Organisatie | Horst aan de Maas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening premies Participatiewet gemeente Horst aan de Maas |
Citeertitel | Verordening premies Participatiewet gemeente Horst aan de Maas |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Participatiewet |
Geen
Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Horst aan de Maas, de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Nieuwe regeling | 16-12-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 24-12-2014 | Onbekend |
Bijlage van gemeenteblad 2014, no. 122.E.
De raad van de gemeente Horst aan de Maas;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014, gemeenteblad 2014, no. 122.E;
gelet op het bepaalde in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Horst aan de Maas, de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en op het bepaalde in de Gemeentewet;
Verord ening premies Participatiewet gemeente Horst aan de Maas
In deze verordening wordt verstaan onder:
minimumloon: het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon of, indien het een werknemer jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de genoemde wet, beide vermeerderd met de daarover berekende vakantietoeslag, bedoeld in artikel 15 van die wet;
startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
additionele arbeid: door bijstandsgerechtigden die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt vanwege een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces, onder verantwoordelijkheid van het college, in het kader van de arbeidsinschakeling te verrichten werkzaamheden. Deze werkzaamheden zijn primair gericht op het bevorderen van de mogelijkheden van de betrokkene om uit de bijstand te stromen naar reguliere arbeid en niet primair op het realiseren van het bedrijfsdoel van degene voor wie zij deze werkzaamheden verrichten. Daarbij kunnen de werkzaamheden niet het karakter hebben van gewone productieve arbeid en houdt additionaliteit in dat het een speciaal gecreëerde functie betreft of een reeds bestaande functie die een uitkeringsgerechtigde alleen met speciale begeleiding kan verrichten;
sociale activering/vrijwilligerswerk: activiteiten in het kader van vrijwilligerswerk of sociale activering als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling, of, als dat nog niet mogelijk is, gericht op maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement waarmee uiteindelijk arbeidsinschakeling kan worden bevorderd. De activiteiten hebben als doel de uitkeringsgerechtigde werkritme op te laten bouwen of te behouden;
De overige begrippen in deze verordening worden in dezelfde betekenis gehanteerd als in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.
Er kan door het college een premie worden verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde die als onderdeel van een traject activiteiten in het kader van sociale activering of vrijwilligerswerk verricht gericht op arbeidsinschakeling, of, als dat nog niet mogelijk is, gericht op maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement waarmee uiteindelijk arbeidsinschakeling kan worden bevorderd.
De uitkeringsgerechtigde dient de activiteiten in het kader van sociale activering of vrijwilligerswerk te hebben verricht, zodanig dat hij hiermee naar het oordeel van het college heeft bijgedragen aan zijn arbeidsinschakeling.
De hoogte van de premie wordt voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden waarvan een der echtgenoten voldoet aan de voorwaarden gesteld op 10% van het bedrag vermeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de Participatiewet per dagdeel per week dat men de arbeid verricht, met een maximum van 60%.
Bij gehuwden waarvan beide partners voldoen aan de voorwaarden worden de dagdelen waarop men arbeid verricht bij elkaar opgeteld. De hoogte van de premie wordt gesteld op 10% van het bedrag vermeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de Participatiewet per dagdeel dat men de arbeid verricht met dien verstande dat vanaf 8 dagdelen de premie wordt gemaximeerd op 75%.
Er kan door het college een premie worden verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde die onbeloonde additionele arbeid verricht en die behoort tot de doelgroep zoals omschreven in lid 1, 9 of 10 van artikel 10a van de Participatiewet.
De uitkeringsgerechtigde dient onbeloonde additionele arbeid te hebben verricht zodanig dat hij hiermee naar het oordeel van het college heeft bijgedragen aan zijn arbeidsinschakeling.
De hoogte van de premie wordt voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden waarvan een der echtgenoten voldoet aan de voorwaarden gesteld op 10% van het bedrag vermeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de Participatiewet per dagdeel per week dat men de arbeid verricht, met een maximum van 60%.
Bij gehuwden waarvan beide partners voldoen aan de voorwaarden worden de dagdelen waarop men arbeid verricht bij elkaar opgeteld. De hoogte van de premie wordt gesteld op 10% van het bedrag vermeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de Participatiewet per dagdeel dat men de arbeid verricht met dien verstande dat vanaf 8 dagdelen de premie wordt gemaximeerd op 75%.
Premie werkstage/proefplaatsing
Er kan door het college een premie verstrekt worden aan de uitkeringsgerechtigde die als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling in een werkstage/proefplaatsing werkzaam is.
De uitkeringsgerechtigde dient in een werkstage/proefplaatsing werkzaamheden te hebben verricht zodanig dat hij hiermee naar het oordeel van het college heeft bijgedragen aan zijn arbeidsinschakeling.
De hoogte van de premie wordt voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden waarvan een der echtgenoten voldoet aan de voorwaarden gesteld op 10% van het bedrag vermeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de Participatiewet per dagdeel per week dat men de arbeid verricht, met een maximum van 60%.
Bij gehuwden waarvan beide partners voldoen aan de voorwaarden worden de dagdelen waarop men arbeid verricht bij elkaar opgeteld. De hoogte van de premie wordt gesteld op 10% van het bedrag vermeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de Participatiewet per dagdeel dat men de arbeid verricht met dien verstande dat vanaf 8 dagdelen de premie wordt gemaximeerd op 75%.
Er kan door het college een premie verstrekt worden aan de uitkeringsgerechtigde die blijkens een (medisch) onderzoek blijvend is aangewezen op deeltijdwerk,dan wel aan de uitkeringsgerechtigde die als alleenstaande ouder van wie het jongste kind jonger is dan 12 jaar, naar het oordeel van het college om die reden is aangewezen op arbeid in deeltijd.
De uitkeringsgerechtigde dient algemeen geaccepteerde deeltijdarbeid in dienstbetrekking te hebben verricht dan wel arbeid hebben verricht in een deeltijd-dienstbetrekking, zodanig dat hij hiermee naar het oordeel van het college heeft bijgedragen aan zijn arbeidsinschakeling.
De hoogte van de premie wordt voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden waarvan een der echtgenoten voldoet aan de voorwaarden gesteld op 10% van het bedrag vermeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de Participatiewet per dagdeel per week dat men de arbeid verricht, met een maximum van 60%.
Bij gehuwden waarvan beide partners voldoen aan de voorwaarden worden de dagdelen waarop men arbeid verricht bij elkaar opgeteld. De hoogte van de premie wordt gesteld op 10% van het bedrag vermeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de Participatiewet per dagdeel dat men de arbeid verricht met dien verstande dat vanaf 8 dagdelen de premie wordt gemaximeerd op 75%.
Artikel 19. Cumulatie van premies
Er vindt geen cumulatie plaats van de inkomstenvrijlating ex artikel 31, tweede lid, onder n of r, van de Participatiewet en de deeltijdpremie zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze verordening. In geval de inkomensvrijlating is toegepast bestaat er geen recht meer op een deeltijdpremie zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze verordening.
Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.
Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing ervan voor een of meer uitkeringsgerechtigden of werkgevers gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepaling(en) te dienen doelen, dan wel leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 16 december 2014.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
ir. C.H.C. van Rooij
De griffier,
mr. R.J.M. Poels
De verordening premies Participatiewet heeft een tweeledig doel.
Op de eerste plaats willen we het daadwerkelijk participeren in de vorm van werk of meedoen stimuleren door hiervoor premies te verstrekken. We vinden tevens dat méér werken of méér meedoen ook moet leiden tot méér premie. Vandaar dat we de hoogte van de premie afhankelijk hebben gesteld van het aantal dagdelen dat men actief is; hetzij via werk, hetzij via meedoen.
Met de verordening premies Participatiewet geven we tevens invulling aan het zgn. activerend minimabeleid.
De algemene beleidsregels inkomensondersteuning van de gemeente Horst aan de Maas kent de mogelijkheid van het verstrekken van een bijdrage voor de maatschappelijke participatie. Deze bijdrage is o.a. bedoeld voor deelname aan sportactiviteiten, culturele activiteiten en eigen bijdragen voor inloop/huiskamer en laagdrempelige dagbesteding.
Op basis van het activerend minimabeleid ontvangen uitkeringsgerechtigden (Participatiewet, Ioaw, Ioaz) van 21 jaar of ouder niet zondermeer een bijdrage voor de maatschappelijke participatie, maar kunnen deze in de vorm van een premie ingevolge de Verordening premies Participatiewet ‘verdienen’.
Concreet hebben we geregeld dat alleen uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot werk en die naar inschatting van het college niet binnen 12 maanden in aanmerking kunnen komen voor een premie, recht hebben op de bijdrage voor de maatschappelijke participatie.
Alle overige uitkeringsgerechtigden hebben dus geen recht op de bijdrage voor de maatschappelijke participatie, maar kunnen hun inkomen ophogen door een premie te verdienen met het verrichten van activiteiten zoals opgenomen in deze verordening.
Uitkeringsgerechtigden die een premie kunnen verdienen, maar weigeren om de activiteiten te verrichten die daarvoor noodzakelijk zijn, ontvangen geen premie maar ook geen bijdrage voor de maatschappelijke participatie.