De raad van de gemeente Zeist;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23
september 2014;
gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting
2015
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
- a.
openbare aankondiging: letters, symbolen, logo’s, of kleuren, of een
combinatie daarvan, of een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare
weg;
- b.
vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of
bedrijf wordt gebruikt;
- c.
tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf
maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en
sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie
hij niet in vaste betrekking staat;
- d.
exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf
maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van
reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde
oppervlakten;
- e.
voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of
meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;
- f.
maand: een kalendermaand;
- g.
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing binnen het aangewezen gebied van de
gemeente Zeist, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en
daarvan deel uitmakende kaart (versie 18-7-2013).
Artikel 3 Belastbaar feit
Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt onder de in de bij deze verordening
behorende tarieventabel gestelde voorwaarden, binnen het gebied zoals nader
aangewezen in de bij deze verordening behorende kaart, een directe belasting
geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare
weg.
Artikel 4 Belastingplicht
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven van degene die de openbare
aankondiging heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie de openbare
aankondiging is aangebracht.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de
reclamebelasting ter zake van openbare aankondigingen, die met
vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn aangebracht in verband
met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van
die tussenpersoon.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de
reclamebelasting ter zake van openbare aankondigingen die door
tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die
exploitant.
Artikel 5 Berekening van de reclamebelasting
- 1.
Openbare aankondigingen die bij één bouwwerk of gedeelte daarvan behoren
worden aangemerkt als één openbare aankondiging. Indien meerdere
bouwwerken of gedeelten daarvan naast elkaar zijn gelegen en tezamen
worden gebruikt door één belastingplichtige, worden de openbare
aankondigingen die bij deze bouwwerken of gedeelten daarvan behoren voor
de toepassing van dit artikel aangemerkt als één openbare
aankondiging.
- 2.
Openbare aankondigingen behoren in ieder geval tot één bouwwerk indien
zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden
gebruikt.
Artikel 6 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare
aankondigingen:
- a.
die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer
over openbare land- en waterwegen;
- b.
die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare
aankondigingen zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of
waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die
individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de
verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer
aanwezig zijn;
- c.
die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt
gediend, kunnen worden aangemerkt;
- d.
die door of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of
aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondigingen
geschieden ter uitvoering van de publieke taak en voor zover deze
aankondigingen niet tot een vestiging behoren;
- e.
op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks
betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde
bouwwerkzaamheden;
- f.
die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel
belang dienen;
- g.
die aanwezig zijn in de etalage van leegstaande winkels, louter
dienen ter decoratie en waarbij geen relatie kan worden gelegd met
een bedrijfsnaam of activiteiten van een bedrijf;
- h.
bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze
aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te
verhuren zaak;
- i.
aangebracht op scholen, politiebureaus, ziekenhuizen, kerken en
moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het
gebouw;
- j.
die door cultureel-maatschappelijke instellingen, die door de
rijksbelastingdienst zijn aangewezen als algemeen nut beogende
instellingen (ANBI), zijn aangebracht en die uitsluitend een
cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang
dienen;
- k.
die tezamen niet groter zijndan 0,1 vierkante meter.
Artikel 7 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag voor één of
meer openbare aankondigingen die worden aangetroffen per vestiging,
met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
- 2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt eveneens als één vestiging
aangemerkt meerdere bouwwerken of delen daarvan, die direct naast
elkaar gelegen zijn en tezamen worden gebruikt door één
belastingplichtige.
- 3.
Het tarief bedraagt per vestiging per jaar € 400,00 dan wel € 33,33
per maand.
- 4.
Het in het vorige lid genoemde tarief wordt voor vestigingen die in
tariefgebied B gelegen zijn, vermeerderd met € 200,00 per jaar dan
wel € 16,67 per maand.
Artikel 8 Belastingtijdvak
- 1.
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belastingschuld ontstaat bij het begin van het
belastingtijdvak.
- 2.
Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak
aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 3.
Indien de belastingplicht bij het begin van het belastingtijdvak
bestaat of aanvangt, wordt de reclamebelasting naar het jaartarief
geheven.
- 4.
Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak
aanvangt, wordt de reclamebelasting naar het maandtarief
geheven.
- 5.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
aanvangt, is de naar maandtarief geheven reclamebelasting
verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip
van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 6.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
eindigt en de reclamebelasting naar jaartarief is geheven, wordt de
aanslag op verzoek van de belastingplichtige verminderd voor zoveel
maandelijkse gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de
beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder
bedraagt dan € 10,00.
- 7.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
eindigt en de reclamebelasting naar maandtarief is geheven, wordt de
aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd tot op het
bedrag dat met toepassing van het maandtarief wordt berekend voor
het aantal volle kalendermaanden waarin de belastingplicht bestond,
tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan
€ 10,00. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt de maand
waarin de belastingplicht eindigt als volle kalendermaand
aangemerkt.
Artikel 10 Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen,
waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op
de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en
de tweede twee maanden later.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het
voorgaande lid gestelde termijn.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.
Artikel 14 Overgangsrecht
De 'verordening Reclamebelasting 2014’ van 29 oktober 2013 wordt ingetrokken
met ingang van de in artikel 15, 2e lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 15 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van de bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Reclamebelasting
2015.