Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlissingen

Regeling melding vermoeden misstanden gemeente Vlissingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlissingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling melding vermoeden misstanden gemeente Vlissingen
CiteertitelRegeling melding vermoeden misstanden gemeente Vlissingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 15:2 CAR/UWO

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-201408-08-2018Onbekend

27-11-2014

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling melding vermoeden misstanden

gemeente Vlissingen

 

Vastgesteld door het college van B&W te Vlissingen op 25 november 2014.

 

Burgemeester en wethouders van Vlissingen;

 

  • -

    gelet op artikel 15:2 van de CAR/UWO van de gemeente Vlissingen;

  • -

    gelet op de artikel 125 Ambtenarenwet;

  • -

    gelet op de overeenstemming in de commissie voor het Georganiseerd Overleg te Vlissingen;

 

besluiten:

 

vast te stellen het navolgend  

 

“Regeling melding vermoeden misstanden gemeente Vlissingen”

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

 

  • -

    College: burgemeester en wethouders van Vlissingen;

 

  • -

    Algemeen directeur: de functionaris als bedoeld in het “Organisatiebesluit gemeente Vlissingen 2009” dan wel zijn plaatsvervanger;

 

  • -

    Extern meldpunt: de Onderzoeksraad Integriteit Overheid (OIO).

 

  • -

    Melder: de medewerker die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze regeling.

 

  • -

    Melding: de melding van een vermoeden van een misstand door de melder.

 

  • -

    Vermoeden van een misstand: een vermoeden van:

 

  • -

    Vertrouwenspersoon: de functionaris als VertrouwensPersoon Integriteit benoemd door het college;

  • o

    schending van wettelijke voorschriften of beleidsregels;

  • o

    een gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu;

  • o

    een onbehoorlijke wijze van functioneren die een gevaar vormt voor het goed functioneren van de openbare dienst.

 

Artikel 2. Bescherming van de melder

  • 1.

    Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming, dat zijn in ieder geval de leidinggevende, de vertrouwenspersoon en het externe meldpunt.

  • 2.

    De medewerker zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan:

    • a.

      het verlenen van ongevraagd ontslag;

    • b.

      het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

    • c.

      het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

    • d.

      de opgelegde benoeming in een andere functie;

    • e.

      het treffen van disciplinaire maatregelen;

    • f.

      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    • g.

      het onthouden van promotiekansen;

    • h.

      het afwijzen van een verlofaanvraag;

voor zover dit redelijkerwijs verband houdt met de door de melder gedane melding van een vermoeden van een misstand.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

  • 4.

    Het bepaalde in lid 2 en 3 van dit artikel geldt ook voor de medewerker die te goeder trouw een vermoeden van een misstand in een andere organisatie dan die van de gemeente Vlissingen, volgens de in die organisatie geldende regels, bij die organisatie heeft gemeld. De bescherming geldt alleen als de medewerker:

  • -

    uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt;

  • -

    uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

  • -

    het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;

  • -

    zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem of haar zijn gemaakt door het college.

  • 5.

    De medewerker heeft recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goede trouw melden van een vermoeden van een misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie, tijdens en/of na het volgen van deze regeling. Deze juridische bijstand wordt gefinancierd door de gemeente Vlissingen.

 

Artikel 3. De vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college wijst een of meer vertrouwenspersonen aan.

  • 2.

    De vertrouwenspersoon heeft tot taak de melder te adviseren.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon maakt jaarlijks een geanonimiseerd verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen. Dit verslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

  • 4.

    De vertrouwenspersoon geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met het vijfde lid, tegen benadeling van zijn rechtspositie als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

 

Artikel 4. Het externe meldpunt

  • 1.

    Het college wijst als extern meldpunt aan de Onderzoeksraad Integriteit Overheid.

  • 2.

    De Onderzoeksraad Integriteit Overheid heeft tot taak een door de melder gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het college daarover te adviseren.

 

 

Hoofdstuk 2 Interne meldingsprocedure

 

Artikel 5. Melding

  • 1.

    De medewerker doet een melding bij zijn leidinggevende, bij de vertrouwenspersoon of, indien daartoe aanleiding bestaat, rechtstreeks bij het externe meldpunt.

  • 2.

    Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

 

Artikel 6. Melding door een ex-medewerker

De ex-medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente Vlissingen bij een vertrouwenspersoon. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van medewerker kennis heeft gekregen van het vermoeden.

 

Artikel 7. Informeren van het college

De leidinggevende of de vertrouwenspersoon bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat het college onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

 

 

Artikel 8. Ontvangstbevestiging door het college

  • 1.

    Het college zendt aan de melder of de vertrouwenspersoon bij wie het vermoeden van een misstand is gemeld een ontvangstbevestiging. In het laatste geval stuurt de vertrouwenspersoon de ontvangstbevestiging door aan de melder. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en de datum waarop de melder het vermoeden heeft gemeld.

  • 2.

    Het college informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat de identiteit van de melder die overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 of 6 een melding heeft gedaan, niet verder bekend wordt dan noodzakelijk is voor de behandeling van de melding.

 

Artikel 9. Onderzoek door het college

  • 1.

    Het college stelt na ontvangst van de melding onverwijld een onderzoek in.

  • 2.

    Het onderzoek wordt niet verricht door een persoon die mogelijk betrokken is of is geweest bij de vermoede misstand.

  • 3.

    Het college kan een deskundige raadplegen.

 

Artikel 10. Standpunt en kennisgeving door het college

  • 1.

    Het college stelt de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan binnen tien weken na ontvangst van de melding schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

  • 2.

    Indien niet binnen tien weken een standpunt kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan voordat deze termijn is verstreken daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het college kan het advies met ten hoogste vier weken verdagen.

 

Hoofdstuk 3 Externe meldingsprocedure

 

Artikel 11. Melding bij het externe meldpunt

  • 1.

    De melder kan zijn vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het externe meldpunt, indien:

    • a.

      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 10;

    • a.

      hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne meldingsprocedure in de weg staan, kan de melder het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het externe meldpunt.

  • a.

    De melding bij het externe meldpunt bevat ten minste:

  • b.

    naam en adres van de melder;

  • c.

    de organisatie waar de betrokkene werkzaam is of is geweest;

  • d.

    de organisatie waarop de melding betrekking heeft;

  • e.

    de omschrijving van de misstand die wordt vermoed;

  • f.

    de reden van melding aan het externe meldpunt.

 

 

Artikel 12. Ontvangstbevestiging

  • 1.

    Het externe meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de melder:

  • 2.

    Het externe meldpunt draagt er zorg voor dat het college op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

  • 3.

    Het externe meldpunt informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het externe meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.

 

Artikel 13. Niet ontvankelijkheid

  • 1.

    Het externe meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

  • a.

    er geen sprake is van een misstand of van een misstand van voldoende gewicht;

  • b.

    de medewerker niet aantoont dat hij het vermoeden eerst intern aan de orde heeft gesteld volgens deze regeling, tenzij zwaarwegende belangen toepassing van de interne procedure in de weg staan;

  • c.

    de medewerker het vermoeden intern aan de orde heeft gesteld volgens deze regeling, maar de termijn waarbinnen het college een inhoudelijk standpunt omtrent het vermoeden van een misstand dient te geven, nog niet verstreken is;

  • d.

    geen sprake is van een medewerker zoals bedoeld in deze regeling;

  • e.

    de melding niet binnen redelijke termijn is ontvangen nadat de medewerker op de hoogte is gesteld van het standpunt van het college.

  • 2.

    Indien de melding niet ontvankelijk is, stelt het externe meldpunt de melder of vertrouwenspersoon en het college hiervan binnen vier weken op de hoogte.

 

Artikel 14. Onderzoek door het externe meldpunt

  • 1.

    Wanneer de melding ontvankelijk is, kan het meldpunt indien dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is een onderzoek instellen.

  • 2.

    Ten behoeve van het onderzoek genoemd in het eerste lid is het externe meldpunt gerechtigd bij het college alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het college verschaft het externe meldpunt alle inlichtingen

  • 3.

    Het externe meldpunt kan een deskundige raadplegen.

  • 4.

    Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het externe meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het externe meldpunt meegedeeld. Het externe meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

 

 

Artikel 15. Advies en kennisgeving door het externe meldpunt

  • 1.

    Het externe meldpunt legt binnen acht weken na ontvangst van de melding zijn bevindingen neer in een advies aan het college. Het externe meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan.

  • 2.

    Indien niet binnen acht weken een advies kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan alsmede het college voordat deze termijn is verstreken daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het externe meldpunt kan het advies met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 3.

    Het advies wordt, in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het externe meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, door het externe meldpunt openbaar gemaakt op een wijze die het externe meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

  • 4.

    Het externe meldpunt maakt zijn advies niet openbaar voordat het standpunt van het college, bedoeld in artikel 16 van deze regeling, is ontvangen, of er twee weken zijn verstreken sinds het advies is gegeven.

 

Artikel 16. Standpunt college naar aanleiding van het advies van het externe meldpunt

  • 1.

    Het college stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies het externe meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt en de eventuele consequenties die het daaraan verbindt.

  • 2.

    Het externe meldpunt zal het standpunt van het college aan de melder doen toekomen.

  • 3.

    Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

 

Artikel 17. Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het externe meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2.

    In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    • b.

      het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

    • c.

      het aantal onderzoeken dat het externe meldpunt heeft verricht;

    • d.

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het externe meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3.

    Dit jaarverslag wordt aan het college en de ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

 

 

Artikel 18. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als 'Regeling melding vermoeden misstanden gemeente Vlissingen' en treedt in werking met ingang van 1 december 2014.

  • 2.

    De 'Regeling klokkenluiders gemeente Vlissingen 2004' wordt met ingang van 1 december 2014 ingetrokken.

 

 

Vlissingen, 27 november 2014

 

Burgemeester en wethouders van Vlissingen

 

 

de secretaris,

 

 

 

de burgemeester,

drs. H.W. Moerdijk RA

A.M. Demmers-van der Geest