Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dongen

Beleidsregels bijzondere bijstand voor kosten hulp bij het huishouden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDongen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand voor kosten hulp bij het huishouden
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand voor kosten hulp bij het huishouden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Onbekend

21-10-2014

Onbekend

201405415

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand voor kosten hulp bij het huishouden

 

 

1 Inleiding

Op 29 september jl. heeft de raad besloten om vanaf 1 januari 2015 voor hulp bij het huishouden voor schoonmaakondersteuning (HbH-1) wat voorheen in de Wmo was opgenomen, te verwijzen naar de particuliere markt. Hierdoor wordt dit niet langer als maatwerkvoorziening binnen de Wmo opgenomen. Dit betekent dat de gemeente hier in beginsel geen rol meer in speelt. In principe dragen mensen de kosten van de schoonmaakondersteuning zelf, tenzij zij in bijzondere omstandigheden verkeren, een laag inkomen en weinig vermogen hebben. Voor deze laatste groep wordt een financiële tegemoetkoming opgezet vanuit het vangnet van de bijzondere bijstand.

2 Bijzondere bijstand

  • 2.1

    Bijzondere bijstand bij bijzondere individuele omstandigheden

    Bijzondere bijstand is bedoeld voor personen die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden worden geconfronteerd met noodzakelijke bestaanskosten waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

    Welke kosten daarvoor in aanmerking komen hangt af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld. Omdat het recht op bijzondere bijstand niet naar kostensoort is begrensd, kan het om diverse kostensoorten gaan.

    Bepalend is dat sprake is van kosten die uit bijzondere individuele omstandigheden voortkomen en die in het concrete geval als noodzakelijk moeten worden aangemerkt. Het betreft hier dus maatwerk. Uitgaande van dit maatwerkprincipe past het niet dat Burgemeester en Wethouders bijzondere bijstand verlenen aan personen bij wie niet is vastgesteld of de betreffende kosten in het voorliggende individuele geval ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn. Algemeen, generiek inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk; de gemeenten hebben dan ook geen bevoegdheden om op lokaal niveau een categoraal beleid inzake bijzondere inkomensaanvulling te voeren. Er dient dus altijd een toetsing aan de omstandigheden van het individuele geval plaats te vinden.

    Daarnaast zijn de algemene voorwaarden voor het recht op bijstand onverkort van toepassing; belanghebbende moet behoren tot de kring van rechthebbenden- en voldoen aan de algemene voorwaarden van de Participatiewet om überhaupt recht te hebben op (bijzondere) bijstand.

    Voor de verlening van bijzondere bijstand is het géén vereiste dat men algemene bijstand krachtens de WWB/Participatiewet ontvangt. Ook degene die uit een andere bron beschikt over een inkomen dat naar het oordeel van het college niet toereikend is ter voorziening in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten, kan een beroep op bijzondere bijstand doen.

    Burgemeester en wethouders hebben in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende. Dit betekent dat zij zelf bepalen welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. De vrijlatingsbepalingen ex artikel 34 (vermogen) zijn daarom niet verplicht van toepassing op de bijzondere bijstand. Ook de vaststelling van de draagkracht in het inkomen van belanghebbende is een bevoegdheid van gemeenten. Overwegingen die bij de vaststelling van de draagkracht een rol kunnen spelen, betreffen de aard van de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd, eventuele buitengewone lasten van de belanghebbende en overige persoonlijke omstandigheden.

3 Beoordeling van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van huishoudelijke hulp

  • De aanvragen om bijzondere bijstand voor deze kostensoort worden gedaan op grond van, en behandeld volgens de geldende voorwaarden vanuit de Wet Werk en Bijstand, respectievelijk de Participatiewet. Ook op grond van deze wet wordt de beschikking op de aanvraag afgegeven.

    De bepalingen uit artikel 35 lid 1 WWB, leiden een dwingende volgorde af waarin het college de diverse aspecten van het recht op bijzondere bijstand dient te beoordelen. Daarmee dient bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand de volgende volgorde te worden aangehouden:

    • 1.

      Doen de kosten zich voor?

      Zo ja, beoordeel dan vraag 2. Zo nee, wijs de aanvraag af.

    • 2.

      Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

      Zo ja, beoordeel dan vraag 3. Zo nee, wijs de aanvraag af.

    • 3.

      Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

      Zo ja, beoordeel dan vraag 4, zo nee wijs de aanvraag af.

    • 4.

      Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag en het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

      Zo nee, wijs de aanvraag toe. Zo ja, wijs de aanvraag af.

    Bij de uitvoering van artikel 35 lid 1 WWB is er dus geen sprake van een discretionaire bevoegdheid maar van een gebonden bevoegdheid. Dat betekent dat indien is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de uitoefening van die bevoegdheid, het betrokken bestuursorgaan gehouden is bijzondere bijstand te verlenen.

    Het is onjuist om een aanvraag om bijzondere bijstand slechts te beoordelen in het kader van het ter zake gevoerde beleid en na te laten om te beoordelen of er in de situatie van belanghebbende sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

    Zoals uit de zinsnede 'naar het oordeel van het college' in artikel 35 lid 1 WWB blijkt, heeft het college bij de beantwoording van de vraag of de kosten kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm (hetgeen overigens ook van belang kan zijn bij de beantwoording van vraag 3), de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm (vraag 4) een zekere (wettelijke) beoordelingsvrijheid.

    Bij de beantwoording van de vragen of er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan (vraag 2) en van bijzondere omstandigheden (vraag 3) heeft het college daarentegen weliswaar een zekere beoordelingsruimte, maar géén beoordelingsvrijheid.

    In het licht van deze specifieke kostensoort volgt hieronder een nadere uitwerking per vraag.

  • 3.1

    Uitwerking vraag 1: Doen de kosten zich voor?

    Het gaat enkel om kosten die zich daadwerkelijk en aantoonbaar voordoen. Dit dient te worden aangetoond met verifieerbare en objectiveerbare bewijsstukken. Het gaat enkel om 'witte' hulp bij het huishouden door erkende schoonmakers, bedrijven en/of instellingen.

  • 3.2

    Uitwerking vraag 2: Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

    Het doel is dat de burger kan participeren en zo veel mogelijk zelfredzaam is. Daarbij mag de huishouding geen obstakel zijn. Het hoeft niet overal “spic en span” te zijn, maar het huishouden moet “op orde” zijn. We spreken van een "leefbaar huis", waar goed geleefd kan worden, wat een basis vormt, waar de burger mensen kan ontvangen en van waaruit de burger kan participeren in de samenleving.

    Bij het beoordelen of in het individuele geval van de aanvrager huishoudelijke hulp noodzakelijk is wordt aangesloten bij de inhoud van de Beleidsregels Wmo 2015, onderdelen 2 'Procedure' en 3 'Criteria voor een maatwerkvoorziening/individuele voorziening'.

    In de voornoemde Beleidsregels Wmo 2015 wordt geregeld dat er telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen dient te worden om de vraag van de cliënt, zijn behoeften, situatie en de gewenste resultaten helder te krijgen.

    Daarbij wordt onderzocht wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren. Verder wordt bepaald of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening / individuele voorziening nodig is en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 en/of Jeugdwet valt.

    De Wmo 2015, de Jeugdwet, de verordening Wmo 2015 gemeente Dongen, de verordening Jeugdhulp gemeente Dongen en deze beleidsregels leggen deze toegangsprocedure daarom vast.

    Door aan te sluiten bij deze toegangsprocedure wordt integraal aangesloten op de nieuwe werkwijze binnen het Sociaal Domein in Dongen. Immers de werkwijze die we toepassen binnen het sociaal domein is ook van toepassing op de Participatiewet, waar de bijzondere bijstand onderdeel van is.

     

    Persoonlijk gesprek

    Na het indienen van de aanvraag vindt er vraagverheldering plaats in een persoonlijk gesprek. Op basis hiervan wordt vastgesteld of schoonmaakondersteuning noodzakelijk is. Hulp bij het huishouden wordt als algemeen gebruikelijk gezien, maar kan in sommige situaties als noodzakelijk worden beschouwd. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat de aanvrager dusdanige fysieke beperkingen heeft waardoor het niet mogelijk is om zelf schoon te maken.

    Daarnaast wordt in het gesprek uitgebreid onderzoek gedaan naar de individuele situatie van belanghebbende. Daarbij is aandacht voor de persoonlijke omstandigheden, de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp te voorzien in zijn behoefte; de mogelijkheid om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn situatie; eventuele ondersteuning van mantelzorger(s) en de mogelijkheid om gebruik te maken van algemene voorzieningen.

     

    Bijzondere omstandigheden

    De bijzondere omstandigheid dient beoordeeld te worden naar het totaal van de individuele omstandigheden, die uit het persoonlijk gesprek moeten blijken.

    Voor het beoordelen van de bijzondere omstandigheden gaat het om de vaststelling of de aanvrager, ondanks zijn beperkingen, voldoende zelfredzaam is en in staat is om zelf de regie op het huishouden te voeren. En wanneer de aanvrager niet beschikt over een eigen netwerk waarop hij een beroep kan doen voor schoonmaakondersteuning. Het gaat hier nadrukkelijk om situaties waarbij schoonmaakhulp de enige ondersteuning is die men nodig heeft.

     

    We sluiten aan bij het begrip 'Gebruikelijke zorg'

    Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen elkaar onderling bieden, omdat ze een gezamenlijk huishouden voeren en daar gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn. Ongeacht of ze de gebruikelijke zorg wel of niet willen geven. Iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren. Een baan of een opleiding is geen reden om geen gebruikelijke zorg te leveren. Daarnaast wordt gekeken naar iemands netwerk: uitwonende kinderen, vrienden, kennissen, buren enz.

    Vervolgens wordt bekeken of vrijwillige inzet mogelijk is, afhankelijk van de mogelijkheden van vrijwilligersorganisaties, welzijnswerk e.d. Ook wordt bekeken welke alternatieven er op de markt zijn, de zogenaamde 'voorliggende voorzieningen'. Zoals bijvoorbeeld een glazenwasser, boodschappenservice etc.

     

    De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

    De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en in standhouden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. De ondersteuning is er als aanvulling op de eigen mogelijkheden. Onder een leefeenheid, verstaan we `een eenheid die duurzaam een huishouden voert’. Met deze definitie sluiten wij alle bewoners van één adres in het begrip leefeenheid in. Als er sprake is van kamerverhuur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden. Als mensen zelfstandig samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, veronderstellen we dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van de leefeenheid.

  • 3.3

    Uitwerking vraag 3: Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

    De beoordeling van het recht op bijzondere bijstand is onlosmakelijk verbonden met de vraag of mensen in zodanige bijzondere omstandigheden verkeren dat bijstandsverlening noodzakelijk is. Dit betreft bijzondere situaties die per individu moeten worden beoordeeld.

    Door gebruik te maken van de werkwijze zoals hierboven genoemd, wordt altijd maatwerk geleverd door het persoonlijk gesprek. In dat gesprek wordt ook de noodzaak tot het verlenen van bijzondere bijstand vastgesteld. Deze noodzaak is mede bepaald op basis van de gehele optelsom van de omstandigheden van persoon en gezin. De gehele individuele situatie is hier in meegenomen. Samengevat: De conclusie dat er een beroep gedaan moet worden op huishoudelijke ondersteuning, de belanghebbende dit zelf niet (volledig) meer kan, geen of onvoldoende een beroep kan doen op gebruikelijke zorg van huisgenoten, mantelzorg of uit een sociaal netwerk en daardoor is aangewezen op professionele (betaalde) huishoudelijk ondersteuning, geeft de bijzondere individuele omstandigheid weer.

    Het niet kunnen betalen van een voorziening, is geen bijzondere omstandigheid op zich. Ook het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte of aflossingsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen, is in ieder geval geen bijzondere omstandigheid op zich op grond waarvan bijzondere bijstand verleend zou moeten worden. Dit blijkt uit constante jurisprudentie.

  • 3.4

    Uitwerking vraag 4: Kunnen de kosten voldaan worden uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    Voor deze beoordeling gelden de algemene regels vanuit de WWB resp. Participatiewet en het gemeentelijk beleid met betrekking tot het in aanmerking te nemen inkomen, vermogen en de draagkrachtregels.

4 Bepalen hoogte en duur van de bijzondere bijstand

Door aan te sluiten bij de toegangsprocedure uit de Beleidsregels Wmo 2015 en deze beleidsregel, wordt de rechtszekerheid van belanghebbenden gewaarborgd waar het gaat om de objectieve vaststelling van de noodzakelijkheid van de individuele kosten en de beoordeling of deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Dit omdat er op deze wijze bij de beantwoording van de vier vragen die van belang zijn voor de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand een objectief en concreet toetsingskader aan ten grondslag ligt.

 

Hoogte van de bijstand

Tijdens het gesprek kan met behulp van de vragen uit de toegangsprocedure en deze beleidsregel zowel bepaald worden of huishoudelijke hulp in de betreffende situatie noodzakelijk is en of er bijzondere omstandigheden zijn.

Uitgangspunt bij de beoordeling is ‘een leefbaar huis’ *. Op basis van de beoordeling wordt per situatie bepaald hoeveel uur huishoudelijke hulp noodzakelijk is om het resultaat ‘een leefbaar huis’ te realiseren. Afhankelijk van de beoordeling kan dit 1, 2, 2 ½ of (in specifieke situaties) 3 uur zijn. De burger regelt zelf zijn huishoudelijke hulp via bijvoorbeeld een van de zorgaanbieders, en maakt afspraken over het uurtarief.

*In overleg met de thuiszorgaanbieders wordt het begrip ‘een leefbaar huis’ nader geoperationaliseerd.

De daadwerkelijke kosten worden via de bijzondere bijstand vergoed waarbij het wekelijks te verstrekken bedrag bijzondere bijstand gemaximeerd wordt op € 45. Met dit maximum kan in ieder geval een ‘leefbaar huis’ worden gerealiseerd. Het maximumbedrag is gebaseerd op huishoudelijke hulp gedurende 48 weken per jaar (wegens uitval van vakanties en feestdagen).

Voor dit bedrag kan de klant zelf zorg bij een van de aanbieders op de markt inkopen. Hiermee wordt een groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid van de cliënt en zijn omgeving. Daarnaast bevordert dit de marktwerking.

 

Duur van de bijstand

De bijzondere bijstand wordt in principe maximaal voor de duur van een jaar verleend, ingaande de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijstand wordt gedaan. Hierbij wordt aangesloten bij de termijnen van overige verstrekkingen vanuit de bijzondere bijstand en de vastgestelde draagkrachtperiode. Bij de uitvoeringsinstructies zal worden bekeken of het ook mogelijk is dit voor langere tijd toe te kennen om zo de administratieve lasten voor de burgers te beperken.

5 Evaluatie van deze beleidsregel

Voorgesteld wordt deze beleidsregel zes maanden na inwerkingtreding te evalueren. Dan kan een beeld worden gevormd van de effecten van deze beleidsregel op de burgers, de uitvoering en de doelgerichtheid van deze beleidsregel. Op basis van de dan bekende informatie kan eventuele bijstelling plaatsvinden.