Organisatie | Marum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels subsidiëring peuterspeelzaalwerk 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels subsidiëring peuterspeelzaalwerk 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen.
Algemene wet bestuursrecht, art. 1:3, lid 4
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2016 | 01-08-2020 | Wijziging div. artikelen | 14-06-2016 Gemeenteblad 2016, 111423 | 16.06.15 | |
01-11-2014 | 01-11-2014 | 14-06-2016 | nieuwe regeling | 12-11-2014 AchtDorpenNieuws 20 november, en digitaal gemeenteblad | 14.11.11 |
Beleidsregels subsidiëring peuter-speelzaalwerk 2016
De uitvoerders van het peuterspeelzaalwerk dragen zorg voor een zogenoemde “doorgaande leerlijn” en zorgt hiertoe in ieder geval voor dat:
Burgemeester en wethouders beslissen op de subsidieaanvragen van de uitvoerders van het peuter-speelzaalwerk met inachtneming van de specifieke omstandigheden van de betreffende uitvoerder, de locatie en het verzorgingsgebied. Dit impliceert maatwerk per uitvoerder.
Artikel 7 Uitgangspunten subsidieverlening
Uitgangspunt bij de subsidieverlening voor de eerste groep is een minimale groepsgrootte van vijf kinderen gedurende het gehele peuterspeelzaaljaar. Subsidiëring van een tweede groep (of meer groepen) is pas aan de orde als een voldoende aantal peuters gebruik maakt of zal gaan maken van de peuterspeelzaal; één en ander ter beoordeling aan burgemeester en wethouders.
Als de uitvoerder van mening is dat sprake is van een te lange wachtlijst, dient hij in overleg treden met burgemeester en wethouders over mogelijke oplossingen. Besluitvorming door burgemeester en wethouders over een eventuele uitbreiding van het aantal groepen vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.
Artikel 11 Datum van inwerkingtreding
Onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels subsidiëring peuterspeelzaalwerk, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 12 november 2014, treden deze beleidsregels in werking op 15 juni 2016 en zijn van toepassing op subsidieaanvragen die betrekking hebben op het tweede halfjaar van 2016.
In deze toelichting zal daar waar nodig een toelichting gegeven worden op de in de beleidsregels subsidiëring peuterspeelzaalwerk opgenomen artikelen.
De Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen en aanpalende regelgeving is van toepassing.
Op grond van de Wet op het Primair Onderwijs dienen gemeenten er zorg voor te dragen dat er voldoende voorzieningen zijn waar kinderen met een verhoogd risico op achterstand kunnen deelnemen aan voorschoolse educatie. Middels de bepalingen in dit artikel beogen wij hieraan invulling te geven. De wijze waarop en de doelgroepbepaling is vastgelegd in de “Beleidsnotitie Doelgroepenbepaling en toeleiding VVE in de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn”.
Met het harmoniseren van het tarief voor het gesubsidieerde peuterspeelzaalwerk met dat van de kinderopvang wordt een keuze gemaakt voor de kinderopvangtoeslagconstructie. Hiermee wordt differentiatie voor het gesubsidieerde peuterspeelzaalwerk weggenomen en wordt het speelveld voor het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang gelijkgesteld. Hiermee is het voor ouders makkelijker de keuze te maken op inhoud en niet op financiële gronden. Tevens past dit in de landelijke ontwikkelingen waarbij het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang steeds meer geharmoniseerd wordt met de doelstellingen om de pedagogische kwaliteit te verbeteren en het gelijkstellen van het kwaliteitskader en de financieringsstroom (kinderopvangtoeslag). Voor ouders waarvan het inkomen onder een bepaald minimum zit blijft het recht op volledige vergoeding vanuit het Activiteitenfonds bestaan.
Het bepalen van de hoogte van de benodigde subsidie is maatwerk waarbij per locatie verschillen kunnen ontstaan doordat bijvoorbeeld de exploitatielasten verschillen.
Artikel 7 Uitgangspunten subsidieverlening
Omdat huisvesting en personeel de belangrijkste kostenposten zijn, is het beter per groep te subsidiëren. De kosten dalen immers nauwelijks als er een kind minder in een groep zit.
Een groep moet uit minimaal vijf kinderen bestaan om voldoende pedagogische dynamiek te hebben. Er kan om bijvoorbeeld financiële redenen voor ouders van kinderen buiten de gemeente Marum aanleiding zijn een kind op een peuterspeelzaal in Marum te plaatsen. Marum subsidieert dan mogelijk kinderen van andere gemeenten.
Artikel 10 Algemene bepalingen
Mits een of meerdere partijen het peuterspeelzaalwerk uitvoeren en voor de exploitatie bij de gemeente subsidie aanvragen, behoeft niet Europees aanbesteed te worden. Wij kiezen er voor om het peuterspeelzaalwerk uit te laten voeren door (een) lokale partij(en).
Om het financieel risico voor de gemeente te beperken kiezen wij er voor om niet in een keer het jaarbudget te verstrekken, maar maandelijks 1/12 deel.