Organisatie | Zevenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | nr 05.06 Brandbeveiligingsverordening gemeente Zevenaar 2005 |
Citeertitel | Brandbeveiligingsverordening gemeente Zevenaar 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en (brand)veiligheid |
Geen
Brandweerwet 1985 artikel 12, Gemeentewet artikel 147 e.v., Algemene wet bestuursrecht.
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-01-2005 | 23-06-2009 | nieuwe regeling bij gemeentelijke herindeling | 03-01-2005 Zevenaar Post, 19-1-2005 | 05-003 | |
nieuwe regeling Angerlo | 23-12-2003 onbekend | ||||
nieuwe regeling Zevenaar | 24-11-1993 onbekend |
De raad van de gemeente Zevenaar;
gelezen het voorstel van de colleges van burgemeester en wethouders van Angerlo en Zevenaar, verenigd in de stuurgroep herindeling Angerlo en Zevenaar d.d. 21 december 2004;
gelet op artikel 12 van de Brandweerwet 1985 alsmede de bepalingen ingevolge de Gemeentewet (artikel 147 e.v.) en Algemene wet bestuursrecht.;
vast te stellen de Brandbeveiligingsverordening gemeente Zevenaar 2005.
Indien het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning nieuwe voorschriften verbinden en gestelde voorschriften wijzigen of intrekken.
Een vergunning moet worden geweigerd indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht kan worden een brandveilig gebruik te zijn en door het stellen van voorschriften geen voldoende brandveilig gebruik kan worden bereikt.
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken indien:
het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of het wijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft moet de vergunning aanwezig zijn, en moet op verzoek van degene die is belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, ter inzage worden gegeven.
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Onverminderd het gestelde in het tweede lid, is het verboden een inrichting niet zijnde een woonschip, uitgezonderd een woonschip waarin sprake is van verminderde zelfredzaamheid van bewoners in combinatie met permanente aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals per onderwerp vermeld in de van overeenkomstige toepassing zijnde bijlage 3 en 4 bij de Bouwverordening gemeente Zevenaar.
De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijke gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van:
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings- wijzigings- of sloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld de Regeling Bouwbesluit 2003, hoofdstuk 2 of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht - na een van burgemeester en wethouders ontvangen aangetekende brief - de voorschriften op te volgen, die burgemeester en wethouders in die brief geven tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan de ambtenaren van de brandweer en daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
De Brandbeveiligingsverordening regelt het brandveilig gebruik van inrichtingen.
De werkingssfeer is in artikel 12 van de Brandweerwet 1985 aangegeven:
de Brandbeveiligingsverordening gemeente Zevenaar 2005 is van toepassing voor zover in hetgeen zij regelt niet is voorzien bij of krachtens de Woningwet of enige andere wet. Bouwwerken zijn daaronder niet begrepen, omdat regeling van het brandveilig gebruik daarvan ingevolge de Woningwet 1991 verplicht in de Bouwverordening gemeente Zevenaar is opgenomen.
De Brandbeveiligingsverordening kan slechts regelen voor zover niet in de brandveiligheid is voorzien bij of krachtens het bepaalde in andere wettelijke regelingen.
Rest derhalve thans die 'voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen', die geen bouwwerk zijn (zie ook de toelichting op artikel 1).
De vergunningsplicht is evenwel pas van toepassing, wanneer aan de criteria, genoemd in artikel 2.1.1 wordt voldaan.
De verordening bevat geen voorschriften over het aanvragen, het voorbereiden en het beslissen op een verzoek om een vergunning. Die onderwerpen zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315).
De artikelen 4:1 tot en met 4:6 van de Awb zijn op de vergunningaanvraag van toepassing. De voorschriften hebben onder andere betrekking op: bij wie de aanvraag moet worden ingediend, welke gegevens tenminste op de aanvraag moeten staan en wanneer de aanvraag in behandeling kan worden genomen.
De artikelen 4:13 tot en met 4:15 van de Awb geven aan binnen welke termijn een aanvraag om een vergunning moet worden afgewikkeld. De Awb geeft geen vaste termijn in weken, maar geeft aan dat de aanvraag binnen een redelijke termijn tot een beschikking moet leiden. Die redelijke termijn is in ieder geval verstreken als niet binnen acht weken na het in ontvangst nemen van de aanvraag een beslissing is genomen of aan de aanvrager is medegedeeld binnen welke redelijke termijn hij een beslissing op zijn aanvraag krijgt. Door het hanteren van de artikelen 4:13 tot en met 4:15 van de Awb kan afhankelijk van de inhoud van de aanvraag aangegeven worden binnen welke termijn de aanvraag wordt afgehandeld.
Derhalve is in de verordening geen artikel opgenomen dat een vaste termijn voor een vergunningaanvraag voorschrijft.
De Awb is door het parlement vastgesteld en zal naar verwachting tussen 1 juli 1993 en 1 januari 1994 in werking treden. Omdat de tekst van de Awb inmiddels vastligt is het mogelijk de voorschriften uit de Awb nu reeds te gebruiken.
Het gebruik van de bovengenoemde artikelen van de Awb bij de behandeling van een vergunningaanvraag vereist geen afzonderlijk besluit van burgemeester en wethouders. Bij de eerste vergunningaanvraag op basis van de verordening zal aangegeven moeten worden dat bij de afwikkeling van de vergunningaanvraag de artikelen 4:1 tot en met 4:6 en 4:13 tot en met 4:15 van de Awb gebruikt worden. Op grond van algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn burgemeester en wethouders vervolgens gehouden de daarop volgende aanvragen eveneens met toepassing van de Awb artikelen te behandelen.
In een bij deze toelichting behorende bijlage is de tekst van de bovenbedoelde artikelen opgenomen.
De in artikel 1.1 bedoelde 'voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen' is een ruime omschrijving. Bouwwerken vallen daar niet onder, het gebruik hiervan vindt immers regeling in de Bouwverordening.
In dit verband ware te denken aan alle 'bouwwerken' die op het water drijven en los met de wal verbonden zijn, zoals hotelboten, opslagschepen en drijvende restaurants. Deze zijn namelijk geen bouwwerken in de zin van de Woningwet 1991 en vallen derhalve niet onder de werking van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
Er bestaat een in dit kader relevante uitspraak van het Hof Arnhem d.d. 6 juni 1972, NJ 73, 209. Daarin werd uitgemaakt 'dat een op het water drijvend bouwsel niet valt onder het begrip 'gebouw' en evenmin onder de definitie in de gemeentelijke Bouwverordening, omdat het niet in de geest van die verordening met de grond verbonden is noch steun vindt in of op de grond.'
Er was hier sprake van het aanmeren middels twee lijnen aan in de grond geplaatste meerpalen, teneinde afdrijven te voorkomen.
Het valt te verwachten dat bij een 'minder losse verbinding' de bouwsels onder de werking van de Woningwet zullen vallen.
Ook allerlei terreinen vallen onder het begrip inrichting, evenals (feest)tenten e.d..
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk
Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften verbinden, zoals voorschriften met betrekking tot:
of in een inrichting met het oog op de brandveiligheid.
Ook zijn voorschriften van bouwkundige aard denkbaar, aangezien de hier bedoelde bouwsels niet onder de werking van de Woningwet vallen.
Artikel 2.1.2 Weigeren vergunning
Weigeringsgronden zijn in artikel 2.1.2 niet expliciet genoemd. Toetsingsgrond voor een vergunning kunnen zijn:
a) voor de constructies - het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
b) voor het gebruik - de bijlagen van Bouwverordening en van de toelichting op de (model-)Bouwverordening 1992.
De situaties a en b betreffen uiteraard uitsluitend de brandveiligheid.
Een andere goede basis voor de beoordeling van de vergunningsplichtige inrichtingen zijn de boeken die de NBF uitgeeft in de serie 'Een brandveilig gebouw.....'.
Een nadere omschrijving van de toetsingscriteria is gezien de diversiteit van de inrichtingen (tenten, hotelboten, kampeerterreinen e.d.) niet mogelijk.
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen inrichtingen
Alleen de in artikel 2.1.1 genoemde inrichtingen zijn vergunningsplichtig. In artikel 2.2.1 vindt de brandveiligheid van niet vergunningsplichtige inrichtingen regeling.
Artikel 3.1 Toezicht op de naleving
Burgemeester en wethouders wijzen in verband met de bij de verordening brandveiligheid en hulpverlening gemeente Zevenaar 2005 (ex artikel 1 van de Brandweerwet 1985) opgedragen taken in ieder geval de brandweer aan als de gemeentelijke dienst belast met het toezicht op de naleving van de Brandbeveiligingsverordening. In de toelichting op de Bouwverordening gemeente Zevenaar vermelden wij dat de brandweer de deskundige dienst is om te adviseren over brandpreventievoorschriften. Tevens kunnen ook andere personen met de naleving ervan worden belast, zoals bijvoorbeeld van de sector Ruimte, afdeling vergunningen.
Het verdient in elk geval aanbeveling bij de uitvoering van deze verordening en van andere verordeningen een coördinatie tot stand te brengen.
Voor de opsporing van (onder meer) de in de Brandbeveiligingsverordening aangegeven strafbare feiten zijn door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitsluitend aangewezen de commandanten en het personeel van gemeentelijke brandweren in de rang van adjunct-hoofdbrandmeester of hoger. Beschikkingen van de staatssecretaris van 24 maart 1986, nr. EB 85/V4828 (Stb. 1986, 84) en van 5 december 1986, nr. EB 86/V2859 (Stb. 1986, 247).
Op grond van het facultatieve karakter van de in artikel 23 van de Brandweerwet 1985 genoemde strafbepaling is het ook mogelijk dat op overtreding van de regels van de brandbeveiligingsverordening een lagere hechtenis of geldboete van de eerste of tweede categorie in de verordening gesteld worden.