure en de gemeente heeft zich hieraan geconformeerd of als de gemeente de onderhoudsbijdrage zelf op nihil heeft vastgesteld vindt eens per 30 maanden een heronderzoek plaats als de nihilstelling het gevolg is van hoge draagkrachtbeperkende kosten of niet-financiële factoren.
Als de draagkracht eerder op nihil is vastgesteld in een alimentatieprocedure en de gemeente heeft zich hieraan geconformeerd of als de gemeente de onderhoudsbijdrage zelf op nihil heeft vastgesteld vindt eens per 12 maanden een heronderzoek (systeemcheck) plaats als de nihilstelling het gevolg is van het inkomen van onderhoudsplichtige.
HOOFDSTUK 7 OVERGANGSRECHT EN CITEERTITEL
Om te komen tot een eenduidige en uniforme uitvoering van het thans nog van toepassing zijnde debiteurenbeleid en het in te voeren nieuwe beleid, vallen alle al bestaande terugvorderings- , invorderings- en verhaalsbesluiten onder de werking van dit debiteurenplan indien dit niet leidt tot een nadelige situatie voor de debiteur. Alle terugvorderings- , invorderings- en verhaalsbesluiten die na de inwerkingtredingsdatum van het debiteurenplan zijn genomen, vallen onverkort en zonder uitzondering onder de werkingskracht van het debiteurenplan. Toekomstige wetswijzigingen werken automatisch door in de geformuleerde beleidsregels.