Organisatie | Raalte |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2015 gemeente Raalte |
Citeertitel | Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2015 gemeente Raalte |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 27-11-2014 | 7352 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
leiding: een buis of kabel waar doorheen of waarlangs het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie wordt geleid, met uitzondering van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk voor zover deze in openbare grond liggen of worden gelegd;
netbeheerder: degene die als natuurlijk persoon handelende in de uitoefening van een beroep of bedrijf dan wel als rechtspersoon een net beheert. Onder netbeheerder wordt tevens verstaan de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 5.1 van de Telecommunicatiewet;
2. Instemmingsbesluit en vergunning
2.1. Vereiste van instemming of vergunning
In afwijking van het eerste lid is voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een schriftelijke melding aan het college. Het college kan aan de uitvoering van deze werkzaamheden voorschriften en beperkingen verbinden als bedoeld in artikel 2.5 van deze verordening.
Werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening, waarvan uitstel redelijkerwijs niet mogelijk of niet gewenst is, dienen onverwijld te worden gemeld aan het college. Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden kan de burgemeester besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.
2.2. De aanvraag en de melding
Indien voor de voorgenomen werkzaamheden tevens (privaatrechtelijke) toestemming nodig is van andere grondeigenaren of grondbeheerders, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanvrager en de andere grondeigenaren of grondbeheerders.
Het college stelt nadere regels vast over de te verstrekken gegevens en de wijze van verstrekking bij een aanvraag of bij een melding als bedoeld in artikel 2.1.
Het college kan de vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid wijzigen of intrekken, indien:
na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;
De netbeheerder is verplicht zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van kabels en leidingen.
3.5. Verontreiniging, gevaar en hinder
De netbeheerder is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedures als bedoeld in de nadere door het college te stellen regels te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.
3.6. Overleg en afstemming tijdens planvorming
De gemeente initieert en faciliteert nader overleg tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in openbare gronden. Dit overleg vindt periodiek, doch ten minste eenmaal per jaar plaats. De gemeente doet per project een voorstel ten aanzien van het aantal overleggen en de periodiciteit daarvan.
Het college stelt ter concretisering van Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels op voor door het college op aanvraag toe te kennen nadeelcompensatie in het geval dat een netbeheerder als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.6, eerste lid onderdeel g of h, dan wel vanwege de rechtmatige uitoefening door het college van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade lijdt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die hem in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.
3.8. Schaderegeling Ingravingen
Indien door de netbeheerder werkzaamheden aan kabels en leidingen in of op openbare gronden worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van openbare gronden die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de netbeheerder in rekening conform de door het college vast te stellen Schaderegeling Ingravingen Raalte.
4. Overgangs- en slotbepalingen
Voor kabels en leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig en in gebruik zijn geldt de door de gemeente verleende toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning respectievelijk instemmingsbesluit krachtens deze verordening.
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een instemmingsbesluit is aangevraagd op grond van de Telecommunicatieverordening gemeente Raalte, waarop nog niet is beslist, wordt deze aanvraag beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Telecommunicatieverordening gemeente Raalte.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.
Overtreding van de artikelen 2.1, lid 1, 2 en 4, 2.5 lid 4, en 3.3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Toelichting Toelichting op de AVOI 2015 gemeente Raalte
Toelichting op de AVOI 2015 gemeente Raalte
Deze algemene verordening ondergrondse infrastructuur (verder aangeduid als AVOI) is een verordening die regels bevat met betrekking tot het aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels en leidingen. In deze verordening zijn zowel regels gesteld betreffende kabels en leidingen ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, als regels voor de overige kabels en leidingen.
Kernpunten van deze AVOI en de daarop gebaseerde besluiten zijn:
De regels voor werkzaamheden betreffende een openbaar elektronisch communicatienetwerk waren voorheen opgenomen in de gemeentelijke Telecommunicatieverordening. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze AVOI is de bestaande Telecommunicatieverordening als afzonderlijke verordening ingetrokken.
Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (Tw) het kader voor de regels in deze verordening.
Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige kabels en leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving. Traditioneel wordt de vergunningverlening voor de werkzaamheden verleend op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) of op grond van een leidingenverordening.
In deze verordening is het regime voor kabels en leidingen vallende onder de Tw en voor de overige kabels en leidingen zo veel als mogelijk geïntegreerd. Het onderscheid in de toepassing blijkt expliciet uit de gebezigde tekst en uit de definities van ‘kabels’ (alleen Tw) en ‘leidingen’ (alle overige kabels en leidingen).
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. Voor een goed begrip van de AVOI is het van belang om op te merken dat in beginsel alle leidingen (waaronder ook rioolbuizen) in openbare gronden waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. Voor de definitie van ‘openbare gronden’ is aansluiting gezocht bij de definitie in de Telecommunicatiewet.
Uit de definitie van ‘openbare gronden’ blijkt dat het bereik van de verordening niet beperkt blijft tot kabels en leidingen die in de grond liggen, maar ook ziet op kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen die in of op kunstwerken zijn gelegd. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor leidingen zijn aangelegd om bijvoorbeeld een barrière (zoals een snelweg of een waterweg) over te kunnen steken. Hierbij valt te denken aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. Kabelgoten vallen, voor zover zij in openbare gronden zijn gelegen, eveneens onder de werkingssfeer van de verordening.
Kabels en leidingen die zich niet in of op openbare gronden bevinden (zoals bovengrondse hoogspanningsleidingen) vallen niet onder de werkingssfeer van de verordening.
Met het begrip ‘aanbieder’ wordt bedoeld: een aanbieder van openbaar elektronisch communicatienetwerk in de zin van de Telecommunicatiewet. Op deze ‘aanbieder’ zijn de rechten en plichten van hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet van toepassing. De verordening bevat enkele bepalingen die slechts van toepassing zijn op ‘aanbieders’.
Met het begrip ‘aanvraag’ wordt bedoeld: een aanvraag om een instemmingsbesluit (conform de Telecommunicatiewet) of een vergunning (overige kabels en leidingen). De aanvraag moet onderscheiden worden van de melding op grond van artikel 2.1 lid 2 van de verordening.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de taken voortvloeiende uit de AVOI af te handelen, waarbij deze bevoegdheden voor wat betreft de uitvoering om praktische redenen deels gemandateerd zijn of worden aan een of meer daartoe aangewezen ambtenaren. Deze functie betreft enerzijds het houden van toezicht en anderzijds het coördineren en verlenen van instemmingen en vergunningen. Indien en voor zover de bevoegdheden op het gebied van coördinatie, het verlenen van vergunningen en instemmingbesluiten en het houden van toezicht gemandateerd zijn aan een of meer functionarissen, wordt met ‘college’ tevens deze functionaris bedoeld.
De definitie van ‘huisaansluiting’ is afgeleid uit de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. Hiermee is een objectief criterium gehanteerd, zodat niet voor verschillende soorten kabels en leidingen verschillende definities van ‘huisaansluiting’ hoeven te gelden. In de Wet waardering onroerende zaken wordt in artikel 16 als een onroerende zaak aangemerkt:
c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
e. een geheel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen, of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan, of in onderdeel d bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd.
Artikel 1.1 f instemmingsbesluit
De Telecommunicatiewet bevat een gedoogplicht voor de aanleg van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. De bevoegdheid is daarmee gegeven. De aanbieder dient echter wel instemming te verkrijgen van de gemeente binnen wier grondgebied de uit te voeren werkzaamheden plaats zullen vinden. De instemming geldt enkel voor de aanlegwerkzaamheden.
Voor andere kabels en leidingen geldt de Telecommunicatiewet en de daarin opgenomen gedoogplicht niet. De bevoegdheid om netten aan te leggen, in stand te houden en te verwijderen dient bij deze netten door middel van een vergunning plaats te vinden. In verband met de verschillende regimes is het noodzakelijk om tussen een instemmingsbesluit en een vergunning verschil te maken.
De definitie van ‘kabel’ in de Telecommunicatiewet luidt:
fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse overdracht van signalen tussen punten en de bij deze fysieke geleidingsdraden behorende ondergrondse ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen.
Hieronder worden in ieder geval begrepen koper- en glasvezelverbindingen, handholes en kasten. Hieronder vallen tevens ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken (zoals mantelbuizen) waarin of waarop geen fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse overdracht van signalen tussen punten zijn aangebracht, en die aangelegd worden of zijn met het oogmerk deel uit te gaan maken van een openbaar elektronisch communicatienetwerk.
‘Leiding’ is zodanig gedefinieerd dat hier in principe alle kabels en leidingen onder vallen, waaronder mede wordt begrepen lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken. Kabels die onder de Telecommunicatiewet vallen en die in openbare gronden liggen of worden gelegd vallen buiten de definitie van leiding.
Onder de definitie van ‘net’ vallen zowel kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, als overige kabels en leidingen.
Deze definitie is ontleend aan de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. In de verordening wordt een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk gelijkgesteld met een netbeheerder, tenzij uitdrukkelijk gesproken wordt van een ‘aanbieder’.
Artikel 1.1 m openbaar elektronisch communicatienetwerk
Artikel 1.1, onder h van de Telecommunicatiewet kent de volgende definitie van ‘openbaar elektronisch communicatienetwerk’: elektronisch communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder mede wordt begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van programma's voor zover dit aan het publiek geschiedt.
Artikel 1.1 n openbare gronden
Onder ‘openbare gronden’ dient te worden verstaan: openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken, maar ook wateren met daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.
Artikel 1.1 p werkzaamheden van niet ingrijpende aard
Het definiëren van het onderscheid tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard vloeit voort uit artikel 5.4, lid 5 Telecommunicatiewet, maar geldt ook voor kabels en leidingen die niet onder de Telecommunicatiewet vallen. Om welke werkzaamheden het gaat wordt door het college vastgesteld in de nadere regels. Naast huisaansluitingen worden andere niet ingrijpende werkzaamheden aan een lichter regime onderworpen, zolang de werkzaamheden voldoen aan de vastgestelde eisen en randvoorwaarden Dit kan omdat deze werkzaamheden veelal slechts gedurende relatief korte tijd in een beperkt gedeelte van het netwerk worden verricht, en de impact relatief beperkt en kortstondig is. Voor deze niet ingrijpende werkzaamheden geldt een verkorte meldingsprocedure.
Het college kan ook bepalen dat voor werkzaamheden aan bepaalde categorieën kabels en leidingen, of binnen een bepaald gebied, niet met een melding kan worden volstaan, maar altijd een vergunning of een instemmingsbesluit moet worden aangevraagd.
Zoals in de toelichting bij het begrip ‘openbare gronden’ reeds is aangegeven, vallen ook kunstwerken onder dit begrip.
De verordening heeft ten doel de regie en coördinatie te regelen met betrekking tot kabels en leidingen van derde partijen die in door de gemeente beheerde grond willen werken. Door de toenemende drukte in de ondergrond neemt het belang van regie en coördinatie toe. Ten aanzien van telecommunicatiekabels is deze taak reeds aan de gemeente opgedragen in de Telecommunicatiewet. Om een efficiënte regie en coördinatie door de gemeente mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de gemeente ook ten aanzien van overige kabels en leidingen deze taak op zich neemt. Deze verordening biedt de instrumenten daartoe.
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) behelst de zogenaamde lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen). Dit leerstuk is niet van toepassing op de beschikkingen op grond van deze verordening. Dat betekent dat bij het verstrijken van de beslistermijnen de vergunning niet van rechtswege als verleend wordt geacht. Gelet op de grote publieke belangen die in het geding kunnen zijn, zoals het waarborgen van bereikbaarheid voor politie, brandweer en ambulance en de veiligheid voor het publiek, is het niet verantwoord dat zonder meer met de graafwerkzaamheden mag worden begonnen als de gemeente verzuimd zou hebben binnen de gestelde termijn te beslissen. Dat laat natuurlijk onverlet dat, indien de gemeente in gebreke is, daartegen rechtsmiddelen openstaan.
Hetzelfde geldt overigens voor de instemming voor de werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk (de instemming als bedoeld in artikel 5.4, lid 1, sub b, Tw). Het maatschappelijk risico van het stilzwijgend verlenen van de instemming wordt onwenselijk groot geacht, afgezet tegen het maatschappelijk voordeel van een tijdige vergunningverlening (zie de opvatting in de brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer, d.d. 9 juni 2009, TK 29515, nr.293, in het bijzonder de bijlage 2; laatstelijk herbevestigd door de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, TK 32549, nr.3, pp.29-31).
Deze verordening is zoveel mogelijk opgesteld in overeenstemming met hogere wet- en regelgeving. Mocht er desondanks sprake zijn van bepalingen die strijdig zijn met hogere wet- en regelgeving, dan gaat laatstgenoemde categorie uiteraard voor.
2. Instemmingsbesluit en vergunning
Uitgangspunt van de AVOI is dat werkzaamheden in openbare gronden verboden zijn, tenzij men beschikt over een vergunning of een instemmingbesluit.
Voor een categorie werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan worden volstaan met een lichtere meldingsprocedure (zowel voor telecommunicatiekabels als overige kabels en leidingen). De categorie werkzaamheden waarvoor dit geldt wordt door het college van B&W vastgesteld in de nadere regels. Het college kan ook een geografisch gebied vaststellen (opgenomen in de nadere regels) waarbinnen altijd een vergunning of instemmingsbesluit moet worden aangevraagd.
In geval van storingen waarbij reparatie geen uitstel kan lijden, kan uiteraard geen procedure van 5 werkdagen gelden. Deze dienen wel onverwijld, dus zo spoedig mogelijk en bij voorkeur nog voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd, te worden gemeld. De burgemeester kan om redenen van openbare orde en veiligheid besluiten dat de werkzaamheden op een ander tijdstip moeten plaatsvinden.
Voor werkzaamheden rond de kabels en leidingen van de gemeente zelf, zoals de riolering maar ook eventuele andere kabels en leidingen, is om praktische redenen de verordening (en het daarin opgenomen verbod) niet procedureel van toepassing. Om redenen van effectiviteit en kwaliteit zullen intern binnen de gemeente de doelstellingen van deze verordening zoveel mogelijk worden nageleefd.
In geval van voorgenomen werkzaamheden moet de melding of aanvraag bij de gemeente plaatsvinden. Dat kan formeel bij het college van burgemeester en wethouders, maar in de praktijk bij de gemachtigde ambtenaar. Op het verlenen van een vergunning of instemmingsbesluit zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing zoals het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
De maximale termijn van 8 weken is conform het bepaalde in de Awb. De termijn voor niet ingrijpende werkzaamheden is korter. Voorts wordt een uitzondering gemaakt voor spoedeisende werkzaamheden. In dit geval kan worden volstaan met een kennisgeving, die onverwijld dient te worden gedaan.
Een aanvrager kan vooroverleg voeren met het college om de aanvraag, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor te bereiden.
De in lid 3 opgenomen verplichting stelt de gemeente in staat regie te voeren en erop toe te zien dat alle bij de werkzaamheden betrokken belanghebbenden worden betrokken. De aanvrager van een vergunning of instemmingsbesluit dient rekening te houden met het tijdig bereiken van overeenstemming met andere grondeigenaren en -beheerders.
De gemeente heeft als beheerder van openbare gronden informatie nodig voor een juiste beoordeling van werkzaamheden en inzicht in de belangen die worden geraakt. De te verstrekken gegevens worden om praktische redenen niet in de verordening zelf opgesomd maar in door het college van B&W vast te stellen nadere regels.
Dit artikel regelt in het eerste lid dat er in beginsel binnen 8 weken moet worden beslist op de aanvraag. De beslistermijn is gelijk aan de aanvraagtermijn zodat de werkzaamheden op de geplande datum kunnen aanvangen, mits aan de voorwaarden tijdig en geheel voldaan is. Lukt het niet om binnen deze termijn een besluit te nemen dan geeft het derde lid de mogelijkheid om de beslistermijn met nog eens 8 weken te verlengen. Uiteraard zal er naar worden gestreefd om zo spoedig mogelijk op de aanvragen te beslissen en gelden de genoemde termijnen als maximale beslistermijnen.
De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van overige benodigde vergunningen voor zijn werkzaamheden (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning). Als de aanvrager hierom verzoekt, zal de gemeente inhoudelijke afstemming van de beoordeling van de ingediende aanvragen bij andere bestuursorganen bevorderen. De gemeente zal van haar bevoegdheid tot aanhouding slechts gebruik maken indien dit wordt gevergd ter bescherming van de belangen die de AVOI beoogt te beschermen.
In geval dat de netbeheerder niet, of niet langer, van een vergunning of instemmingsbesluit gebruik wenst te maken, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan het college. Deze zal in reactie hierop de vergunning of het instemmingsbesluit intrekken met daarbij zo nodig de verplichting om de betreffende kabel of leiding ook te verwijderen. Met het intrekken van het instemmingsbesluit of de vergunning vervallen alle rechten die daaraan verbonden waren.
Dit artikel biedt de basis om aan een instemmingsbesluit of vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden of de vergunning te weigeren. De verordening en de nadere regels zoals opgenomen in het Handboek AVOI vormen daarvoor gezamenlijk het kader. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de voorschriften en beperkingen slechts mogen strekken tot de bescherming van die belangen welke deze AVOI beoogt te beschermen.
Meestal kan door het verbinden van voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit of de vergunning worden bereikt dat aan hetgeen in deze verordening is gesteld kan worden voldaan en de belangen waartoe deze verordening strekt voldoende worden beschermd. Indien ook door het stellen van voorschriften en beperkingen de genoemde belangen niet kunnen worden beschermd dan moet de vergunning worden geweigerd. Een instemmingsbesluit kan op basis van de Telecommunicatiewet formeel niet worden geweigerd. Aan een instemmingsbesluit kunnen wel voorschriften en beperkingen worden verbonden. Daarnaast geldt dat een aanbieder, ondanks het ontbreken van een vergunningplicht, ingevolge artikel 5.2, lid 10 van de Telecommunicatiewet gebonden is aan voorschriften die gelden bij of krachtens andere wetten, zoals de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Monumentenwet.
Het tweede lid beperkt de werkingsduur van het instemmingsbesluit of vergunning om uitvoering geruime tijd na afgifte te voorkomen. Eventueel gewijzigd gebruik van gronden kan de werkzaamheden inmiddels onwenselijk maken. Zo nodig kan in het instemmingsbesluit of de vergunning de werkingsduur van het besluit worden verlengd.
De in de nadere regels voorgeschreven wijze van uitvoering van werkzaamheden aan kabels en leidingen dient altijd te worden nageleefd door de aanvrager, tenzij hiervan expliciet is afgeweken in het instemmingsbesluit of de vergunning.
De aanvrager van een instemmingsbesluit of vergunning is verantwoordelijk voor de naleving van die besluiten en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen en kan daar op worden aangesproken, ook wanneer hij werkzaamheden laat uitvoeren door ondergeschikten of derden (bijvoorbeeld (onder)aannemers).
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het eerste lid genoemde situaties.
Allereerst kan de vergunning worden ingetrokken indien de netbeheerder niet binnen zes maanden, of binnen een eventueel in de vergunning opgenomen afwijkende termijn, is begonnen met het werk en in de situatie waarin de werkzaamheden langer dan een periode van zes maanden stil liggen.
Ook in de situatie waarin de betreffende leiding definitief buiten gebruik wordt gesteld, kan de vergunning worden ingetrokken. In gevallen waarin leidingen nog wel worden onderhouden of waarbij sprake is van leidingen die nog in reserve worden gehouden zal er in beginsel geen sprake zijn van het intrekken van een vergunning.
Indien de netbeheerder het bepaalde bij of krachtens de AVOI, waaronder de nadere regels, of de vergunning(voorschriften) niet naleeft, kan het college de vergunning intrekken.
Onderdeel g is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor de gezondheid of het milieu dreigen als gevolg van het in stand houden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan echter als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen.
Onderdeel h is van toepassing wanneer de gemeente vanwege de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak van oordeel is dat aanpassing van leidingen noodzakelijk is. Dit is het geval wanneer de gemeente werken uitvoert die het algemeen belang dienen, waardoor deze leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast. Wanneer de gemeente puur handelt als private/commerciële partij is geen sprake van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak. Uit jurisprudentie blijkt echter wel dat een zeker commercieel belang niet in de weg staat aan de toepassing van de verordening (ABRvS 5 december 2012, 201108899/1/A3, r.o. 6.1). Het is echter op een dergelijk moment ter beoordeling aan het college hoe wordt omgegaan met het al dan niet toekennen van nadeelcompensatie, althans vergoeding.
In de meeste gevallen zal hierbij sprake zijn van een gedeeltelijke verlegging van de bestaande leiding. Per situatie zal door het college worden beoordeeld of met het wijzigen van de bestaande vergunning kan worden volstaan, of dat er een nieuwe vergunning afgegeven wordt. Bij deze keuze houdt het college rekening met de gerechtvaardigde belangen van de vergunninghouder.
Voor wijzigingen in leidingen die in het verleden zijn gelegd en waarvoor geen expliciete vergunning is verleend dient een nieuwe vergunning op grond van deze AVOI te worden aangevraagd. De leges die verbonden zijn aan deze vergunning kunnen door de netbeheerder worden teruggevraagd met een beroep op de Verlegregeling.
De hoorplicht in lid 2 vloeit voort uit de eisen die de Awb stelt aan de zorgvuldige voorbereiding van besluiten.
Lid 3 geeft het college de bevoegdheid om aan het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning de verplichting te koppelen om de betreffende leiding te verleggen/verplaatsen of deze zelfs in zijn geheel te verwijderen. Wordt deze verplichting opgelegd dan geeft dit de netbeheerder vervolgens de mogelijkheid om een beroep te doen op de Verlegregeling, waarin de procedure en voorwaarden voor tegemoetkoming in de schade die de netbeheerder door de opgelegde verplichting lijdt, is geregeld. Overigens zal per geval ook altijd worden bezien of verwijdering van leidingdelen wel wenselijk is en ook technisch mogelijk is.
De in dit artikel neergelegde bepalingen over medegebruik zijn ontleend aan de Telecommunicatiewet en zijn alleen van toepassing op kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk. Medegebruik beperkt het graven in de openbare gronden.
Voorschriften bij het instemmingsbesluit kunnen het medegebruik van voorzieningen bevorderen. Het medegebruik kan aan de orde komen in het vooroverleg over het af te geven instemmingsbesluit. In lid 2 is de verplichting voor de aanbieder opgenomen om van vooraangelegde voorzieningen gebruik te maken, indien daartoe een redelijk aanbod wordt gedaan.
De verplichtingen in lid 1, 3 en 4 van dit artikel zijn erop gericht dat de gemeente over de actuele informatie beschikt die zij nodig heeft om de doelstellingen van de AVOI te kunnen behartigen.
Lid 2 is van belang in verband met artikel 5.2, lid 8 van de Telecommunicatiewet, waarin is bepaald dat aan de gedoogplicht een einde komt als gedurende tien jaar een kabel
geen onderdeel uitmaakt van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. Om die reden is het van belang dat de gedoogplichtige gemeente in kennis wordt gesteld van het in- of uit gebruik stellen van kabels ten einde bij overschrijding van die termijn over te kunnen gaan tot een verzoek tot verwijdering van de kabel.
Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een kabel of leiding. De term “bodemverontreiniging” is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan de gemeente moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming, die is opgesteld vanuit milieubeschermingoptiek. Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime. In geval een dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen zodanig dat aanleg van een kabel of leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de netbeheerder opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen in beginsel ten laste van de netbeheerder zelf. In situaties waarbij het niet redelijk is om alle kosten bij de netbeheerder te leggen kan worden afgeweken van dit uitgangspunt.
Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelingskader.
Deze bepaling heeft een algemene vangnetfunctie en verwoordt dat een netbeheerder (logischerwijs) primair verantwoordelijk is voor een goede staat van onderhoud van kabels of leidingen.
Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de netbeheerder in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt of dreigt plaats te vinden. Het geeft het college de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de kabel of leiding die het gevaar, de hinder of de verontreiniging veroorzaakt, maar ook – indien noodzakelijk – ten aanzien van naburige kabels of leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt in beginsel voor rekening van de netbeheerder.
Dit artikel benadrukt de regisserende rol die de gemeente kan hebben bij projecten. De gemeente zal als beheerder van de openbare ruimte de belangen van diverse gebruikers van die openbare ruimte trachten te behartigen en voor zover mogelijk ook proberen samen te brengen.
De gemeente zal jaarlijks een overleg initiëren tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in de gemeente.
Het college neemt het initiatief tot overleg met alle betrokken partijen in de planfase dan wel voorafgaand aan de start van een specifiek werk met mogelijke gevolgen voor de ondergrondse infrastructuur.
In dit artikel is nadeelcompensatie (ofwel schadevergoeding voor rechtmatig overheidshandelen) voor aanpassingen aan kabels en leidingen geregeld. Hierbij is zoveel mogelijk geanticipeerd op de inwerkingtreding van Titel 4.5 van de Awb, waarin nadeelcompensatie in het algemeen is gecodificeerd. Tot het moment van inwerkingtreding van betreffende titel houdt dit artikel de grondslag in voor nadeelcompensatie en is de Verlegregeling hierop gebaseerd. Vanaf de inwerkingtreding van titel 4.5 Awb ligt de grondslag voor nadeelcompensatie in art. 4:126 Awb en fungeert de Verlegregeling als wetinterpreterende beleidsregel.
Ten aanzien van aanpassingen aan kabels en leidingen zijn er 3 situaties waarin een netbeheerder in aanmerking komt voor nadeelcompensatie:
1. de intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.6 onder g van de AVOI;
2. de intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.6 onder h van de AVOI;
3. de rechtmatige uitoefening door het college van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak, waarbij geen vergunning wordt gewijzigd of ingetrokken (bijvoorbeeld omdat de aan te passen kabel of leiding niet in openbare gronden van de gemeente ligt, de zogenaamde buitenleidingen).
In algemene termen bestaat nadeelcompensatie uit schade die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een netbeheerder in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft. De concrete toepassing en procedure van nadeelcompensatie voor aanpassingen aan kabels en leidingen worden uitgewerkt in de Verlegregeling kabels en leidingen die door het college als beleidsregel zal worden vastgesteld en wordt opgenomen in het Handboek AVOI.
Voor kabels die onder de Telecommunicatiewet vallen is geen sprake van nadeelcompensatie, maar van het regime van artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet.
De kosten voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van de openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde (graaf)werkzaamheden worden bij de netbeheerder in rekening gebracht. Zie hiervoor in het bijzonder de Schaderegeling
Ingravingen dat een onderdeel vormt van het Handboek AVOI.
Het tweede lid heeft betrekking op werkzaamheden in openbare gronden die plaatsvinden binnen een periode van 5 jaar nadat er groot onderhoud aan of een herinrichting van deze gronden heeft plaatsgevonden.
Uiteraard zal worden getracht om te voorkomen dat er binnen een periode van 5 jaar na herinrichting of groot onderhoud werkzaamheden aan kabels en leidingen moeten plaatsvinden. In dat kader zullen gemeente en netbeheerder moeten bezien of een alternatief tracé mogelijk is, zodat daarmee de kosten voor de netbeheerder beperkt of zelfs voorkomen kunnen worden.
De gemeente kan in deze situaties eisen dat het herstel over de gehele straat- of trottoirbreedte zal moeten plaatsvinden. De kosten voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie zullen dan conform de Schaderegeling Ingravingen in rekening worden gebracht bij de netbeheerder.
4. Overgangs- en slotbepalingen
Deze bepaling bevat het overgangsrecht. Aan de netbeheerders van de talloze leidingen die thans in openbare gronden aanwezig zijn, is in de meeste gevallen – al dan niet privaatrechtelijk dan wel door middel van een vergunning – een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de netbeheerders hoge kosten moeten maken is er voor gekozen de bestaande toestemmingen te beschouwen als een instemming of vergunning in de zin van deze verordening. Overigens geldt voor leidingen die onrechtmatig in de openbare grond liggen hoe dan ook dat een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van deze verordening te kunnen verkrijgen.
In het verleden zijn tussen netbeheerders en de gemeente privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten over het aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels en leidingen. Indien een netbeheerder meent dat een dergelijke overeenkomst nog steeds van toepassing is, dient hij het bestaan en de geldigheid ervan aan te tonen.
De gemeente zal bij de toepassing van deze bepaling rekening houden met de omstandigheden waaronder in het verleden kabels en leidingen zijn gelegd en met de ouderdom van die kabels en leidingen. Het is voldoende wanneer aannemelijk gemaakt kan worden dat een kabel of leiding destijds rechtmatig is aangelegd.
Beoogd wordt één of meer gemeentelijke ambtenaren aan te wijzen als toezichthouders. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening, waaronder ook de verleende vergunningen en instemmingsbesluiten.
Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavings-instrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties in beginsel een uiterst handhavingsmiddel.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. De bekendmaking vindt plaats op de gebruikelijke wijze. Op hetzelfde tijdstip wordt de Telecommunicatieverordening ingetrokken.