Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woudrichem

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Woudrichem 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoudrichem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Woudrichem 2014
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Woudrichem 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1e Wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad Woudrichem 2014

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 16 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-11-20161e wijziging

25-10-2016

GVOP 3 nov 2016

Onbekend
01-11-201403-11-2016nieuwe reglement

27-10-2014

GVOP-2014-99134

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Woudrichem 2014

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Woudrichem 2014

De raad van de gemeente Woudrichem;

gezien het voorstel van het presidium van d.d. 30 september 2014;

gelet op het bepaalde in artikel 16 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen het:

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Woudrichem 2014.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van de gemeenteraad;

  • b.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • e.

    amendement: voorstel tot wijziging van een concept besluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • f.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • g.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • h.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • i.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel gedaan door een raadslid;

  • j.

    interpellatie: verzoek aan het college danwel de burgemeester om inlichtingen te verstrekken over het door hen gevoerde bestuur;

  • k.

    vergadering: besluitvormende vergadering van de raad.

Artikel 2 Het presidium

De raad heeft een presidium dat handelt conform het door de raad vastgestelde reglement van orde voor vergaderingen en werkzaamheden van het raadspresidium.

Artikel 3 De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad aangewezen plaatsvervanger.

  • 3.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 4 De werkgeverscommissie

De raad heeft een werkgeverscommissie dat handelt conform het door de raad vastgestelde verordening werkgeverscommissie griffie.

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidstandpunt melding gemaakt in het advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6 Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    De commissie onderzoekt of benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 3.

    De raad gaat niet eerder over tot het benoemen en beëdigen van wethouders dan nadat de burgemeester het stappenplan ‘integriteittoets kandidaat wethouders’ heeft doorlopen.

Artikel 7 Fractie

  • 1.

    De raadsleden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De naam van de fractievoorzitter wordt zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Hoofdstuk 2 Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderdiscipline

  • 1.

    De vergaderingen van de gemeenteraad zijn in principe openbaar.

  • 1.

    De vergaderingen vinden in de regel plaats op dinsdag, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis. De voorzitter kan in overleg met het presidium een andere dag, tijdstip en plaats bepalen.

  • 2.

    Naast de vastgestelde vergaderingen vergadert de gemeenteraad, wanneer de voorzitter het nodig acht of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

Artikel 9 Oproep en voorlopige agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 2.

    Als een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, lid 3 wordt deze met de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier dagen voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 10 De agenda

  • 1.

    De voorzitter stelt, met in achtneming van de adviezen van de opiniërende vergadering, de voorlopige agenda voor de vergadering van de raad op.

  • 2.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen, van de agenda afvoeren of de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep aanvullende agenda opstellen. Verzoeken die daarna worden aangemeld worden bij de leden aangekondigd. Bij vaststelling van de agenda wordt het spoedeisende karakter getoetst.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Alle openbare stukken zijn digitaal beschikbaar op de website van de gemeente.

  • 3.

    Als omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden inzage.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

Een raadsvergadering wordt aangekondigd op de gemeentelijke informatiepagina in een huis-aan-huisblad. Daarnaast wordt de vergadering door het plaatsen van een aankondiging op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

Paragraaf 2 Ter vergadering

Artikel 13 Presentielijst

  • 1.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2.

    Een lid dat voor de sluiting de vergadering verlaat, meldt dit aan de voorzitter. De melding wordt in de notulen meegenomen.

  • 3.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

Artikel 14 Opening vergadering en votum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de Gemeentewet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzingen naar artikel 20 van de Gemeentewet, een nieuw tijdstip. Op deze vergadering, is het eerste lid niet van toepassing.

  • 3.

    De voorzitter spreekt bij de opening van de vergadering een votum uit. Na het votum volgt een moment van stilte.

Artikel 15 Spreekregels

  • 1.

    De leden en wethouder spreken vanaf hun plaats of het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Een lid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

Artikel 16 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Raadsleden mogen in de eerste termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 3.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 4.

    Het tweede lid is niet van toepassing op een raadslid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging over het door dat raadslid ingediende.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 17 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 18 Voorstellen van orde

Raadsleden en de voorzitter kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

Paragraaf 3 Stemmingen

Artikel 19 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

Artikel 20 Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de vergadering als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 21 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 3.

    Als een raadslid om hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad. Hoofdelijke stemming kan geschieden bij oproeping of bij hand opsteken. De voorzitter doet de raad hiertoe een voorstel.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming via het opsteken van een hand, worden alle raadsleden tegelijk uitgenodigd om hun stem kenbaar te maken via het opsteken van hun hand

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming via oproeping, roept de voorzitter of de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 22 Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 23 Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van het stembureau.

Artikel 24 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door het stembureau op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven. De briefjes worden op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 2.

    De voorzitter neemt een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Paragraaf 4 Verslaglegging en ingekomen stukken

Artikel 25 Audioverslag en besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van een audioverslag en het opstellen van een concept-besluitenlijst van de vergadering.

  • 2.

    De besluitenlijst bevat tenminste:

    • a.

      de namen van aanwezige leden, de voorzitter, de griffier en de wethouders, evenals van de leden die afwezig waren en de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest en de genomen besluiten daaromtrent;

    • c.

      gedane toezeggingen;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de tijdens de vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 21 van de Gemeentewet door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    Een concept van de besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het concept van de besluitenlijst wordt gelijktijdig toegezonden aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, en hebben aangegeven een concept van de besluitenlijst te willen ontvangen.

  • 4.

    De concept-besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld en wordt daarna door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 5.

    Het gesprokene in de raadsvergaderingen wordt digitaal vastgelegd en wordt als audioverslag door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt en is voor iedereen toegankelijk.

  • 6.

    De leden, de voorzitter en de wethouders hebben het recht, voor zover zij bij de behandeling aanwezig waren, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het concept van de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat er besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

Artikel 26 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst die aan de raadsleden wordt toegezonden en ter inzage wordt gelegd.

  • 2.

    Leden kunnen een verzoek indienen bij de voorzitter om stukken te agenderen ter bespreking.

  • 3.

    Op voorstel van de voorzitter stelt de raad de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Paragraaf 5 Besloten raadsvergaderingen

Artikel 27 Toepassing reglement op besloten vergaderingen

  • 1.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Degene die kennis dragen van de stukken waarover geheimhouding is opgelegd mogen aanwezig zijn bij de besloten vergadering.

Artikel 28 Verslag besloten vergadering

  • 1.

    Concept verslagen en besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de raadsleden ter inzage gelegd bij de griffier.

  • 2.

    Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 29 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Paragraaf 6 Toehoorders en pers

Artikel 30 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare vergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijk geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

Artikel 31 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 32 Amendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben in bij de voorzitter. Dit gebeurd schriftelijk, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben.

  • 3.

    Intrekking door de indiener van het amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 33 Moties

  • 1.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld. De indiener kan ervoor kiezen om eigenstandige motie in de opiniërende raad voor te bespreken.

  • 4.

    Intrekking door de indiener van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover is afgerond.

Artikel 34 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 2.

    Het college kan binnen 14 dagen nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 3.

    Een voorstel wordt nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

Artikel 35 Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college dient te worden gezonden, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 36 Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dien verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen .

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en wethouders.

  • 3.

    Als het verzoek ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering is ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt het verzoek tijdens de eerstvolgende raadsvergadering in stemming gebracht. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.

  • 4.

    De interpellant voer niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 37 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier. Daarbij staat aangegeven of er een voorkeur voor schriftelijke of mondelinge beantwoording bestaat.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn ingediend.

  • 4.

    Als vragen tenminste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend dan vindt mondelinge beantwoording plaatst in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden.

  • 5.

    Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden. Het college stuurt de beantwoording rechtstreeks aan de vraagsteller.

  • 6.

    De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in een volgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 38 Vragenuur

  • 1.

    Na opening van de vergadering is er een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2.

    Raadsleden die tijdens het vragenuur vragen wil stellen dienen deze in bij de voorzitter op de dag van de vergadering voor 9.00 uur. De vragen worden zo spoedig mogelijk aan de overige raads- en collegeleden ter kennisname verzonden.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, het college en voor de overige raadsleden.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 39 Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen 14 dagen nadat het verzoek is ingediend.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 40 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 41 Intrekken oude reglement

Het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Woudrichem 2009 vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2009 en de 4 wijzigingsverordeningen die daarna zijn vastgesteld, worden ingetrokken.

Artikel 42 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag na openbare bekendmaking.

  • 2.

    Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde voor vergaderingen en ander werkzaamheden van de raad van de gemeente Woudrichem 2014

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woudrichem in zijn openbare vergadering van 27 oktober 2014.

de voorzitter, de griffier,

A.Noordergraaf P.A. Paulides- Ruitenberg

Bijlage bij besluit

Reglement van orde voor vergaderingen en ander werkzaamheden van de raad van de

Gemeente Woudrichem 2014

Artikelen waar naar verwezen wordt in deze verordening

Gemeentewet

Artikel 18

De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.

Artikel 20

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig.

Artikel 21

  • 1.

    De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    Een wethouder heeft toegang tot de vergaderingen en kan aan de beraadslaging deelnemen.

  • 3.

    Een wethouder kan door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.

Artikel 25

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Artikel 28

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

    • c.

      Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 2.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 36 A

  • 1.

    Voor het wethouderschap gelden de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, bedoeld in artikel 10, met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor «de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad» gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd.

  • 2.

    De raad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.

  • 3.

    Dezelfde persoon kan niet in meer dan één gemeente wethouder zijn.

Artikel 36 B

  • 1.

    Een wethouder is niet tevens:

    • a.

      minister

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      gedeputeerde;

    • i.

      secretaris van de provincie;

    • j.

      griffier van de provincie;

    • k.

      lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij wethouder is, is gelegen;

    • l.

      lid van de raad van een gemeente;

    • m.

      burgemeester;

    • n.

      lid van de rekenkamer;

    • o.

      ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

    • p.

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

    • q.

      ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

    • r.

      functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een wethouder tevens lid zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een wethouder tevens zijn:

    • a.

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b.

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

    • c.

      ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 41 B

  • 1.

    Een wethouder vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn wethouderschap.

  • 2.

    Een wethouder meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan de raad.

  • 3.

    Een wethouder maakt zijn nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op het gemeentehuis.

  • 4.

    Een wethouder die zijn ambt niet in deeltijd vervult, maakt tevens de inkomsten uit nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op het gemeentehuis uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.

  • 5.

    Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindheffingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet.

Artikel 41 C

  • 1.

    Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de wethouders.

  • 2.

    De raad stelt voor de wethouders een gedragscode vast.

Artikel 55

  • 1.

    Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien het college zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Artikel 86

  • 1.

    Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Artikel 169

  • 1.

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen terzake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan leiden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Artikel 180

  • 1.

    De burgemeester is aan de raad verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Hij geeft de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

G3 van de Kieswet

  • 1.

    Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten, is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Verzoeken, ontvangen na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.

  • 2.

    Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 112,50 worden betaald aan de gemeente. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.

  • 3.

    Bij het verzoek worden overgelegd:

    • a.

      een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging zijn opgenomen;

    • b.

      een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet 2009 BES;

    • c.

      het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;

    • d.

      een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.

  • 4.

    Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien:

    • a.

      de aanduiding strijdig is met de openbare orde;

    • b.

      de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of de artikelen G 1, onderscheidenlijk G 2, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;

    • c.

      de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;

    • d.

      de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;

    • e.

      de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • f.

      het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds op een der onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen;

  • 5.

    De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt, alsmede ter openbare kennis gebracht op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 6.

    Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en brengt dit ter openbare kennis op de in de gemeente gebruikelijke wijze, wanneer:

    • a.

      de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;

    • b.

      de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;

    • c.

      de politieke groepering als vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • d.

      voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad geen geldige kandidatenlijst is ingeleverd.