Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag |
Citeertitel | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Onbekend | 18-11-2014 Onbekend | B14.001684 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,
gelet op artikel 36 van de Participatiewet;
gelet op de verordening individuele inkomenstoeslag Dronten 2015;
overwegende dat het college bevoegd is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van de verordening;
Vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels individuele inkomenstoeslag
HOOFDSTUK 1 PERSONEN DIE EEN UITKERING ONTVANGEN OP GROND VAN DE PARTICIPATIEWET, IOAW OF IOAZ
Artikel 1. Geen uitzicht op inkomensverbetering
Geen zicht op inkomensverbetering heeft:
a.de persoon of het gezin die binnen 12 maanden vanaf de peildatum naar verwachting géén mogelijkheden heeft om inkomen uit of in verband met arbeid of als zelfstandige te verwerven dat hoger is dan het wettelijk minimumloon.
HOOFDSTUK 2 PERSONEN DIE GÉÉN UITKERING ONTVANGEN OP GROND VAN DE PARTICIPATIEWET, IOAW OF IOAZ
De individuele inkomenstoeslag is een extra tegemoetkoming voor personen die langdurig moeten rondkomen met een laag inkomen en geen zicht hebben op inkomensverbetering. Daarmee is het de opvolger van de huidige langdurigheidstoeslag.
De gemeenteraad heeft op 30 oktober 2014 de Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 vastgesteld.
Artikel 36 van de Participatiewet stelt als voorwaarde dat het recht op een individuele inkomenstoeslag alleen bestaat indien er géén zicht is op inkomensverbetering.
Het college kan nadere regels te stellen ten aanzien van het begrip: uitzicht op inkomensverbetering. Wie heeft wel en wie heeft geen zicht op inkomensverbetering? In deze beleidsregels worden de criteria voor deze beoordeling neergelegd.
Enkel de bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
Ten behoeve van de uitvoering is onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden.
De reden hiervan is dat van de groep uitkeringsgerechtigden bekend is wat hun inkomen is in de referteperiode. Daarnaast is deze groep ingedeeld bij een re-integratieconsulent die kan aangeven wat het uitzicht is op inkomensverbetering.
Dit geldt niet voor de niet-uitkeringsgerechtigden. De doelgroep is anders (b.v. volledig arbeidsongeschikten) en ook het onderzoek naar inkomen, vermogen en uitzicht op inkomensverbetering moet nog volledig worden uitgevoerd.
Als volgens het oordeel van de re-integratieconsulent het voor een persoon of een gezinslid niet mogelijk is om binnen 12 maanden vanaf de peildatum naar verwachting een inkomen van tenminste het wettelijk minimumloon te verwerven, dan is er géén zicht op inkomensverbetering. Als verwerving van dit inkomen wel mogelijk is maar als gevolg van gedragingen van de uitkeringsgerechtigde wordt belemmerd, dan valt deze persoon onder artikel 2 van deze beleidsregels.
Bij de beoordeling wordt dus rekening gehouden met de krachten en bekwaamheden van de uitkeringsgerechtigde en met de inspanningen die zijn verricht om tot inkomensverbetering te komen.
Overige uitkeringsgerechtigden hebben in principe wel zicht op inkomensverbetering.
Als er een boete is opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht mét benadelingsbedrag dan heeft de aanvrager altijd beschikt over een inkomen dat hoger is dan de bijstandsnorm. Meestal is er dan sprake van het verzwijgen van inkomen uit arbeid, vermogen of verandering in woonsituatie.
Een volledig arbeidsongeschikte alleenstaande (ouder) heeft per definitie geen zicht op betaalde arbeid en de daarmee samenhangende inkomensverbetering.
De situatie voor gehuwden is lastiger te bepalen. De echtgenoot die de arbeids-ongeschiktheidsuitkering ontvangt heeft per definitie geen zicht op inkomensverbetering. Dit geldt niet voor de andere echtgenoot. Deze kan uitzicht hebben op inkomensverbetering, maar er voor te kiezen thuis te blijven. De beoordeling van de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie van deze echtgenoot vindt plaats door de re-integratieconsulent.
Uiteraard geldt voor deze groep wel dat ze mogelijkerwijs beschikken over een inkomen dat hoger is dan 110% van het minimumloon of dat ze beschikken over vermogen waardoor op die gronden geen recht op de individuele inkomenstoeslag bestaat.
Personen die een opleiding volgen als bedoeld in de WTOS, of een studie volgen of kunnen volgen als bedoeld in de WSF 2000 worden geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben.
Als er een boete is opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht mét benadelingsbedrag dan heeft de aanvrager altijd beschikt over een inkomen dat hoger is dan de bijstandsnorm. Meestal is er dan sprake van het verzwijgen van inkomen uit arbeid, vermogen of verandering in woonsituatie.