Organisatie | Enkhuizen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015 |
Citeertitel | Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-11-2014 | 03-10-2017 | Nieuwe regeling | 02-12-2014 | Onbekend |
Artikel 4 Maatstaf van heffing
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte, metuitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit natuurschoonwet 1928 bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte.
1 In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten
aanmerking gelaten de waarde van:
a glasopstanden die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergronds als voedingsbodem te gebruiken;
b ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het
houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard,
een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als
c ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden
beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke
rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die
d ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die
worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke
rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die
e werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekening aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als ruimten zijn aan te merken;
f bedrijfsruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst
van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige bedrijfsruimten die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;
g ruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt ten behoeve van
begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen
van zodanige ruimten die dienen als woning.
2 De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel f, bedoelde ruimte geldt niet voor de eigenarenbelasting voor zover de gemeente van die ruimten niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
3 In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de bedrijfsruimte die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
2 Belastingaanslagen van minder dan € 5,-- worden niet opgelegd.
3 Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen roerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, ingeval voor de betaling van de aanslagen, aan de gemeente Enkhuizen een machtiging voor automatische incasso is verstrekt, worden de betalingen in negen termijnen automatisch afgeschreven, na respectievelijk één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht en negen maanden na de dagtekening van de aanslag. Indien automatische incasso niet als hiervoor vermeld kan worden gerealiseerd, dient betaling overeenkomstig het eerst lid te geschieden.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de
heffing en de invordering van de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten.
Bij de invordering van de belasting op roerende woon- en bedrijfsruimten wordt kwijtschelding verleend met in achtneming van de “Kwijtscheldingsverordening Enkhuizen 2015
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2014” , laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 3 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.