Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Giessenlanden

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGiessenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen
CiteertitelRegeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

De artikelen 6,7,8,13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede op het betreffende artikel van de in de gemeente Giessenlanden geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheod is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-12-2014vernieuwing verouderde regeling ivm wijzigingen benamingen verordeningen

18-11-2014

GVOP, 27 november 2014

Zaaknummer : 13-14190 - 859

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

College besluit

Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Giessenlanden;

Gelezen het collegevoorstel van 1 oktober 2014;

Gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede op het betreffende artikel van de in de gemeente Giessenlanden geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;

B e s l u i t :

Vast te stellen:

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Artikel 1 Algemene bepaling

  • 1.

    Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Giessenlanden op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

  • 3.

    De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.

Artikel 2 Aangifte

  • 1.

    De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2.

    Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 3.

    Als formulieren van het aangiftebiljet hondenbelasting en rioolheffing gebruikers worden vastgesteld de formulieren die als bijlage bij deze regeling zijn opgenomen.

  • 4.

    Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dienen de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar of kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Rente

  • 1.

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 22,50 niet te boven gaat.

Artikel 5 Automatische incasso

  • 1.

    Indien een aanslag wordt geïncasseerd middels een automatische betaling op grond van:

    artikel 7, lid 2 van de Verordening afvalstoffenheffing Giessenlanden 2012-1;

    artikel 9, lid 2 van de Verordening begraafrechten Giessenlanden 2012-1;

    artikel 9, lid 2 van de Verordening hondenbelasting Giessenlanden 2012;

    artikel 7, lid 2 van de Verordening onroerende zaakbelastingen Giessenlanden 2012;

    artikel 10, lid 2 van de Verordening rioolheffing Giessenlanden 2012;

    en een betaling voor de tweede keer in het belastingjaar niet kan worden geïncasseerd wordt de automatische betaling eenzijdig door de gemeente beëindigd en wordt de laatste vervaldatum van de aanslag gesteld op de laatste dag van de maand waarin de betaling niet kon worden geïncasseerd.

  • 2.

    Het minimale bedrag voor een termijn bij een automatische incasso bedraagt € 2,50.

Artikel 6 Minimum bedrag aanslag

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

Artikel 7 Invordering belastingen

  • 1.

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen wordt na de laatste vervaldag, voor de verzending van een aanmaning, een herinnering zonder kosten verzonden. De herinnering biedt de belastingplichtige de mogelijkheid om het nog openstaande bedrag binnen 7 dagen na dagtekening van de herinnering te voldoen zonder extra kosten.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde onder lid 1, wordt bij de beëindiging van een automatische incasso als bedoeld in artikel 5 geen aparte herinnering verzonden, de brief waarin de beëindiging wordt aangegeven is tevens de herinnering.

  • 3.

    Indien na de verzending van de herinnering het openstaande bedrag niet wordt ontvangen, volgt een aanmaning, waarbij het openstaande bedrag wordt verhoogd met de wettelijke invorderingskosten. De betaling van de aanmaning, inclusief kosten, moet worden ontvangen binnen 14 dagen na dagtekening van de aanmaning.

  • 4.

    Indien na de verzending van de aanmaning het volledige bedrag niet wordt ontvangen wordt een dwangbevel uitgevaardigd. Het totaal openstaande bedrag wordt verhoogd met de wettelijke invorderingskosten. Het dwangbevel wordt voor betekening en verdere tenuitvoerlegging overgedragen aan de deurwaarder.

  • 5.

    Bij de invordering van niet betaalde invorderingkosten, waarbij wel het belastingbedrag, maar niet de aanmaningskosten zijn betaald, geldt het volgende:

    • ·

      niet betaalde aanmaningskosten binnen de termijn van 10 dagen na dagtekening van de aanmaning worden, vanwege eventuele vertragingen in post- en betalingsverkeer afgeboekt. Niet betaalde aanmaningkosten na voornoemde termijn van 10 dagen worden ingevorderd, eventueel middels een dwangbevel.

    • ·

      alvorens tot een dwangbevel over te gaan bij de invordering van niet betaalde aanmaningskosten wordt belastingplichtige in kennis gesteld van de procedure voor de verdere invordering aan deze invorderingkosten. Belastingplichtige wordt hierbij gewezen op de extra kosten die hieruit voortvloeien.

  • 6.

    Indien belastingplichtige kan aantonen dat betaling, het gehele openstaande bedrag omvattende, heeft plaatsgevonden voor de bij de aanmaning gestelde termijn of voor betekening van het dwangbevel, vervallen respectievelijk de aanmaning- of dwangbevelkosten.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Giessenlanden van 18 november 2014.

Burgemeester en wethouders van Giessenlanden,

de secretaris,

drs. M. Does MCM

de burgemeester (wnd.),

ir. W.E. ten Kate