Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zevenaar

nr 05.07 Verordening brandveiligheid en hulpverlening gemeente Zevenaar 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZevenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingnr 05.07 Verordening brandveiligheid en hulpverlening gemeente Zevenaar 2005
CiteertitelVerordening brandveiligheid en hulpverlening gemeente Zevenaar 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en (brand)veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Brandweerwet 1985 1985, art. 1, lid 2, art 12, Woningwet art 8.11 lid 3, Wet milieubeheer art. 8.40, Gemeentewet art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Voorschriften in brandbeveiligingsverordening, Voorschriften in Bouwverordening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-01-200501-10-2010nieuwe regeling bij gemeentelijke herindeling

03-01-2005

Zevenaar Post, 19-1-2005

05-003
nieuwe regeling

24-01-2001

onbekend

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

nr 05.07 Verordening brandveiligheid en hulpverlening gemeente Zevenaar 2005

De raad van de gemeente Zevenaar;

 

Gelezen het voorstel van de colleges burgemeester en wethouders van Angerlo en Zevenaar, verenigd in de stuurgroep herindeling Angerlo en Zevenaar d.d. 21 december 2004;

Gelet op het bepaalde in artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, artikel 8, tweede lid, van de Woningwet, artikel 8.11, derde lid, en 8.40 van de Wet milieubeheer en artikel 149 van de Gemeentewet;

Overwegende dat:

burgemeester en wethouders de zorg hebben voor:

  • a.

    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • b.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen, tot de taak van de brandweer behoort;

burgemeester en wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de gemeentelijke brandweer verricht;

de Brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

de Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;

de Wet milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, onder meer door de brandveiligheid te bevorderen;

het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen;

BESLUIT:

vast te stellen de

Verordening brandveiligheid en hulpverlening gemeente Zevenaar 2005

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a repressieve taken:

  • 1.

    het beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • 2.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

  • 3.

    de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

    b preventieve taken:

  • 1.

    het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • 2.

    de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet Rampen en Zware Ongevallen;

  • 3.

    de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen;

  • 4.

    de uitvoering van de Brandbeveiligingsverordening.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Burgemeester en wethouders beschikken over een gemeentelijke brandweer.

Artikel 3 Taken brandweer

De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 5 aan de regionale brandweer opgedragen taken, uit:

  • 1.

    de feitelijke uitvoering van de preventieve en repressieve taken;

  • 2.

    andere dan de onder 1 genoemde werkzaamheden, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, te weten:

    a het beperken en bestrijden van milieu-incidenten;

    b het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen indien de veiligheid direct in gevaar is;

    c het beperken van overlast door extreme weersomstandigheden;

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad eenmaal per vier jaar een plan voor op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken uitvoering zal worden gegeven (het Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening).

  • 2.

    Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van de financiële en personele middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de preventieve en repressieve taken.

Artikel 5 Regionale taken

Naast de in artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 opgedragen taken, zijn de volgende taken van de gemeentelijke brandweer aan de regionale brandweer overgedragen:

  • -

    de alarmering van de gemeentelijke brandweer;

  • -

    het realistisch oefenen van bevelvoerders en officieren;

  • -

    advisering met betrekking tot centrale inkoopfunctie en voorlichting.

Artikel 6 Personeel

  • 1.

    Het personeel van de gemeentelijke brandweer met preventieve en/of repressieve taken bestaat tenminste uit:

    beroepspersoneel: 1 commandant

    1 officier preparatie

    1 medewerker preparatie

    2 medewerker preventie

    1 beleidsmedewerker brandweer en rampenbestrijding

    vrijwilligerspersoneel:

    • -

      Post Zevenaar: 1 postcommandant

      1 plaatsvervangend postcommandant

      6 onderofficieren

      36 (hoofd)brandwachten

    • -

      Post Angerlo: 1 postcommandant

      1 plaatsvervangend postcommandant

      4 onderofficieren

      12 (hoofd)brandwachten

  • 2.

    Ten aanzien van individuele functies en/of specialismen kan in samenwerking met één of meer andere gemeenten, c.q. in samenwerking met de regionale brandweer worden voorzien op basis van een convenant.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel, die voor de taakuitoefening noodzakelijk zijn.

Artikel 8 Instructie commandant

De commandant heeft de algemene leiding en het bevel over de brandweer, overeenkomstig de voor hem door burgemeester en wethouders vastgestelde instructies.

Artikel 9 Materieel

  • 1.

    Het materieel van de gemeentelijke brandweer bestaat tenminste uit:

    • -

      Post Zevenaar: 2 tankautospuiten

      1 hulpverleningsvoertuig

      1 redvoertuig (hoogwerker)

      1 motorspuitaanhanger

      1 milieu-aanhanger

      1 personeels-/verbindingsvoertuig

      1 dienstvoertuig (officier van dienst)

      1 commandovoertuig (commandant van dienst)

    • -

      Post Angerlo: 1 tankautospuit

      1 personeels-/materieelwagen

      1 motorspuitaanhanger

      1 aanhanger met brandweerboot (samen met politie Gelderland-Midden)

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen de plaats waar en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de brandweer worden ondergebracht.

  • 3.

    Ten aanzien van het materieel kan in samenwerking met één of meer andere gemeenten, c.q. in samenwerking met de regionale brandweer worden voorzien op basis van een convenant.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Artikel 11 Citeertitel en in werking treden

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening brandveiligheid en hulpverlening gemeente Zevenaar 2005.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 5.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordering Brandveiligheid & hulpverlening gemeente Zevenaar 2001, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 24 oktober 2001, zoals deze sedertdien is gewijzigd.

 

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zevenaar

 

in zijn openbare vergadering van

3 januari 2005

De griffier, De burgemeester,

 

 

Toelichting verordening brandveiligheid en hulpverlening gemeente Zevenaar 2005
  •  

    A Algemene toelichting

    Leeswijzer

    Hieronder komt eerst in algemene zin de taak van de gemeente aan de orde (2.2). Daarna worden de grenzen die bij brand(on)veiligheid bereikt worden, aangegeven (2.3). Vervolgens worden argumenten gegeven om thans naast de brandrepressie ook de zorg voor de brandpreventie in een door de gemeenteraad vastgesteld beleidsplan vast te leggen (2.4). De wettelijke regelingen op het gebied van de brandveiligheid komen daarna aan de orde (2.5 en 2.6). In de bijlagen zijn tot slot voor nadere informatie en ondersteuning de volgende onderwerpen opgenomen:

    • -

      bijlage 1, een matrix waarin de relatie tussen de brandbeveiligingsmaatregelen en -voorzieningen en de bevoegdheden van het rijk en de gemeenten is aangegeven;

    • -

      bijlage 2, een analyse van brandonveiligheid en een matrix, waarin de relatie tussen fasen van brand en de bevoegdheden van gemeenten is aangegeven;

    • -

      bijlage 3, aandachtspunten voor het opstellen van een beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening;

    • -

      bijlage 4, een overzicht van de rechtspositie en aanverwante zaken van de vrijwillige en beroepsbrandweer.

    Taken van de gemeente bij brandveiligheid

    Het bevorderen van de veiligheid van de burgers is een van de oudste kerntaken van de gemeentelijke overheid. Vanouds rekenen de gemeenten het tot hun taak om binnen het kader van de openbare veiligheid de brandveiligheid te behartigen. De invulling daarvan is afhankelijk van politieke en bestuurlijke besluitvorming. De middelen die de gemeenten hiervoor beschikbaar stellen worden in hoge mate bepaald door de maatschappelijke beleving van brand(on)veiligheid. Er bestaat echter over het algemeen overeenstemming over de vraag wat er onder brandveiligheid wordt verstaan, namelijk dat het ongewenst is dat er slachtoffers vallen door brand (zowel bij de bevolking als bij de brandweer) en dat een brand onbeheersbaar wordt en niet meer valt te blussen. Elke gemeente beschikt daarom bijvoorbeeld over een brandweerkorps dat in staat is zo nodig mensen te redden uit noodsituaties en branden te blussen. Ook stelt de overheid in diverse wetten vergunningen verplicht voor het brandveilig bouwen en gebruiken van bouwwerken.

    Grenzen van brand(on)veiligheid

    In absolute zin kunnen brand en ongevallen bij brand niet worden voorkomen. De overheid tracht wel zo weinig mogelijk brand en ongevallen bij brand te laten plaatsvinden. Uiteraard is elk slachtoffer dat valt bij een brand er een te veel en is elke schade die een brand aanricht kapitaalvernietiging. Een zeker (gering) aantal slachtoffers en een zekere brandschade worden evenwel door de maatschappij als onvermijdelijk beschouwd. Een afwijking van een min of meer geaccepteerd niveau van brandveiligheid wordt niet aanvaard. De brand in een pension in Den Haag bijvoorbeeld waarbij in 1992 elf doden vielen, was voor de gemeente Den Haag aanleiding het beleid met betrekking tot de brandveiligheid verder aan te scherpen. Bij grote financiele schade ziet men een vergelijkbare reactie van brandschadeverzekeraars. Maar te zware brandveiligheidseisen accepteert de maatschappij ook niet. Deze worden algauw als onnodig in de zin van overdreven en te duur ervaren. Dit laatste behoeft overigens een nuancering: situaties waar men zelf invloed kan uitoefenen (zoals thuis) worden als minder bedreigend ervaren dan situaties waar men onbekend is. Men verwacht in een hotel bijvoorbeeld - een door de overheid te controleren - hoger brandveiligheidsniveau dan thuis.

    Beleidsplan: samenhang tussen brandpreventie en brandrepressie

    De mate van brandveiligheid of het brandveiligheidsniveau in een gemeente wordt in hoofdzaak bepaald door de inzet van de brandweer en de wijze waarop een gemeente uitvoering geeft aan de regelgeving ten behoeve van de brandpreventie. Brandpreventie en brandrepressie maken in samenhang deel uit van de zogenoemde veiligheidsketen, die bij de eerste integrale veiligheidsrapportage van het Ministerie van binnenlandse Zaken in 1993 werd geïntroduceerd: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. [1] Brandveiligheidsbeleid maakt ook deel uit van de Nota Veiligheidsbeleid 1995-1998 die het kabinet aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. [2] Brandveiligheid is een ingewikkelde materie. Het Ministerie van binnenlandse zaken heeft zogenoemde brandbeveiligingsconcepten opgesteld om inzicht te krijgen in de vele krachten die invloed hebben op de brandveiligheid en om hun onderling verband aan te geven. Deze concepten zijn opgesteld langs de lijn van de hierboven beschreven veiligheidsketen. Die relatie tussen brandpreventie (waaronder pro-actie) en de blus- en redkracht van de brandweer (waaronder preparatie) is ook het uitgangspunt van de brandbeveiligingsconcepten. De brand in het eerder genoemde Haagse pension was voor het Ministerie van binnenlandse zaken aanleiding om in overleg met het toenmalige Ministerie van welzijn, volksgezondheid en cultuur en de VNG een onderzoek te doen naar de wijze waarop gemeenten de wettelijke taken op het gebied van de brandpreventie uitvoeren. Uit het in 1994 door SGBO verrichte onderzoek is gebleken dat het belangrijk is dat gemeenten aangeven op welke wijze zij hun verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid gestalte geven. Zij kunnen dat het beste doen in de vorm van een (beleids)plan in relatie tot de organisatie, het beheer en de taak van de brandweer. [3] De publicatie van het Ministerie van binnenlandse zaken over 'De brandweer en integrale veiligheid' [4] geeft ook aan dat het in samenhang beoordelen van brandpreventie en brandrepressie en een planmatige aanpak van brandpreventie noodzakelijk zijn: 'Oorspronkelijk was de brandweer uitsluitend gericht op het bestrijden van brand. Bij brand werd steeds de hulp van de brandweer ingeroepen. Bijgevolg verkreeg het brandweerpersoneel een unieke kennis over en ervaring met brand en brandgevaar. Vanuit die kennis bleek dat de noodsituaties vaak hadden kunnen voorkomen, als vooraf enige (eenvoudige) maatregelen zouden zijn genomen. Doordat de slachtoffers onbekend waren met brandrisico's, lieten ze zulke maatregelen eenvoudigweg na. De brandweerorganisatie zelf beschikt niet over instrumenten waarmee ze maatregelen kan treffen ter beheersing van de brandveiligheid, behalve dan door blussen. Het bestuur beschikt wel over instrumenten waarmee het niveau van brandveiligheid kan worden verhoogd. Onder invloed van de brandweer is het bestuur die instrumenten gaan gebruiken voor de beheersing van de brandveiligheid. Zo is het brandpreventiebeleid van de grond gekomen. Daar waar toegepast is brandpreventie als instrument zeer succesvol gebleken en dient daarom - waar mogelijk - zeker verder te worden ontwikkeld.' In het 'Samenwerkingsprotocol afstemming programma's op het terrein van het integrale veiligheidsbeleid' tussen de Ministeries van binnenlandse zaken en van justitie en de VNG is afgesproken dat de VNG [5] in samenwerking met het Ministerie van binnenlandse zaken een model zal ontwikkelen ter bevordering van het brandveiligheidsbeleid. Bovenstaande ontwikkelingen geven de noodzaak aan van een gemeentelijk beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening. In bijlage 3 zijn aandachtspunten opgenomen voor het opstellen van zo'n beleidsplan.

    Wetgeving voor gemeenten

    De wetgever heeft de taken en bevoegdheden van gemeenten neergelegd in een viertal wetten, die - op het terrein van brandveiligheid en hulpverlening - elk hun eigen doelstelling hebben, te weten: - de Gemeentewet, waarin naast de algemeen verordenende bevoegdheid voor onder meer het onderwerp brandveiligheid ook het opperbevel van de burgemeester is geregeld; - de Brandweerwet, met het doel de brandveiligheid - in het bijzonder de organisatie van de brandweer - in algemene zin te regelen; - de Woningwet, met het doel het brandveilig bouwen en gebruiken van brandveilige bouwwerken te bevorderen; - de Wet milieubeheer, met het doel het milieu te beschermen, ook tegen de gevolgen van brand. Laatstgenoemde wet is van toepassing op zogenoemde inrichtingen waarmee zowel bouwwerken als 'niet-bouwwerken' (bijvoorbeeld aangemeerde hotelboten, feesttenten, open terreinen en dergelijke) worden bedoeld. Voor de brandveiligheid betekent dit dat voorzieningen moeten worden getroffen om nadelige gevolgen van brand voor het milieu als gevolg van werkzaamheden en de opslag van stoffen te vermijden. Ten behoeve van een duidelijke organisatie met betrekking tot het stellen van eisen voor de brandveiligheid gaan wij ervan uit dat de gemeente op grond van deze wet alleen eisen zal stellen als dat niet mogelijk is op grond van de Woningwet. De Woningwet heeft immers de brandveiligheid in het bijzonder tot doel en de Wet milieubeheer heeft dit 'slechts' in relatie tot het milieu. Bovendien kan in preventieve zin het bestemmingsplan (Wet op de ruimtelijke ordening) een bijdrage leveren aan de brandpreventie bij het aanwijzen van bestemmingen.

    Uitvoering wetgeving door het rijk

    Een vijfde wet waarin brandveiligheid een rol speelt is de Arbeidsomstandighedenwet. De uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet is evenwel niet opgedragen aan gemeenten. Deze wet wordt hier genoemd, omdat op grond van de Arbeidsomstandighedenwet de Inspectiedienst van het Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid (Inspectiedienst SZW) brandpreventie-eisen kan stellen ten behoeve van werknemers en bezoekers. Daarnaast is deze wet van belang omdat op grond hiervan het Besluit bedrijfshulpverlening van kracht is. Dit besluit verplicht iedere werkgever - dus ook gemeenten - een bedrijfshulpverleningsorganisatie te hebben.

B Artikelsgewijze toelichting op de modelverordening brandveiligheid en hulpverlening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zijn opgenomen ten behoeve van het bepaalde in de artikelen 3 en 5. Het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand kan met preventieve voorzieningen en/of met repressieve middelen worden bereikt. Vandaar dat het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand onder preventieve en repressieve taken is vermeld.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 stelt dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling ter zake totstandgekomen is.

Artikel 3 Taken brandweer

Lid 1 Uit artikel 1, vierde lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985 juncto het zesde lid van artikel 1 volgt dat de taken van de brandweer in elk geval bestaan uit de feitelijke uitvoering ter zake van werkzaamheden van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Dat brandrepressie, voortvloeiend uit de zorgnormen (zie bijlage 3), tot de taak van de brandweer behoort, staat uiteraard buiten twijfel. Dit is niet zo zeker met de advisering over brandpreventieve voorzieningen. Artikel 100, eerste lid, van de Woningwet stelt dat het gemeentebestuur voorziet in het bouw- en woningtoezicht, dat in elk geval onder meer tot taak heeft het binnen de gemeente uitoefenen van toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, zoals de Bouwverordening en het Bouwbesluit. Het tweede lid van artikel 100 geeft aan dat burgemeester en wethouders ambtenaren kunnen aanwijzen die belast zijn met (onderdelen van) dit toezicht. De vraag dringt zich op of de hierboven bedoelde wetten en regelingen aangeven dat bepaalde gemeentelijke diensten het exclusieve recht kunnen doen gelden om met de uitvoering van de brandveiligheidsvoorwaarden uit de Bouwverordening en het Bouwbesluit belast te zijn. In de memorie van toelichting op de herziening van de Woningwet zeggen de betrokken bewindslieden dat in artikel 100 niet is bepaald dat er een gemeentelijke dienst of organisatie bouw- en woningtoezicht moet zijn, doch dat het gemeentebestuur in het bouw- en woningtoezicht voorziet. Dit betekent, dat het aan het gemeentebestuur wordt overgelaten te bepalen op welke wijze daarin wordt voorzien. Als voorbeelden worden genoemd: een gemeentelijk bouw- en woningtoezicht of een bouw- en woningtoezicht op basis van een gemeenschappelijke regeling dan wel anderszins, waarbij gedacht kan worden aan een geprivatiseerde vorm van toezicht. Als gevolg van deze ruime uitleg van het 'voorzien in het bouw- en woningtoezicht' kunnen ten aanzien van bijvoorbeeld de brandveiligheidsvoorschriften brandweerfunctionarissen worden aangewezen. [7] Vele gemeenten maken gebruik van de mogelijkheden die een regionale brandweer kan bieden bij de advisering over brandpreventievraagstukken. Als gevolg hiervan ontstaat in die gemeenten min of meer dezelfde technische uitvoering van het beleid. Het verdient dan ook aanbeveling het handhavingsbeleid op elkaar af te stemmen. Het ligt in de rede dat burgemeester en wethouders hiervoor brandweerfunctionarissen zullen aanwijzen, uiteraard voor zover de interne gemeentelijke organisatie dat toestaat. Lid 2 Onder a en b kan de gemeente opnemen welke taken de brandweer verricht anders dan de wettelijke taken. Deze betreffen over het algemeen de (betaalde) dienstverlening door de brandweer. Het bepaalde onder a en b kan worden aangevuld met andere taken (onder c, d enz.), zoals het verzorgen van het ambulancevervoer, garagewerkzaamheden en andere niet-wettelijke taken. Terzijde wordt opgemerkt dat kosten die de brandweer heeft gemaakt voor de hier opgenomen niet-wettelijke taken kunnen worden verhaald als deze werkzaamheden zijn opgenomen in de retributieverordening van de gemeente. De kosten voor het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen en bij milieu-incidenten, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, kunnen dan worden verhaald.

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

De aan burgemeester en wethouders opgedragen zorg voor de brandveiligheid, zoals deze in wetgeving is omschreven (zie paragraaf 2.5 van de algemene toelichting), betreft in hoofdzaak de zorg voor een redelijke brandpreventie en een redelijke brandrepressie, alsmede de voorbereiding daarop: de pro-actie en de preparatie. In paragraaf 2.4 van de algemene toelichting is de noodzaak aangegeven de brandpreventie en de brandrepressie in samenhang te beoordelen. Een beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening geeft aan op welke wijze de gemeente voor een bepaalde periode uitvoering geeft aan de zorgplicht voor de brandveiligheid, de hulpverlening anders dan bij brand en het gemeentelijk aandeel in de rampenbestrijding. In bijlage 3 zijn aandachtspunten voor een beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening gegeven. Tevens komen hier de onderwerpen hulpverlening anders dan bij brand en rampenbestrijding aan de orde. In een plan dat burgemeester en wethouders periodiek aan de gemeenteraad voorleggen, wordt onder meer het gewenste brandveiligheidsniveau beschreven. Het brandveiligheidsniveau van een gemeente wordt enerzijds bepaald door de gekozen repressieve sterkte van de gemeentelijke brandweer (in samenwerking met de regionale brandweer) en anderzijds het brandpreventieniveau van die gemeente. Het brandpreventieniveau in de gemeente wordt deels bepaald door de keuze van het (vooral bouwkundige) brandpreventieniveau die de gemeenteraad maakt binnen de bandbreedte die het Bouwbesluit toestaat voor bestaande bouwwerken en deels door de handhaving van die keuze. Nadere beschouwing van deze wat abstracte formulering laat zien dat het nodig is een oordeel te hebben over de repressieve sterkte van de brandweer met het oog op de brandbestrijding, de hulpverlening anders dan bij brand en het gemeentelijk aandeel in de rampenbestrijding (zie bijlage 3). Vervolgens zal het gemeentebestuur zich ook een oordeel moeten vormen over het gewenste brandpreventieniveau, de handhaving daarvan en de daarmee samenhangende financiele en personele consequenties. Met behulp van de analyse van brandonveiligheid (zie bijlagen 1 en 2) kan inzicht worden verkregen in de gebeurtenissen die van invloed zijn op het verloop van een brand en de acties die daarop moeten volgen om de negatieve gevolgen van een brand zo gering mogelijk te doen zijn, zoals de inzet van de brandweer en een interne ontruimingsorganisatie. In het beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening geven burgemeester en wethouders tevens aan welke van de gemeentelijke taken zijn uitbesteed aan de regionale brandweer en welke taken de gemeentelijke brandweer eventueel voor de regio uitvoert. Ook bevat het beleidsplan een omschrijving van de organisatiestructuur van de brandweer, waarin in ieder geval de verdeling van de werkzaamheden tussen de vrijwilligers en de beroepsbrandweer is aangegeven.

Artikel 5 Regionale taken

Het niveau van veiligheid in een regio op het gebied van de brandweerzorg en hulpverlening, alsmede dat van de rampenbestrijding is de uitkomst van de optelsom van de verschillende niveaus van de gemeenten in zo'n regio. In regionaal verband maken gemeenten afspraken over deze niveaus, opdat een balans ontstaat tussen de gemeenten onderling en tussen de gemeenten en de regio. In mei 1995 is het Project Versterking Brandweer (PVB) van start gegaan. Doelstelling van het plan is de brandweer te versterken, waarbij de nadruk ligt op de rampenbestrijding. Het projectprogramma van het Project Versterking Brandweer [8] werkt deze doelstelling nader uit: 'Het eindresultaat van het PVB is een versterkte brandweerorganisatie die optimaal uitvoering kan geven aan rampenbestrijding en brandweerzorg in iedere regio. Deze brandweerorganisatie is een samenwerkingsverband tussen gemeentelijke brandweren en de regionale onderdelen. Om tot een toereikend niveau van zorg in de gehele regio te komen zijn door de gemeenten onder regionale regie bindende afspraken gemaakt omtrent het kwaliteitsniveau van brandweerzorg en rampenbestrijding. Het ontwerpen van de organisatie is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de regionale brandweer (regionale brandweerorganisatie: de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, cursief VNG) en wordt vastgelegd in een regionaal organisatieplan.' Bij de uitvoering van het Project Versterking Brandweer maakten de opdrachtgevers - het Ministerie van binnenlandse zaken en de regionale brandweerorganisaties - gebruik van zogenoemde referentiekaders. Hierin legden zij in overleg met het veld richtlijnen vast voor het niveau van de rampenbestrijding en als gevolg hiervan voor het niveau van de brandweerzorg en hulpverlening in regionaal verband. De referentiekaders van het Project Versterking Brandweer hebben betrekking op alle onderdelen van brandweerzorg, hulpverlening en rampenbestrijding. In artikel 5 gaat het om op regionale schaal op te pakken gemeentelijke taken.

Deze kunnen worden onderscheiden in taken die kunnen worden uitgevoerd door een regionale brandweerorganisatie en/of door een of meer gemeenten. Gemeenten moeten daarvoor met de regio afspraken maken. Het is bijvoorbeeld niet nodig dat alle gemeenten op alle gebieden, de brandweerzorg en hulpverlening en de rampenbestrijding betreffende, specialist zijn. Als gevolg van het bovenstaande valt er onderscheid te maken tussen verschillende taken. Namelijk de taken die een regionale brandweer verplicht, op grond van de wet, moet uitvoeren, zoals in artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 is omschreven, en de regionale werkzaamheden die een gemeente op verzoek van de regio uitvoert. Deze werkzaamheden kunnen het beste in een overeenkomst worden vastgelegd. Gemeentelijke taken die door de regionale brandweer worden uitgevoerd, moeten daarentegen in artikel 5b worden aangegeven, zodat vastligt dat de gemeente aan de wettelijke verplichting voldoet. In de Brandweerwet 1985 is aangegeven dat gemeenten en (regionale) brandweren taken hebben. De uitvoering van die taken kan flexibel geschieden. Aan de ene kant kan een regionale brandweer met de verschillende gemeenten overeenkomen alle taken uit te voeren, anderzijds kunnen gemeenten in regionaal verband afspreken dat zij alle taken zelf uitvoeren. Alle variaties daartussen zijn ook mogelijk. Van belang is dat de taken worden uitgevoerd en dat vastligt wie dat doet. Burgemeester en wethouders dragen overigens bij de uitvoering van deze verordening en overige regelingen, met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken van de gemeentelijke brandweer, zorg voor de goede coördinatie met de gemeenschappelijke regeling voor de regionale brandweer waar de gemeente aan deelneemt.

Artikel 6 Personeel

In de Verordening brandveiligheid en hulpverlening legt de gemeenteraad het aantal personeelsleden vast dat ter behartiging van de veiligheid ten minste belast is met preventieve en/of repressieve taken. Het is mogelijk dat personeelsleden met beide taken zijn belast. In het beleidsplan brandveiligheid, zoals bedoeld in artikel 4 kan naar boven toe worden afgeweken van dit aantal. De personeelsformatie voor preventieve taken volgt uit de keuze voor het te handhaven brandveiligheidsniveau in de gemeente. De gemaakte keuze ligt vast in het in artikel 4 bedoelde beleidsplan brandveiligheid. De personeelsformatie voor de repressieve taken is afhankelijk van het materieel dat volgt uit het dekkingsplan voor brandrisico en het (dekkings)plan voor hulpverlening anders dan bij brand. In bijlage 4 is een overzicht gegeven van de rechtspositie en aanverwante zaken van de vrijwillige en de beroepsbrandweer.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel door onder meer het vaststellen van een meerjaren opleidings- en oefenplan. Het Project Versterking Brandweer geeft hiervoor referentiekaders.

Artikel 8 Instructie commandant

Het bepaalde in artikel 8 legt de grondslag voor de eenhoofdige leiding en de gezagsverhouding, die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn. De instructie voor de commandant zal naast de aan een juiste taakvervulling verbonden verplichtingen en bevoegdheden de regeling voor de vervanging van de commandant bevatten. In dit verband valt bovendien te denken aan het in goede staat doen verkeren van het materieel, de gebouwen, de installaties, de materialen en de overige goederen van de brandweer, alsmede de kleding en uitrusting van het personeel. Daartoe zullen periodieke inspecties, controles en beproevingen noodzakelijk zijn, waarvan de uitvoering bij instructie aan de commandant wordt opgedragen. Ten slotte ware als gemachtigde van de burgemeester tot het aanvragen en verlenen van bijstand bij instructie in ieder geval de commandant aan te wijzen. Volledigheidshalve zij hier nog vermeld dat de verdere gang van zaken bij intra- en interregionale bijstandsverlening is geregeld in of op grond van de desbetreffende gemeenschappelijke regeling inzake de regionale brandweer. Artikel 173 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester het opperbevel heeft bij brand, alsmede bij ongevallen anders dan brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft. Om te voorkomen dat daarbij getreden wordt op het terrein van anderen, is de beperking aangebracht dat de brandweer bij bedoelde ongevallen een taak moet hebben. Het hier bedoelde opperbevel houdt in de bevoegdheid van de burgemeester - als politie-autoriteit en hoogste burgerlijke overheid ter plaatse - tot het (bij brand e.d.) nemen van maatregelen ter handhaving van de openbare orde en van buitengewone, in het eigendomsrecht ingrijpende, maatregelen (onverwijlde inbezitneming in verband met de openbare veiligheid). Daarnaast brengt de term opperbevel tot uitdrukking dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid en de bestuurlijke coordinatie bij de brandbestrijding e.d. in handen van de burgemeester liggen.

Artikel 9 Materieel

Uit het dekkingsplan voor het brandrisico en het (dekkings)plan voor de hulpverlening anders dan bij brand volgt de vereiste repressieve capaciteit van de brandweer. Deze bepaalt de hoeveelheid materieel die ingezet moet kunnen worden. In dit artikel legt de gemeenteraad de minimale hoeveelheid en het soort materieel vast. Het hier vastgelegde en in te zetten materieel kan van de gemeente zelf zijn, door de regio worden ingezet en/of door particulieren door middel van waakvlamovereenkomsten worden geleverd. In bijlage 3 staan handreikingen en aanzetten voor een beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening. De uitkomst van dit beleidsplan bestaat voor het deel brandbestrijding, hulpverlening en rampenbestrijding uit een opsomming van het benodigde materieel.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt naast andere blusmiddelen het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid - zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet 1985 - geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequate bluswatervoorziening. Bluswater kan worden verkregen uit het drinkwaternet, een apart bluswaterleidingnet, open water, speciale blusvijvers en geboorde putten. Aan elk van deze 'bluswaterbronnen' zijn nadelen verbonden. - Het drinkwater is een kostbare zaak en een goede kwaliteit drinkwater is van levensbelang. Waterleidingbedrijven kunnen niet altijd gezond drinkwater garanderen als de brandweer door het blussen van branden voor verlaging van de druk in het leidingnet zorgt. Daarenboven is het aanhouden van een grotere doorsnede van een leiding om drukverlaging te voorkomen uit een oogpunt van volksgezondheid niet altijd gewenst, omdat het water onder normale omstandigheden dan te weinig doorstroomt. - Open water en speciale blusvijvers hebben het nadeel dat deze dichtgevroren kunnen zijn. - Geboorde putten vereisen een regelmatige controle en onttrekken bij gebruik (te) veel grondwater. - Een speciaal bluswaterleidingnet is kostbaar en komt alleen in beeld bij industrieterreinen en dergelijke. Bluswater kan het beste uit zoveel mogelijk verschillende 'waterbronnen' worden verkregen. Voor de eerste inzet van de brandweer zijn de tankautospuit waarin standaard 1500 of 1600 liter water voor onmiddellijk gebruik is opgeslagen en het drinkwaterleidingnet de meest geeigende middelen om voor bluswater te zorgen, omdat dan nog het minste bluswater nodig is. Branden op plaatsen waar geen drinkwaterleiding aanwezig is of waar dat leidingnet te weinig capaciteit heeft, moeten met water uit een tankwagen of op andere wijze worden geblust. Voor het vervolg van de brandbestrijding kan - zo nodig van een grotere afstand en na enige tijd - water worden gehaald uit een blusvijver of ander open water. Het brandbeveiligingsconcept 'Beheersbaarheid van brand' [9] geeft een methode voor het bepalen van de grootte van een brandcompartiment en bevat reken-schema's voor blussen en koelen. Dit zijn hulpmiddelen om (indicatief) te bepalen hoeveel een tankautospuit met een zespersoons bemanning kan blussen of koelen in een bepaalde brandsituatie. Op sommige plaatsen in de ontwikkelde methode is dat bepalend voor het al dan niet acceptabel zijn van een beoogd brandcompartiment. Onderstaand is aangegeven hoeveel bluswater in bepaalde situaties minimaal nodig is voor de eerste inzet.

  • 1.

    Voor woningen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van ten minste 60 minuten: 30 kubieke meter per uur. Over het algemeen is hiervan sprake bij woningen die na 1945 zijn gebouwd.

  • 2.

    Voor woningen die niet zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van ten minste 60 minuten: 60 kubieke meter per uur. Over het algemeen is hiervan sprake bij woningen die voor 1945 zijn gebouwd.

  • 3.

    Voor overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van ten minste 60 minuten en waarbij door bouwkundige voorzieningen geen branduitbreiding naar buiten te verwachten valt: 30 kubieke meter per uur.

  • 4.

    Voor overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) overeenkomstig het bepaalde in het brandbeveiligingsconcept 'Beheersbaarheid van brand' en waarbij door bouwkundige voorzieningen geen branduitbreiding naar buiten te verwachten valt: 30 kubieke meter per uur.

  • 5.

    Voor overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment als onder 3 of 4 vermeld waarbij ter voorkoming van branduitbreiding bovendien wordt uitgegaan van een inzet van de brandweer voor het koelen en blussen van gevels: 60 kubieke meter per uur

  • 6.

    Voor overige gebouwen die niet afdoende zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) is de behoefte aan water afhankelijk van de bij de planbeoordeling noodzakelijk geachte repressieve inzet.

Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening kan een gemeente op grond van de Bouwverordening een niet-openbare bluswatervoorziening eisen als voorwaarde voor het verlenen van een bouwvergunning. Dit komt voor bij ver van de bebouwde kom gelegen bouwwerken of indien een grote hoeveelheid bluswater ineens nodig is, bijvoorbeeld bij een sprinklerinstallatie. De gemeente bepaalt waar de grens ligt tussen de publieke plicht om voor voldoende bluswater te zorgen en de noodzaak voor anderen dat te doen. Van belang is het hier nogmaals te vermelden dat brandbestrijding een publieke taak is.

Artikel 11 Citeertitel en in werking treden

De Verordening brandveiligheid en hulpverlening moet op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan gedeputeerde staten worden gezonden.

[a] PREVAP, Preventie activiteitenplan, handboek voor een planmatige uitvoering van de brandpreventietaken van een gemeente, uitgegeven door het Ministerie van binnenlandse zaken, september 1989.

[1] Integrale veiligheidsrapportage 1993, uitgegeven door het Ministerie van binnenlandse zaken e.a. in april 1993.

[2] Nota Veiligheidsbeleid van 16 juni 1995, met brief nummer E95/U1399, gestuurd aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

[3]

[4] De brandweer en integrale veiligheid, een verkenning, uitgegeven door het Ministerie van binnenlandse zaken, januari 1995.

[5] Samenwerkingsprotocol afstemming programma's op het terrein van het integrale veiligheidsbeleid tussen de Ministeries van binnenlandse zaken en van justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 29 juni 1995.

[7] TK vergaderjaar 1986-1987, 20 066, nr.3.

[8] Project programma Versterking Brandweer, uitgegeven door het Landelijk Projectbureau Versterking Brandweer en het Ministerie van binnenlandse zaken en de Koninklijke Nederlandse Brandweervereniging, 1995.

[9] Brandveiligheidsconcept Beheersbaarheid van brand, uitgegeven door het Ministerie van binnenlandse zaken, 1995.