Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels individualisering uitkeringsnorm |
Citeertitel | Beleidsregels individualisering uitkeringsnorm |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Onbekend | 18-11-2014 Onbekend | B14.001684 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,
overwegende dat het college bevoegd is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot verlaging van de uitkering zoals is gesteld in artikel 27 en 28 van de Participatiewet. Door invoering van de Participatiewet vervalt de verordeningsplicht en de Toeslagenverordening 2013, waarin deze regels voorheen vastgesteld zijn, van rechtswege.
Vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels individualisering uitkeringsnorm
Artikel 2. Leeftijdsbepaling en individualisering
De bepalingen van deze beleidsregels gelden voor de uitkeringsgerechtigden van 18 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels individualisering uitkeringsnorm” van de gemeente Dronten.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Er is voor gekozen aan te sluiten bij begrippen die reeds zijn omschreven in de Participatiewet.
Artikel 3. Verlaging woonsituatie
De uitkering in het kader van de WWB dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Indien betrokkene geen woonlasten heeft, werd voorheen de uitkering verlaagd. Dit is met de invoering van de Participatiewet niet meer mogelijk voor mensen die onder de kostendelersnorm vallen. Om artikel 27 van de wet wel van toepassing te laten zijn op de alleenstaanden en gehuwdennorm, zonder medebewoners, zou dan oneerlijke situaties meebrengen. Gekozen is dan ook de voor rechthebbende betaalde woonlasten of niet in rekening gebrachte woonlasten te zien als inkomsten.
Onder woonlasten wordt in dit verband verstaan de huur of, als de betrokkene een eigen woning bewoont, de verschuldigde hypotheekrente en de aan het eigendom verbonden zakelijke lasten alsmede een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud (CRvB 6 november 2001, nrs 99/7 en 99/29 NABW).
Artikel 4. Verlaging schoolverlaters
De verlaging voor schoolverlaters van artikel 28 WWB is bedoeld om de schoolverlater gedurende het eerste half jaar niet in een betere financiële positie te brengen dan toen hij nog aangewezen was op studiefinanciering of een tegemoetkoming krachtens de Wtos. De verlaging bedraagt 20% van de rekennorm. Hierbij speelt de overweging een rol dat de schoolverlater financieel gestimuleerd wordt richting de arbeidsmarkt (werk boven uitkering).
Opmerking verdient nog dat bij gehuwden die beiden schoolverlater zijn, de verlaging niet verdubbeld wordt. Deze blijft dan 20%. Wel is denkbaar, dat de periode waarover de verla-ging wordt toegepast, verlengd wordt, als beide partners na elkaar schoolverlater worden.
Artikel 5. Commerciële huurprijs
Doordat er in de kostendelersnorm een uitzondering gemaakt wordt voor commerciële relaties tussen woningdelers, is het belangrijk duidelijk vast te stellen, zoals in artikel 1 en 2.
Simpelweg de kosten door het aantal bewoners delen is niet voldoende, er moet ook gecompenseerd worden voor verlies van aanspraak op regelingen, zoals aanspraak op de toeslagen van de Belastingdienst. Wanneer er een te laag bedrag gevraagd wordt, is er al snel sprake van (financiële) ondersteuning, wat niet strookt met de definitie van commerciële relatie.
De hoogte van de huurlasten is gebaseerd op het woonkostendeel, zoals voor 1 januari 2015 altijd in de toeslagenverordening en artikel 25 en artikel 27 van de WWB was vastgelegd.
Lid 4 geeft het college de mogelijkheid hier in het voordeel van de klant van af te wijken. Hierbij kan bijvoorbeeld een berekening gemaakt worden van de huurprijs op basis -van een puntensysteem.
Artikel 6. Commerciële kostgangersvergoeding
Het bedrag van kostgeld is gebaseerd op de rekenmethode van het vrij te laten bedrag in schuldregelingen, zoals vastgesteld door een commissie van rechter-commissarissen in insolventies. Deze adviseerden in 2013 een bedrag van € 8,80 per dag, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 264,00 per maand. Afgerond is dit 20% van de rekennorm. Dit maakt de uitvoering van de regeling eenvoudiger en wordt het bedrag ook jaarlijks geïndiceerd.
De leeftijdscheiding bij kinderen ligt op tien jaar, omdat onder deze leeftijd de meerkosten voor de kostgever beperkt zijn.
Is er geen sprake van een commerciële vergoeding, dan is er al snel sprake van wederzijdse zorg (financiële bijdrage in huishouden door één en zorg door ander) en daarmee samenwoning. Dit zal dan ook onderzocht worden en worden besproken met betrokkenen.
Artikel 8. Inkomsten uit huur, onderhuur of kostgeld
In artikel 5 en 6 is gesteld wat naar inschatting van het college de kosten van (onder)huur of kostgangerschap zijn. Wordt er minder ontvangen, dan verliest de verhuurder of kostgever en is er geen commerciële relatie. Wordt er meer ontvangen, dan wordt er verdiend en de verdiensten zijn inkomsten in het kader van de Participatiewet.
Het derde artikel geeft de verhuurder of kostgever de mogelijkheid aan te tonen dat deze verdiensten lager zijn.
Voorbeeld bij artikel 5, 6, en 8
Bij rekennorm van € 1300, 2 personen, beiden bijstandsuitkering
(20% is € 260 huur en € 260 kostgeld, kostgeld incl huur is € 520)
Onderhuur € 150 geen commerciële relatie, wel kostendeler.
Onderhuur € 260 commerciële relatie, geen kostendeler.
Onderhuur € 300 commerciële relatie, geen kostendeler,
Kostgeld (incl. huur) € 350 geen commerciële relatie, wel samenwoning of kostendeler.
Kostgeld (incl. huur) € 520 commerciële relatie, geen kostendeler.
Kostgeld (incl. huur) € 700 commerciële relatie, geen kostendeler,
De beleidsregels individualisering uitkeringsnorm treden in werking op 1 januari 2015. De toeslagenverordening 2013 vervalt per 1 januari 2015 voor personen die vanaf aanvang van de uitkering onder de werking van de Participatiewet vallen. De toeslagenverordening 2013 zal van rechtswege vervallen op 1 juli 2015.