Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wijk bij Duurstede

Kadernota Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug - juni 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWijk bij Duurstede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingKadernota Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug - juni 2014
CiteertitelKadernota Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug - juni 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Onbekend

28-10-2014

De Wijkse Courant d.d. 26-11-2014, www.wijkbijduurstede.nl, www.overheid.nl

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Kadernota Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug - juni 2014

 

 

Artikel 0  

Participatie en inkomen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug

Toekomstbestendige strategische kaders

Participatie en inkomen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug

Toekomstbestendige strategische kaders

Inhoud Pagina

  • 1.

    Inleiding 1

  • 1.

    1 Sociale domein in beweging: leidende principes 1

  • 1.

    2 Huidige uitvoering en komende uitdagingen 2

  • 1.

    3 Verantwoording en leeswijzer 4

  • 2.

    Thema: voor wie? 5

  • 2.

    1 Om wie gaat het? 5

  • 2.

    2 Wat vinden we belangrijk 6

  • 3.

    Thema: wat doen we lokaal en wat regionaal? 9

  • 3.

    1 Huidige organisatie van de uitvoering 9

  • 3.

    2 Wat vinden we belangrijk 9

  • 4.

    Thema: hoe gaan we werkgevers benaderen en betrekken? 11

  • 4.

    1 Betrokkenheid van werkgevers 11

  • 4.

    2 Wat vinden we belangrijk 11

  • 5.

    Thema: financiële kaders 12

  • 5.

    1 Financieringssystematiek van de Participatiewet 12

  • 5.

    2 Budgetten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug 14

Bijlage 1: Prognoses De Bilt 17

Bijlage 2: Prognoses Bunnik 18

Bijlage 3: Prognoses Utrechtse Heuvelrug 19

Bijlage 4: Prognoses Wijk bij Duurstede 20

Bijlage 5: Prognoses Zeist 21

 

1.Inleiding

1.1Sociale domein in beweging: leidende principes

Op 2 december jl. heeft het kabinet Rutte-Asscher besloten tot invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015. Deze wet heeft voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug (Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist) aanzienlijke gevolgen op het gebied van inkomensondersteuning, sociale werkvoorziening en re-integratie. De Wwb, delen van de Wajong en de Wsw worden zoveel mogelijk samengevoegd tot ‘één regeling aan de onderkant’. De doelgroep wordt daarmee groter en breder en gemeenten krijgen er nieuwe extra taken bij. Tegelijkertijd wordt er stevig bezuinigd op met name de re-integratiemiddelen. De vijf gemeenten moeten keuzes maken over hoe beleid en uitvoering er in de toekomst uit gaan zien.

Gelijktijdig met de Participatiewet vinden er bovendien twee andere transities plaats binnen het sociale domein, die onze gemeenten eveneens voor grote veranderopgaven plaatsen. Delen van de langdurige zorg en begeleiding ‘komen over’ en hetzelfde geldt voor vrijwel de gehele jeugdzorg. Genoemde maatschappelijke en financiële opgaven vragen van gemeenten binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug om het stellen van prioriteiten, doorvoeren van vernieuwing en het anders en efficiënter uitvoeren van een nieuw takenpakket. De grote uitdaging bij deze transities is om het stelsel van voorzieningen in onze regio zo te organiseren, dat inwoners – waar mogelijk – maximaal zelfredzaam worden en elkaar helpen waar dat kan. Zo bereiken we dat minder een beroep wordt gedaan op de schaarse overheidsmiddelen en de ondersteuning geboden wordt aan degene die dat het meest nodig hebben.

We delen enkele leidende principes binnen het brede sociale domein die tevens bij het vormgeven van voorliggende strategische kaders rond de invoering van de Participatiewet in onze regio richtinggevend zijn geweest.

Gezamenlijk doel: participatie

We vinden dat iedereen mee moet kunnen doen in de maatschappij, door goed op te groeien en op te voeden, door te werken of een maatschappelijke en persoonlijk zinvolle dagbesteding te vinden. Werk is de beste zorg en voorkomt dat mensen die lang aan de kant staan, het risico lopen af te glijden en daarmee een maatschappelijke kostenpost gaan vormen. Werk is één van de pijlers onder de transformatie van het sociale domein. Werk kan radicaal het leven van inwoners veranderen: van afhankelijkheid naar zelfstandigheid, van vragen van je netwerk naar geven, van zorgvragen naar ondersteunen. Het begeleiden naar (vrijwilligers)werk is investeren in de samenleving en draagt daarom bij aan het terugdringen van zorgkosten. Het is kortom niet meer dan logisch dat we investeren in mensen die daarbij ondersteuning nodig hebben.

Samenhang met andere transities: verbindingen

We pakken de verschillende transities in het sociale domein in samenhang op. Dat houdt in dat we geen schotten tussen doelgroepen en regelingen plaatsen, maar dwarsverbanden leggen tussen Wmo/AWBZ, de jeugdzorg, passend onderwijs en het domein werk & inkomen.

Dit leidt tot een andere manier van werken, waarin we als gemeenten soms samen optrekken en soms eigen keuzes maken, gebaseerd op het eigen karakter van een individuele gemeente of de specifieke vraag van onze inwoners.

Maatwerk

Werk is het doel, maar dat doel is niet altijd voor iedereen haalbaar. Niet ons aanbod maar maatwerk is het uitgangspunt. Belangrijk startpunt daarvoor is het gesprek met de inwoner die hulp vraagt. De GR Regionale Dienst Werk en Inkomen (RDWI) – als uitvoerder van de regio op het terrein van werk & inkomen – ondersteunt ook gemeenten op maat. Als breed werkbedrijf (Wwb en Wsw) heeft zij afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de opbouw van expertise. De professionals van de RDWI werken samen met andere dienstverleners volgens de werkwijze één gezin, één plan, één regisseur. Dat kan centraal, maar ook lokaal, afhankelijk van de vraag hoe we de dienstverlening efficiënt kunnen organiseren en de keuzes van gemeenten zelf. Zo neemt de RDWI deel aan de lokale integrale toegang tot dienstverlening.

Eigen kracht

We doen meer dan voorheen een beroep op de eigen verantwoordelijkheid en het zelf oplossend vermogen van onze inwoners en hun omgeving. Ons beleid is gericht op het ondersteunen van de civil society. Het vangnet dat de gemeente aanvullend biedt, is geen kwestie van generieke regels of criteria, maar van maatwerk. Een automatisch en vanzelfsprekend recht op regelingen, voorzieningen of een uitkering staat niet meer voorop.

 

Kader:

We zetten in op een grondige en integrale diagnose bij de intake, waarbij maximaal aandacht is voor de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Op die verantwoordelijkheid en de eigen kracht van mensen doen we expliciet een beroep.

Cliënten met meervoudige problematiek bieden we een integrale aanpak die past bij de persoonlijke situatie (één arrangement). Daarvoor werken we integraal samen met alle disciplines en instanties in het sociale domein.

 

1.2Huidige uitvoering en komende uitdagingen

Huidige situatie

In de regio Kromme Rijn Heuvelrug is in de voorbije jaren al veel ten goede ontwikkeld ten aanzien van inkomensondersteuning, sociale werkvoorziening en re-integratie. De samenwerking tussen de gemeenten is met de start van de Regionale Sociale Dienst op 1 januari 2006 geïntensiveerd en de efficiency en de kwaliteit van dienstverlening zijn verbeterd. Voor de uitvoering van de Wsw maken de gemeenten vanaf 1 januari 2009 gebruik van BIGA: een door een GR aangestuurde bv met als aandeelhouders Bartiméus, Abrona en Inclusief Groep.

In 2012 zijn de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (GR RSD) en de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening Zeist (GR SWZ) samengegaan in één nieuwe regeling, de reeds genoemde GR RDWI. De uitvoeringsorganisaties RSD KRH en BIGA BV opereren nog gescheiden, maar werken op onderdelen steeds meer samen. In bestuurlijke zin is dus al één integrale samenwerking voor de onderkant van de arbeidsmarkt ontstaan, de uitvoering zal – in ieder geval ten aanzien van een aantal taken – logischerwijs volgen.

 

Komende uitdaging

Met de aankomende Participatiewet, maar ook met de komst van de nieuwe Wmo en de overgang van de integrale jeugdzorg naar gemeenten, is er behoefte aan nieuwe strategische kaders en daaruit volgend zicht op een voor gemeenten optimaal uitvoeringsarrangement op het terrein van werk & inkomen.

Vraagstukken die door de gemeenten en in het verlengde de GR RDWI in 2014 in elk geval nog van een antwoord moeten worden voorzien:

 

  • 1.

    De re-integratiebudgetten dalen stevig, er komen 35 regionale werkbedrijven en een nieuw re-integratie-instrument wordt ter beschikking gesteld: het instrument loonkostensubsidie, dat betaald zal worden uit het inkomensdeel van de huidige Wwb. Dit vraagt om een grondige bezinning en herijking van de re-integratieaanpak binnen de regio. Hierbij dienen de bestaande re-integratieonderdelen van de RSD, van BIGA, van UWV en van AWBZ-instellingen in samenhang te worden bezien en moeten de mogelijkheden van de voorgenomen quotumregeling worden verkend.

     

  • 2.

    Voor een succesvolle uitvoering van de Participatiewet is een integrale en gemeenschappelijke benadering van werkgevers in de regio essentieel.

     

  • 3.

    De bestaande Wsw gaat op de schop. De sociale werkvoorziening oude stijl wordt afgebouwd, terwijl voor de doelgroep een klein ’beschut’ deel van landelijk 30.000 plekken blijft bestaan. De rest van de nieuwe instroom van voormalige sw’ers zal aan het werk geholpen moeten worden bij een reguliere werkgever met ondersteuning (al dan niet in de vorm van loonkostensubsidie). In de regio Kromme Rijn Heuvelrug bestaat de bijzondere situatie dat de uitvoering van de Wsw is uitbesteed aan een private partij BIGA. Hoe verhoudt de komende wijzigingen in wet- en regelgeving zich met de nu bestaande relatie met BIGA (huidige contract loopt af op 31 december 2014)?

     

  • 4.

    Begeleidingstaak (extern) van AWBZ-cliënten gaat over naar gemeenten. Concrete vraag aan gemeenten wordt hoe deze taak uit te voeren in samenhang met de Participatiewet en de voorziening beschut (voormalig beschut Wsw)? Waar ligt de verbinding? Welke overlap tussen doelgroepen vraagt om een meer integrale benadering? Gezien deze ontwikkelingen dienen de gemeenten na te denken over welke vormen van dienstverlening op lokaal en welke op regionaal niveau georganiseerd gaan worden. Zo moeten gemeenten op dit punt concreet maken wat zij van hun regionale uitvoerder op het terrein van werk & inkomen verwachten.

     

  • 5.

    En last but not least: hoe stellen wij prioriteit. Beredeneerd vanuit de beschikbare budgetten binnen de Participatiewet, is het niet mogelijk om iedereen een optimaal aanbod te doen. Voor een deel van de doelgroep zal voor passend maatwerk een beroep gedaan moeten worden op andere middelen dan het schaarse participatiebudget.

     

Financiering

Budgettaire kaders zijn bij het maken van voorgaande keuzes medebepalend. Gemeenten krijgen voor de uitvoering van de Participatiewet de beschikking over drie financieringsbronnen (inkomensdeel, gebundeld re-integratiebudget, Cluster Werk & Inkomen Gemeentefonds). Verder heeft het kabinet plannen om in 2016 een aantal budgetten die te maken hebben met de drie decentralisaties in te voegen in een sociaal deelfonds. Zo komen de middelen van het gebundeld re-integratiebudget naar verwachting in dit deelfonds. De verwachting is verder dat het inkomensdeel voorlopig geen onderdeel gaat uitmaken van het sociaal deelfonds.

 

1.3Verantwoording en leeswijzer

Met de integratie van de gemeenschappelijke regelingen RSD en SWZ zijn reeds belangrijke bestuurlijk-organisatorische randvoorwaarden gecreëerd om de route naar een gezamenlijke invoering van de Participatiewet goed te doorlopen. Maar voor een soepele start op 1 januari 2015 is meer nodig. Een passend uitvoeringsarrangement is een manier van werken die recht doet aan de strategische kaders die door de raden van de vijf gemeenten binnen de regio worden meegegeven. Tegen die achtergrond zijn op woensdagavond 7 mei 2014 raadsleden en portefeuillehouders van de vijf gemeenten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug in gesprek gegaan over de consequenties van de Participatiewet voor de gemeenten en de regio. Gezamenlijk is gesproken over een aantal thema’s die het wezen van de nieuwe wet raken en is een eerste richting gegeven aan de te volgen strategische koers. De uitkomsten van deze avond zijn verwerkt in voorliggende kadernotitie, opgesteld door de samenwerkende gemeenten.

Wij hebben ervoor gekozen om de hoofdstukindeling vorm te geven aan de hand van de op 7 mei jl. besproken thema’s:

Op wie richten we ons toekomstig beleid? (hoofdstuk 2)

Wat doen we lokaal en wat regionaal? (hoofdstuk 3)

Hoe benaderen en betrekken we werkgevers optimaal? (hoofdstuk 4)

Binnen welke financiële kaders doen we het maximale voor onze inwoners? (hoofdstuk 5)

 

2.Thema: voor wie?

 

2.1Om wie gaat het?

Om te weten hoe groot het beroep op voorzieningen van de gemeenten op het terrein van werk & inkomen in de toekomst zal zijn, is het van belang om een goed beeld te hebben van de toekomstige omvang van de doelgroep vallend onder het regime van de Participatiewet. Het gaat ten eerste om een grote bestaande groep: Wwb’ers. Zoals uit tabel 1 blijkt, is de prognose dat het aantal Wwb’ers in de regio Kromme Rijn Heuvelrug naar verwachting nog tot in 2014 stijgt naar meer dan 2.400 maar dat dit aantal zich in de jaren erna zal bewegen tussen de 2.300 en 2.400 cliënten.

Een ander belangrijk onderdeel van de Participatiewet is dat de instroom in de Wsw vrijwel wordt stopgezet en de toegang tot de Wajong beperkt wordt tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Dit betekent dat er een groep inwoners zal zijn – ‘zij die voorheen zou instromen in de Wsw en zij die voorheen zou instromen in de Wajong’ – die binnen het kader van de Participatiewet een beroep zal doen op de gemeente voor ondersteuning. De huidige groep Wajong’ers wordt wel geherïndiceerd, maar blijft ook met arbeidsvermogen bij het UWV. Zoals blijkt uit tabel 1 is de omvang van de nieuwe instroom voormalig Wsw’ers en voormalig Wajong’ers over de eerste jaren beperkt, maar is de toename over de jaren heen wel substantieel (590 inwoners in 2021). Ten slotte gaat het om de huidige doelgroep van de Wsw. Als gevolg van het stopzetten van de instroom in de Wsw zal de omvang van deze groep dalen met 6 procent per jaar: van ongeveer 530 personen in 2012 tot ongeveer 350 personen in 2021. De relatief kostbare plaatsen ‘Wsw oude stijl’ dienen ook gedekt te worden uit het Participatiebudget. Meer hierover in hoofdstuk 5.

 

Tabel 1. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet in regio Kromme Rijn Heuvelrug.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min

2.315

2.427

2.363

2.358

2.351

2.314

2.314

2.314

2.314

Nieuwe doelgroepen (voorheen Wsw en voorheen Wajong)

 

 

52

146

235

344

433

512

590

Wsw oude stijl

513

518

513

484

455

428

402

378

355

Totale doelgroep Participatiewet

2.828

2.945

2.929

2.989

3.040

3.086

3.149

3.204

3.259

Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.

 

2.2Wat vinden we belangrijk

Meedoen

We vinden het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen meedoen in de maatschappij. Onze doelstelling is dat bijstandsgerechtigden die kunnen werken in een reguliere baan ook een perspectief hebben om dat te gaan doen. Inwoners die (nog) niet naar een reguliere baan kunnen, doen vrijwilligerswerk of andere maatschappelijke activiteiten. We schrijven niemand af. De tegenprestatie zetten we in om cliënten te activeren en om hen naar vermogen door te laten groeien op de Participatieladder. We sluiten daarbij aan bij de initiatieven en mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde.

 

Arbeidsmarkt

Met de komst van de Participatiewet worden wij direct verantwoordelijk voor een grotere groep mensen met een afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Tegelijkertijd hebben we te maken met een substantiële afname van beschikbare middelen (zie voor details hoofdstuk 5). Waar we in het verleden iedereen een (re-integratie)traject aanboden die daarvoor in aanmerking kwam, maken we de laatste jaren noodgedwongen steeds meer de afweging wie we wel en wie we niet ondersteunen. Anderzijds zijn er ook nieuwe kansen. Zo bieden door de werkgevers beschikbaar gestelde garantiebanen in de eerste jaren perspectief voor plaatsing van vooral kwetsbare cliënten. Binnen de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden willen we nauw samenwerken om deze banen ook ten goede te laten komen aan onze cliënten. Daarnaast kan het instrument loonkostensubsidie worden ingezet voor cliënten die kunnen werken, maar (nog) minder dan 100% loonwaarde hebben. De ontwikkelingen vragen om nog scherpere keuzes, inventieve oplossingen, het stellen van (aanvullende) prioriteiten en het aanpakken van alle kansen om toch onze ambities te kunnen realiseren. Verder is het van cruciaal belang om bestaande ‘schotten’ tussen de verschillende doelgroepen en tussen de transities zoveel als mogelijk weg te halen.

 

Samenstelling cliëntenbestand: prioriteiten

We willen dat iedereen die binnen een jaar aan het werk kan, een perspectief krijgt op werk. We richten ons daarom met de middelen van het Participatiebudget allereerst op cliënten die binnen een jaar kunnen uitstromen naar een fulltime of parttime baan. Daarbij kan het gaan om regulier werk met of zonder ondersteuning (zoals bijvoorbeeld met loonkostensubsidie).

Binnen de regio is de Participatieladder van de VNG inmiddels een belangrijk instrument om zicht te krijgen en te houden op het cliëntenbestand. Met behulp van deze ladder wordt aangegeven hoeveel cliënten van het totale bestand groeipotentie hebben naar werk ( = groeipotentie naar trede 6) of naar werk met inzet van bijvoorbeeld loonkostensubsidie of parttime werk ( = groeipotentie naar trede 5).

Ter illustratie van de omvang van de doelgroep is tabel 2 opgenomen. Hieruit blijkt dat ruim 500 cliënten binnen een jaar kunnen uitstromen naar werk en ruim 300 cliënten binnen een jaar parttime aan het werk kunnen of met inzet van bijvoorbeeld loonkostensubsidie aan de slag kunnen.

 

Tabel 2. Groeipotentie cliënten november 2013

Trede

Definitie

 

Groeipotentie naar trede 5

Groeipotentie naar trede 6

 

 

Aantal

Aantal

Aantal

6

Betaald werk

40

 

 

5

Betaald werk met ondersteuning

303

 

170

4

Onbetaald werk

317

62

73

3

Georganiseerde activiteiten

735

129

144

2

Sociale contracten buitenshuis

1044

114

130

1

Geïsoleerd

290

8

6

Totaal

 

2729

313

523

Bron: RSD (bestandsanalyse Participatieladder november 2013).

Ondanks de schaarse middelen hebben we de ambitie om (het overgrote deel van) deze 800 potentiele uitstromers aan het werk te krijgen. Dit realiseren we door het inzetten van slimme manieren van ondersteuning, een (nog) effectievere en efficiëntere inzet van middelen en aandacht voor (het stimuleren van) inventieve oplossingen. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan meer groepsgerichte aanpakken, digitalisering en een doelgerichtere matching. De focus moet meer worden gericht op cliënten met minder loonwaarde dan 100% (dit zijn deels de cliënten met groeipotentie naar trede 5 en 6 van de ladder), die tóch met loonkostensubsidie en bijvoorbeeld coaching on the job aan het werk kunnen worden geholpen. Hierbij zijn samenwerking met werkgevers en het maken van afspraken met bedrijfsleven (bovenregionaal, regionaal en lokaal) van groot belang.

 

Jongeren

De groep jongeren verdient apart aandacht om te voorkomen dat zij langdurig afhankelijk blijven van een uitkering. Daarom willen we dat jongeren die (nog) niet binnen een jaar kunnen uitstromen toch naar werk worden ondersteund. Het begint ermee dat jongeren die hun opleiding niet hebben afgemaakt, worden teruggeleid naar het onderwijs om hun startkwalificatie te behalen. Kwetsbare jongeren die (nog) geen perspectief op uitstroom hebben naar werk, krijgen de aandacht die nodig is om hen de juiste zorg te bieden om hun perspectief te vergroten. Voor kwetsbare leerlingen met een beperkte loonwaarde die niet kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding, wordt samengewerkt met het onderwijs aan een succesvolle toeleiding naar de arbeidsmarkt.

 

Taalachterstand

Taalachterstand mag geen reden zijn om cliënten aan de kant te laten staan. Cliënten met taalachterstand krijgen ondersteuning om deze weg te werken, zodat hun perspectief om aan het werk te gaan toeneemt. Hiervoor worden onder meer de educatiemiddelen benut.

 

Niet direct perspectief op werk

Cliënten die nog geen perspectief hebben op werk (trede 1 tot en met 4) bieden we andere vormen van maatwerk. We werken voor het activeren van deze cliënten samen met andere domeinen op lokaal niveau, waarbij ook naar middelen op lokaal niveau wordt gezocht.

In het kader van de integrale aanpak binnen het sociale domein verwachten we van lokale en regionale uitvoerders een integrale diagnose bij de intake en de bereidheid tot integrale samenwerkingen met andere domeinen.

 

Kader:

We schrijven niemand af! Focus bij de uitvoering van de Participatiewet ligt niet langer op arbeidsverleden en welke uitkering iemand heeft, maar hoe groot de afstand tot de arbeidsmarkt is.

Iedereen die binnen een jaar kan uitstromen naar werk, dat wil zeggen de doelgroep met groeipotentie naar de treden 5 en 6 van de Participatieladder, wordt toegeleid naar regulier werk. Om deze doelstelling te bereiken zetten we maximaal in op het gebruik van loonkostensubsidie en andere inventieve manieren van werken. Vanzelfsprekend heeft het WGSP bij de matching een belangrijke functie.

Jongeren zonder startkwalificatie worden zoveel als mogelijk teruggeleid naar school. Kwetsbare jongeren die zorg nodig hebben, worden doorgeleid naar hulpverlenende instellingen. Met het onderwijs wordt samengewerkt om ervoor te zorgen dat kwetsbare leerlingen met verminderde loonwaarde naar passend werk worden toegeleid.

Cliënten met een taalachterstand krijgen ondersteuning om deze op te heffen. Hiervoor worden onder meer educatiemiddelen benut.

Inwoners zonder groeipotentie naar de treden 5 en 6 activeren we lokaal via sociale participatie, zoals bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Het doel is hen te laten doorstromen op de Participatieladder met werk als uiteindelijk doel waar dat mogelijk is. Voor de ondersteuning en activering van deze cliënten worden geen re-integratiemiddelen ingezet, maar lokale middelen (dat kan bijvoorbeeld zijn vanuit de Wmo, AWBZ, subsidies of andere lokale middelen). De binnen de gemeenten bestaande lokale netwerken zijn het meest effectief om inwoners sociaal te activeren. Toelevering en doorverwijzing door de RDWI moet goed geregeld zijn, evenals aansluiting op eventuele doorstroom naar re-integratie.

 

3.Thema: wat doen we lokaal en wat regionaal?

3.1Huidige organisatie van de uitvoering

Al vele jaren – vanaf de start van de Regionale Sociale Dienst op 1 januari 2006 – werken de vijf gemeenten van de regio Kromme Rijn Heuvelrug intensief samen ten aanzien van inkomensondersteuning, sociale werkvoorziening en re-integratie.

Enkele jaren na de start van de samenwerking – in 2009 – hebben de vijf gemeenteraden van Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist in een strategische heroriëntatie nog eens bevestigd wat de rolverdeling is tussen de gemeenten en de GR en – meer inhoudelijk – wat lokaal en wat regionaal wordt opgepakt.

De huidige afspraken luiden als volgt:

De beleidskaders, beleidsprioriteiten en doelstellingen worden geformuleerd door de raden van de deelnemende gemeenten (‘het wat’).

De hiervan afgeleide prestatieafspraken worden in samenspraak met de uitvoerende instelling opgesteld.

De bedrijfsvoering (‘het hoe’) is de verantwoordelijkheid van de GR RDWI, uiteraard binnen de afgesproken financiële en beleidsmatige kaders.

 

Indachtig de ‘Strategische heroriëntatie RSD – 2009’, daarin verder toegelicht.

Naast de meer formele uitgangspunten over hoe gemeenten en de GR RDWI zich tot elkaar verhouden, zijn – volgend uit de Strategische Heroriëntatie RSD – en de Participatiewet zoals deze zich nu aandient meer concrete afspraken te maken over wat regionaal (GR RDWI en in de uitvoering RSD en BIGA) en wat lokaal te organiseren. Deze zetten we uiteen in paragraaf 3.2.

 

3.2Wat vinden we belangrijk

In de samenwerking tussen gemeenten onderling en de gemeenten en de GR RDWI vinden we de onderstaande uitgangspunten en afspraken van belang.

 

Kader:

Algemeen: de vijf gemeenten werken direct en in GR-verband samen op het sociale domein. Door onze krachten te bundelen, staan we sterker en is het mogelijk of zo efficiënt mogelijk de schaarse middelen in te zetten.

De aansturing van het Inkomens-deel (I-deel) blijft zowel qua beleid als qua uitvoering ondergebracht bij de GR RDWI. De aansturing van het gebundeld re-integratiebudget blijft zowel qua beleid als qua uitvoering ondergebracht bij de GR RDWI, maar zal in de samenhang met de overige budgetten in het sociale domein zo efficiënt mogelijk worden ingezet.

Ten aanzien van het gemeentelijk Minimabeleid kunnen gemeenten eigen afwegingen maken.

Re-integratie naar werk van mensen binnen de Participatiewet en het toeleiden naar economische zelfstandigheid wordt regionaal georganiseerd en kan, wanneer effectief, ook lokaal worden georganiseerd en uitgevoerd.

Er blijft vanuit het re-integratiebudget 10 procent beschikbaar voor de financiering van lokale innovatieve initiatieven, gericht op re-integratie. Wel met het besef dat deze middelen in absolute termen dalen in de komend jaren en met de opmerking dat we nog beter zorgen dat best-practices op lokaal niveau regionaal worden gedeeld.

Waar het gaat om sociale participatie, zonder dat binnen een jaar zicht is op werk (trede 1 tot en met 4), verwijst de RSD door en sluit aan bij lokale dienstverlening waarbij een koppeling wordt gelegd met de overige decentralisaties. Gemeenten zijn voor wat betreft deze doelgroep primair zelf aan zet. Financiering geschiedt met inzet van andere financieringsbronnen.

Er wordt voor wat betreft de uitvoering van de huidige Wwb en Wsw, straks vallend onder de Participatiewet, geïntegreerd samengewerkt op het gebied van re-integratie, de benadering van werkgevers en de dienstverlening.

 

4.Thema: hoe gaan we werkgevers benaderen en betrekken?

 

4.1Betrokkenheid van werkgevers

Met de invoering van de Participatiewet wordt de dienstverlening aan – en benadering van – werkgevers nog belangrijker. Op allerlei manieren is samenwerking met het bedrijfsleven essentieel voor het welslagen van de uitvoering van de Participatiewet. Werkgevers hebben we nodig om plaats te bieden aan mensen met ‘beperkt verdienvermogen’ en/of een afstand tot de arbeidsmarkt. Daarvoor zijn goede relaties met werkgevers essentieel en moet nog meer gezocht worden naar de aansluiting bij de intrinsieke behoefte van de werkgever. Hoe sluiten we de opgaven die volgen uit de Participatiewet aan op de werkelijkheid van de werkgever, hoe helpen we hen het beste en hoe geven we als gemeenten zelf het beste voorbeeld zijn daarbij kernvragen.

Vooruitlopend op de komst van de Participatiewet wordt dit jaar de relatie tussen het WGSP KRH en BIGA al geïntensiveerd. Bovenregionaal, in de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden, is de regio via het WGSP KRH vertegenwoordigd. Lokaal vervullen BIGA en het WGSP KRH in nauw overleg met gemeenten en hun bedrijfscontactfunctionarissen steeds meer een eenduidige rol met betrekking tot de contacten met lokale ondernemers, ondernemerskringen en –verenigingen.

 

4.2Wat vinden we belangrijk

We streven naar optimale werkgelegenheid met oog voor de wensen en behoeften van werkgevers. De vraag van de arbeidsmarkt is bepalend bij de ondersteuning die we aan onze cliënten bieden. Waarbij gezegd dat elke gemeente voor zich en de regio gezamenlijk een verantwoordelijkheid hebben bij het zo aantrekkelijk mogelijk maken van het ondernemersklimaat.

Bij een eenduidige aanpak en een integrale werkgeversdienstverlening hoort één organisatie verantwoordelijk te zijn. De verschillende nu nog bestaande benaderingen op regionaal niveau schuiven we verder in elkaar. Bovenregionaal pakken we een actieve rol in de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden.

 

Kader:

De vraag van de arbeidsmarkt is bepalend bij het type ondersteuning die we onze cliënten bieden.

Elke gemeente is verantwoordelijk voor een aantrekkelijk ondernemersklimaat en het stimuleren van een gevarieerd aanbod aan werkgelegenheid.

In de regio Kromme Rijn Heuvelrug intensiveren we dus vanuit één coördinatiepunt en één verantwoordelijke uitvoeringsorganisatie de contacten tussen netwerkpartners (onderwijs, RMC, WGSP, werkgeverskringen, KvK’s, gemeenten, BIGA BV, roc’s, lokale ondernemersloketten, uitzendbureaus etc.) met als doel één integrale werkgeversdienstverlening. Hierbij wordt de verbinding gelegd met lokale initiatieven.

 

5.Thema: financiële kaders

5.1Financieringssystematiek van de Participatiewet

De Participatiewet brengt grote uitdagingen met zich mee, inhoudelijk maar zeker ook financieel. Het is van belang om als gemeenten bij de uitvoering grip te houden op de financiële kaders. Dat begint met een goed begrip van de uit te voeren taken en van de budgetten die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de Participatiewet.

 

Kader:

De beschikbare budgetten vanuit de Partipatiewet en de daaruit afgeleide begrotingen zijn de financiële kaders waarbinnen beleidsmakers en uitvoerders binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug opereren.

 

Taken en budget in drie componenten

In figuur 1 zetten we op een rij uit welke componenten het budget voor de uitvoering van de Participatiewet bestaat.

 

Figuur 1. Financieringssystematiek van de Participatiewet.

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

De eerste component van de financiering betreft het zogenoemde inkomensdeel, waaruit gemeenten niet alleen het verstrekken van uitkeringen financieren, maar ook de loonkostensubsidies waarmee mensen met een arbeidsbeperking straks aan de slag kunnen. De tweede component betreft het zogenoemde gebundeld re-integratiebudget, waarmee gemeenten re-integratie van werklozen en begeleiding van arbeidsbeperkten op de werkplek kunnen betalen.

De financiering van de huidige sociale werkvoorziening (Wsw) – die wegens het sluiten van de toegang tot de Wsw langzaam afgebouwd wordt – is eveneens opgenomen in het gebundeld re-integratiebudget. Ten slotte is er een derde component van de financieringssystematiek, namelijk het uitvoeringsbudget uit het Gemeentefonds. Hiermee kunnen gemeenten de uitvoeringskosten van de Participatiewet en het minimabeleid betalen.

 

Introductie sociaal deelfonds

De Participatiewet is één van de decentralisaties in het sociale domein. Onze regio krijgt per 1 januari 2015 ook te maken met de overheveling van onderdelen van de AWBZ richting de Wmo overheveling van taken rond de jeugdzorg. In de decentralisatiebrief van de minister van BZK aan de Tweede Kamer staat het voornemen om het gebundelde re-integratiebudget vanaf 2016 samen te voegen met de middelen voor de jeugdzorg en de Wmo in een nieuw sociaal deelfonds. Tevens staat in de decentralisatiebrief dat op basis van onderzoek besloten wordt over de mogelijkheden om de systematiek van het deelfonds en het Participatiebudget ineen te schuiven. Voorlopig zal het inkomensdeel nog geen deel uitmaken van het sociaal deelfonds.

Belangrijk aspect van de invoering van het sociaal deelfonds is dat gemeenten over de jaren steeds meer de financiële ruimte krijgen om integraliteit van beleid van de drie decentralisaties te bevorderen.

De nieuwe financieringssystematiek – waaronder invoering van het sociaal deelfonds – leidt ook tot de behoefte om de huidige afspraken tussen gemeenten over ontschotting van de budgetten (solidariteit tussen gemeenten) te evalueren en deze te beoordelen op toekomstbestendigheid.

 

Kader:

De introductie van het sociaal deelfonds maakt het mogelijk om vanaf 2016 taken van de drie decentralisaties integraal op te pakken. De vijf gemeenten onderzoeken de mogelijkheid om de taken beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding gezamenlijk vorm te geven. Zowel lokale als regionale initiatieven zijn daarbij onderwerp van onderzoek. Doel is om te komen tot een samenhangend beleid en een goed toegankelijk aanbod voor de mensen met weinig perspectief op een ‘reguliere’ baan.

Gemeenten evalueren op korte termijn de huidige afspraken over ontschotting van budgetten tegen het licht van de aan de Participatiewet verbonden financieringssystematiek. Uitkomsten van deze evaluatie kunnen leiden tot bestendiging dan wel wijziging van de nu geldende afspraken over de ontschotting / solidariteit tussen gemeenten.

 

5.2Budgetten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug

 

Inkomensdeel

Een belangrijk uitgangspunt van de huidige Wwb en van de aankomende Participatiewet is dat we als gemeenten financieel worden geprikkeld om zoveel mogelijk inwoners aan het werk te krijgen en de uitkeringsafhankelijkheid zo laag mogelijk te houden. De financiële prikkel loopt via het inkomensdeel. Gemeenten ontvangen jaarlijks via het inkomensdeel een budget dat niet direct door de gemeenten zelf te beïnvloeden is. We mogen elke euro die we op de bijstandsuitkeringen besparen, houden en vrij besteden. Tekorten moeten gemeenten zelf betalen en komen ten laste van de eigen middelen. Een belangrijke wijziging is dat met de komst van de Participatiewet middelen aan het inkomensdeel worden toegevoegd waarmee we tevens loonkostensubsidies kunnen financieren. Verder zal met ingang van 2015 het zogenoemde objectieve verdeelmodel, het model waarmee de hoogte van het gemeentelijke budget wordt bepaald, worden aangepast. Op het moment van schrijven is nog niet bekend wat de impact van het nieuwe verdeelmodel zal zijn op het aan de KRH-gemeenten toe te kennen budgetten. Ook is nog niet bekend op welke wijze de middelen voor loonkostensubsidies door het Rijk verdeeld worden over gemeenten.

 

Tabel 3. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel regio Kromme Rijn Heuvelrug.

(Bedragen in miljoenen €)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Inkomensdeel oude stijl

31,4

35,6

34,7

34,6

34,5

33,9

33,9

33,9

33,9

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,7

1,8

2,9

4,3

5,3

6,3

7,4

Totaal inkomensdeel

31,4

35,6

35,3

36,4

37,4

38,2

39,3

40,3

41,3

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Ondanks de onzekerheden met betrekking tot de verdeling, is het van belang om stil te staan bij de beleidsimplicaties van de nieuwe opzet van het inkomensdeel. Het is namelijk zo dat het aan werk helpen van mensen bij reguliere werkgevers met een loonkostensubsidie een netto besparing kan opleveren op het inkomensdeel. De reden is dat bij een loonwaarde van ongeveer 50 procent of hoger het bedrag aan loonkostensubsidie kleiner is dan het bedrag van een volledige uitkering. Hier staat tegenover dat de gemeente geld moet steken in begeleiding. Dit bedrag komt ten laste van het gebundeld re-integratiebudget dat we zo verder toelichten.

 

Kader:

Extra van inzet van middelen om mensen aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers behoort tot de mogelijkheden, daar waar dit aantoonbaar een besparing op het I-deel betekent. De regio zet gezamenlijk in op de verkenning van dergelijke lonende initiatieven.

 

Gebundeld re-integratiebudget

Met de komst van de Participatiewet ontvangen we van het Rijk een gebundeld re-integratiebudget, waarin het flexibele re-integratiebudget van de Wet werk en bijstand (Wwb), de middelen van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de budgetten van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) worden samengevoegd. Zoals blijkt uit tabel 4 wordt het Participatiebudget oude stijl van de gemeenten uit de regio (exclusief gelden inburgering en educatie) van 2012 naar 2021 meer dan gehalveerd. Verder blijkt uit de tabel dat de toevoegingen aan het gebundeld re-integratiebudget voor nieuwe doelgroepen niet toereikend zijn om het budget op peil te houden. Dit betekent dat het bedrag dat per persoon beschikbaar is fors zal dalen.

 

Tabel 4. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget regio KRH (exclusief gelden inburgering/educatie).

(Bedragen in miljoenen €)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)

3,5

3,0

2,5

2,4

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,1

0,7

1,1

1,4

1,6

1,7

1,8

Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)

3,5

3,0

2,7

3,1

3,3

3,6

3,8

3,9

4,0

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

De consequentie van beperking van de middelen is dat de uitvoering in de Kromme Rijn Heuvelrug in de toekomst niet alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt meer kan helpen, maar dat we verregaande keuzes moeten maken wie we binnen de kaders van de Participatiewet wel gaan ondersteunen en wie niet.

 

Verplichtingen ten aanzien van het zittende Wsw-bestand

Een belangrijke notie om te betrekken bij het maken van keuzes is het besluit van het Rijk om de afbouw van het zittend Wsw-bestand gepaard te laten gaan met een efficiencykorting die wordt uitgesmeerd over zes jaar. De vergoeding per Wsw-arbeidsjaar zal dalen van ongeveer € 26.000 nu naar € 22.700 in 2021.

Aangezien de gemiddelde loonkosten van Wsw-medewerkers cao-bepaald zijn en niet mee zullen dalen (respecteren rechtspositie), zal er door toedoen van deze efficiencykorting op termijn een tekort ontstaan dat opgevangen moet worden binnen het beschikbare gebundeld re-integratiebudget. De feitelijke vrijelijk te besteden ruimte neemt daardoor in de komende jaren verder af.

Dit betekent dat met prioriteit gekeken moet worden naar ‘ontschotting’ van de huidige doelgroep van de SW-uitvoerder. Hoe gaan we het ‘beschut werken’ in de toekomst vorm geven? Kunnen bepaalde doelgroepen door andere (zorg)aanbieders geholpen worden? Kunnen doelgroepen die nu worden bediend door de RSD straks via BIGA worden toegeleid naar werk? Antwoord op deze vragen moet leiden tot een betere inzet van beschikbare budgetten en tegelijkertijd voor een beter aanbod voor de mensen waar het om gaat.

 

Bijlage 1: Prognoses De Bilt

 

Doelgroepen

 

Tabel 5. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet De Bilt.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min

445

499

474

477

473

465

465

465

465

Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong)

 

 

7

19

31

45

57

67

77

Wsw oude stijl

73

70

70

66

62

58

54

51

48

Totale doelgroep Participatiewet

518

569

550

562

565

568

577

584

591

Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.

 

Inkomensdeel

 

Tabel 6. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel De Bilt.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Inkomensdeel oude stijl

6,1

6,9

6,6

6,6

6,6

6,5

6,5

6,5

6,5

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,1

0,2

0,4

0,6

0,7

0,8

1,0

Totaal inkomensdeel

6,1

6,9

6,7

6,9

7,0

7,0

7,2

7,3

7,4

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Gebundeld re-integratiebudget

 

Tabel 7. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget De Bilt

 

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)

0,6

0,5

0,5

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,0

0,1

0,1

0,2

0,2

0,2

0,2

Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)

0,6

0,5

0,5

0,5

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Bijlage 2: Prognoses Bunnik

 

Doelgroepen

 

Tabel 8. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet Bunnik.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min

91

97

93

85

91

90

90

90

90

Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong)

 

 

2

6

10

14

18

21

24

Wsw oude stijl

20

20

20

19

18

17

16

15

14

Totale doelgroep Participatiewet

111

117

115

110

118

120

123

125

128

Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.

 

Inkomensdeel

 

Tabel 9. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel Bunnik.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Inkomensdeel oude stijl

1,09

1,32

1,26

1,17

1,24

1,22

1,22

1,22

1,22

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,03

0,07

0,12

0,18

0,22

0,26

0,30

Totaal inkomensdeel

1,09

1,32

1,29

1,24

1,36

1,40

1,44

1,49

1,53

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Gebundeld re-integratiebudget

 

Tabel 10. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget Bunnik.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)

0,10

0,09

0,08

0,07

0,07

0,07

0,07

0,07

0,07

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,01

0,03

0,04

0,06

0,07

0,07

0,07

Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)

0,10

0,09

0,08

0,10

0,11

0,12

0,13

0,13

0,14

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Bijlage 3: Prognoses Utrechtse Heuvelrug

 

Doelgroepen

 

Tabel 11. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet in Utrechtse Heuvelrug.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min

485

517

500

504

499

492

492

492

492

Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong)

 

 

14

39

63

93

117

138

160

Wsw oude stijl

107

110

109

103

97

91

86

80

76

Totale doelgroep Participatiewet

592

627

624

646

659

675

694

710

727

Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.

 

Inkomensdeel

 

Tabel 12. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel Utrechtse Heuvelrug.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Inkomensdeel oude stijl

5,96

6,85

6,63

6,67

6,61

6,51

6,51

6,51

6,51

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,18

0,50

0,79

1,18

1,47

1,75

2,03

Totaal inkomensdeel

5,96

6,85

6,81

7,17

7,41

7,69

7,98

8,26

8,54

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Gebundeld re-integratiebudget

 

Tabel 13. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget Utrechtse Heuvelrug.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)

0,57

0,58

0,42

0,40

0,37

0,36

0,36

0,36

0,36

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,04

0,19

0,29

0,38

0,42

0,44

0,46

Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)

0,57

0,58

0,46

0,58

0,66

0,74

0,79

0,80

0,82

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Bijlage 4: Prognoses Wijk bij Duurstede

 

Doelgroepen

 

Tabel 14. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet Wijk bij Duurstede.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min

203

236

237

224

230

226

226

226

226

Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong)

 

 

5

14

23

33

42

49

56

Wsw oude stijl

78

74

73

69

65

61

57

54

51

Totale doelgroep Participatiewet

281

310

315

308

318

321

325

329

333

Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.

 

Inkomensdeel

 

Tabel 15. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel Wijk bij Duurstede.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

inkomensdeel oude stijl

2,68

3,16

3,18

3,01

3,08

3,04

3,04

3,04

3,04

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,06

0,16

0,27

0,39

0,49

0,58

0,66

Totaal inkomensdeel

2,68

3,16

3,24

3,18

3,35

3,43

3,52

3,61

3,70

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Gebundeld re-integratiebudget

 

Tabel 16. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget Wijk bij Duurstede.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)

0,22

0,20

0,16

0,15

0,14

0,14

0,14

0,14

0,14

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,02

0,07

0,11

0,14

0,16

0,17

0,19

Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)

0,22

0,20

0,18

0,22

0,25

0,28

0,30

0,32

0,33

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Bijlage 5: Prognoses Zeist

 

Doelgroepen

 

Tabel 17. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet Zeist.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min

1.091

1.080

1.059

1.067

1.057

1.041

1.041

1.041

1.041

Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong)

 

 

24

68

109

159

200

237

273

Wsw oude stijl

235

244

241

228

214

201

189

178

167

Totale doelgroep Participatiewet

1.326

1.323

1.325

1.363

1.380

1.401

1.430

1.455

1.481

Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.

 

Inkomensdeel

 

Tabel 18. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel Zeist.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

inkomensdeel oude stijl

15,5

17,3

17,0

17,1

16,9

16,7

16,7

16,7

16,7

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,3

0,8

1,3

2,0

2,5

2,9

3,4

Totaal inkomensdeel

15,5

17,3

17,3

17,9

18,3

18,7

19,1

19,6

20,1

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.

 

Gebundeld re-integratiebudget

 

Tabel 19. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget Zeist.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)

1,9

1,6

1,4

1,3

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

Toevoegingen nieuwe doelgroepen

 

 

0,1

0,3

0,5

0,7

0,7

0,8

0,8

Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)

1,9

1,6

1,5

1,6

1,7

1,9

2,0

2,0

2,0

Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.