Organisatie | Oud-Beijerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Preventie- en Handhavingsplan Drank- en Horecawet 2014-2018 |
Citeertitel | Preventie- en Handhavingsplan Drank- en Horecawet 2014-2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Preventie- en Handhavingsplan Drank- en Horecawet 2014-2018 |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-07-2014 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 24-06-2014 Het Kompas, 18-07-2014 | z-14.15545 |
Gemeenten zijn sinds 2014 de belangrijkste uitvoerder van de Drank- en Horecawet geworden. Zowel op juridisch-, handhavings-, en educatief- vlak is de gemeente de regisseur van het Nederlandse alcoholbeleid.
In de gewijzigde Drank- en Horecawet van 1 januari 2014 is opgenomen dat de gemeenteraad iedere vier jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol vaststelt (artikel 43a Drank- en Horecawet). Het preventie- en handhavingplan dient uiterlijk op 1 juli 2014 door de gemeenteraad te zijn vastgesteld. (o.g.v. de Drank- en horecawet, artikel 43a).
Hiermee wil de wetgever stimuleren dat gemeenten actief nadenken over (en uitvoering geven aan) het verbinden van de beleidsterreinen Volksgezondheid (voorlichting en bewustwording) en Openbare Orde en Veiligheid (beleid en handhaving) als het gaat om alcoholpreventie.
Onderzoek heeft meerdere malen laten zien dat beide beleidsterreinen van belang zijn voor effectieve alcoholpreventie bij jongeren. In Zuid-Holland zuid is deze verbinding al gemaakt via het programma Verzuip jij je toekomst?!. Met dit plan wordt deze verbinding bevestigd.
Het preventie- en handhavingplan bevat de hoofdzaken van het beleid dat zich richt op de preventie van alcoholgebruik -met name onder jongeren- en de handhaving van de wet. Het plan kan indien nodig tussentijds worden gewijzigd.
In het plan wordt in ieder geval aangegeven:
In de memorie van toelichting bij de wet is ten aanzien van het preventie- en handhavingsplan alcohol het volgende opgenomen:
Ten aanzien van alcoholpreventie is bepaald dat het plan de volgende elementen bevat:
Ten aanzien van handhaving is bepaald dat het plan de volgende elementen bevat:
Sinds 1988 is onder Nederlandse jongeren het alcoholgebruik flink toegenomen. Jongeren gingen in de loop van de afgelopen decennia meer, vaker én op jongere leeftijd drinken. In 2003 waren Nederlandse jongeren zelfs koplopers in Europa, als het ging om bingedrinken, oftewel het op een avond meer dan vijf drankjes drinken (Hibell e.a., 2012).
Afgelopen decennium werd sterk ingezet op het voorkomen van drinken door jongeren onder de 16.
Landelijk was het gevolg dat drankgebruik onder jonge pubers sterk afnam, vooral onder de jongste groep.
De gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid hebben, in overeenstemming met het landelijke beleid (Landelijke Nota Gezondheidsbeleid) het preventieprogramma Verzuip jij je Toekomst opgesteld. In VjjT werken gemeenten, politie, het OM en de Dienst Gezondheid & Jeugd nauw samen om het alcoholgebruik en genotmiddelengebruik onder jongeren terug te dringen.
Gevolg was dat drankgebruik onder jonge pubers sterk afnam, vooral onder de jongste groep: in 2003 had 36% van de 12-jarige jongens de afgelopen maand gedronken, in 2011 was dat geslonken tot 9,4%. Bij 12-jarige meisjes daalde het aandeel actuele drinkers van 25,4 naar 5,8% (Verdurmen e.a., 2012). In geen ander Europees land nam drankgebruik onder jonge drinkers zo spectaculair af.
Uit de evaluatie van het programma-VjjT blijkt dat de resultaten in Zuid-Holland Zuid aansluiten bij het landelijke beeld:
De veranderende attitude van ouders beperkt de beschikbaarheid van alcohol voor jongeren. Dit is terug te zien in het drinkgedrag van jongeren, zoals de startleeftijd waarop jongeren in de regio ZHZ beginnen met het drinken van alcohol. Deze is tussen 2006 en 2011 niet verder gedaald, waarmee een negatieve trend doorbroken is;
Onder jongeren van 16 jaar en ouder veranderde er echter weinig. Zij verminderden hun alcoholgebruik niet. Bijna de helft van de jongeren van 16 jaar was de afgelopen maand een keer dronken of aangeschoten, zo blijkt uit de cijfers van 2011 (Verdurmen e.a., 2012). Deze trend gaat ook op voor de Hoeksche Waard.
Als jongeren aan drank willen komen is dat relatief makkelijk in Nederland. Meer dan de helft van de verkooppunten (53%) leefde de oude leeftijdgrens van 16 jaar niet na in 2013 (Roodbeen, e.a., 2014).
Als jongeren in hun puberjaren veel drinken, neemt de kans toe dat ze later problemen met hun drankgebruik krijgen. Een op de drie mannen in de leeftijdsgroep van 16 tot 24 jaar valt onder de noemer ‘probleemdrinker’. Iemand wordt zo genoemd als ‘hij of zij problemen heeft door regelmatig of stevig drinken’. Regelmatig drinken is daarbij minstens 21 dagen per maand vier of meer glazen drank. Stevig drinken is minstens vier keer per maand zes of meer glazen drank. De problemen lopen uiteen van black-outs door drankgebruik tot alcoholongevallen, regelmatige dronkenschap/katers en problemen met vrienden en familie (Van Dijkck e.a. 2005).
Alcoholgebruik kan ongunstig zijn voor de ontwikkeling van de hersenstructuren. Juist als hersendelen in ontwikkeling zijn, zijn ze erg kwetsbaar voor deze giftige stof. Als er in de puberjaren veel wordt gedronken, ontwikkelt het brein zich minder goed. Vooral het drinken van veel alcohol in korte tijd is slecht voor het brein. Wordt er gekeken naar het brein van personen die erg veel hebben gedronken in hun puberteit dan blijkt dat bepaalde functies bij hen minder goed ontwikkeld zijn. Pubers met alcoholproblemen scoren lager dan andere jongeren op taalvaardigheid, intelligentie, aandacht en ruimtelijk inzicht.
Overmatig alcoholgebruik kan dus gevolgen hebben voor het brein, maar vergroot ook de kans op verkeersongevallen, letselschade, geweld (waaronder ook seksueel geweld) en onveilig vrijen. Vooral jongeren die veel drinken zijn vaker bij deze vormen van riskant gedrag betrokken.
2.1 Uitgangspunten en onderbouwing van beleid
Dit plan is gebaseerd op een integrale beleidsvisie. Er is immers sprake van een preventie én handhavingsplan. Dat impliceert dat meerdere afdelingen binnen de gemeenten - en dus ook meerdere type maatregelen – worden ingezet bij de aanpak van de alcoholproblematiek. Als uitgangspunt voor integraal alcoholbeleid hanteren we het preventiemodel van Reynolds (2003) dat ook de basis vormt voor de Handreiking Gezonde Gemeenten van het RIVM. Het preventiemodel kent 3 beleidspijlers, te weten: educatie, regelgeving en handhaving. De pijlers staan deels op zichzelf maar overlappen elkaar ook (figuur 1). Juist in de overlap zien we het integrale preventiebeleid terug.
Het preventiemodel van Reynolds is gebaseerd op de systeemtheorie van Holder (1998) die duidelijk maakt dat alcoholgebruik altijd een resultaat is van een combinatie van factoren. De persoon, zijn sociale omgeving, het aanbod van drank en het overheidsbeleid vormen samen een systeem dat uiteindelijk de keuze van de gebruiker bepaalt. Holder laat daarmee zien dat alcoholpreventie nooit alleen op het individu gericht kan zijn. Het meest succesvol zijn strategieën die vooral de omgeving van de drinker beïnvloeden. En in die omgeving van de jonge drinker spelen alcoholverstrekkers, scholen en ouders een belangrijke rol. In dit PenH-plan staat daarom de omgeving van de jonge drinker centraal.
Figuur 1: Preventiemodel Reynolds
2.2 Wettelijke basis en doel beleid
Alcohol kan de hersenontwikkeling schaden. Daarom heeft de centrale overheid de leeftijdsgrens voor verkoop én bezit van alcohol verhoogd naar 18 jaar. Het toezicht op de naleving van deze leeftijdsgrens wordt als een belangrijke prioriteit beschouwd binnen het gemeentelijk preventie- en handhavingsbeleid.
Naast gezondheidsproblematiek is veiligheidsproblematiek een belangrijke motivatie om aandacht te besteden aan deze leeftijdsgroep.
De Drank- en Horecawet stelt om deze reden in artikel 43a dat de gemeenten een preventie- en handhavingsplan moet hebben.
Artikel 43a van de Drank- en Horecawet schrijft voor dat de doelstellingen van het beleid duidelijk moeten zijn. Op basis van de Drank- en Horecawet kunnen twee algemene hoofddoelstellingen worden onderscheiden:
1.Het tegengaan van alcoholgebruik door jongeren onder de 18 jaar (10 t/m 17 jaar);
In artikel 20 van de Drank- en Horecawet staat dat er niet bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verstrekt mag worden aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Daarnaast moet de leeftijdsgrens verplicht worden aangeduid.
2.Het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik door jongeren van 18 t/m 23 jaar.
In artikel 20 van de Drank- en Horecawet staat dat het verboden is om personen in kennelijke staat van dronkenschap toe te laten in een horecazaak of op terras.
Artikel 252 Wetboek van Strafrecht geeft aan dat het verboden is om personen in kennelijke staat van dronkenschap bedwelmende drank te schenken. Daarnaast staat in artikel 453 dat het verboden is om in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg te begeven.
3 Operationele doelstellingen van beleid
De twee hoofddoelstellingen zijn vertaald in een aantal operationele doelstellingen. Op 1 januari 2016 worden de volgende resultaten verwacht:.
Periodiek maakt de gemeente een risicoanalyse op basis waarvan doelstellingen kunnen worden aangescherpt en de focus kan worden verlegd. De risicoanalyse geeft inzicht in de settings, risico kenmerken, locaties en tijdstippen waar jongeren drinken en waar hun alcoholgebruik voor problemen zorgt. Hiermee kunnen de inspanningen van de gemeente gericht worden ingezet op plaatsen waar de meeste gezondheids-/ veiligheidswinst kan worden behaald. Door het periodieke jaarlijkse karakter van deze analyse, is het tevens een evaluatie-instrument dat inzicht geeft in de resultaten van het lokale alcoholbeleid en aanknopingspunten voor een volgend PenH-plan. Om de vier jaar moet het PenH-plan immers opnieuw worden vastgesteld.
3.1 Gegevens verzamelen uit onderzoek
De gemeenten in de Hoeksche Waard voeren een risico-analyse uit waarbij wordt gekeken naar de te controleren inrichtingen, evenementen en hotspots in de openbare ruimte. Eind 2013 is de eerste analyse opgeleverd en vastgesteld.
Voor een goede analyse worden de inrichtingen, evenementen en hotspots ingedeeld in risicoklassen. Er zijn drie risicoklassen:
Er is sprake van een alcoholverstrekker die regelmatig de regels overtreedt.
Er zijn veel jongeren betrokken.
Door de locatie (van de inrichting) wordt er veel overlast ervaren.
Bij de toekenning van risicoklassen zijn ook (jongeren-) evenementen, hangplekken en/of indrinkplekken betrokken die in de regel door jongeren worden bezocht.
Er is sprake van een alcoholverstrekker die nauwelijks de regels overtreedt.
Er is sprake van een beperkt aantal jongeren.
Door de locatie (van de inrichting) wordt er niet veel overlast ervaren.
De alcoholverstrekker overtreedt de regels niet.
Er zijn nagenoeg geen jongeren betrokken.
Door de locatie (van de inrichting) wordt geen overlast ervaren.
Daarnaast bepaalt iedere gemeente zogenaamde hotspots. Dit zijn gelegenheden of plaatsen in de openbare ruimte die tijdelijk extra toezicht nodig hebben.
Daarnaast zal ondermeer gebruik worden gemaakt van de uitkomsten van de Veiligheidsmonitor van de Dienst Gezondheid & Jeugd.
De naleving van ondernemers en verkopers kan worden vastgesteld aan de hand van mystery shopping onderzoek. Hierbij worden bijvoorbeeld jongeren ingezet, om de naleving van de leeftijdsgrenzen te toetsen. Het onderzoek wordt eens in de twee jaar uitgevoerd door VJJT.
Het alcoholgebruik onder jongeren wordt door de gezondheidsmonitor (door Dienst Gezondheid & Jeugd) vastgesteld. Deze monitor wordt eens per vier jaar afgenomen. De intoxicatiecijfers worden op basis van ziekenhuisgegevens jaarlijks verzameld.
Om een betrouwbare risicoanalyse uit te kunnen voeren is het belangrijk om, ter aanvulling op de verschillende onderzoeken, ook andere bronnen te raadplegen. In eerste instantie zijn dat: politie, jongerenwerk en de BOA-Drank- en horecawet . Van deze partners wordt jaarlijks gevraagd aan te geven wat hun ervaringen zijn.
De kern van de interventiestrategie is gebaseerd op de beleidspijlers handhaving, regelgeving en educatie. De risicoanalyse bepaalt in welke mate op een specifieke pijler wordt ingezet en welke setting de meeste aandacht krijgt. Op basis van de uitkomsten kan de uitvoeringsstrategie worden bepaald en bovendien in opvolgende jaren worden verfijnd en bijgestuurd.
4.1 Interventiestrategie bepalen
Op basis van de risicoanalyse worden prioriteiten vastgesteld.
De onderwerpen waarop toezicht wordt gehouden zijn:
Regelmatig wordt de werkwijze en de uitkomsten geëvalueerd. Zonodig worden de handhavingsprioriteiten tussentijds opnieuw vastgesteld.
Voor het bepalen van de activiteiten op terrein van preventie wordt de risico-analyse gebruikt. Juist omdat in deze analyse ook de ervaringen van betrokken partijen is verwerkt, biedt dit een goede basis om een prioritering aan te brengen in de aan te bieden preventie-activiteiten. In de Hoeksche Waard geven de gemeenten de Dienst Gezondheid en Jeugd, hier valt Verzuip jij je toekomst?! onder, subsidie om na afstemming met de gemeenten, de preventie-activiteiten te coördineren.
4.2 Uitvoeren van interventiestrategie door middel van handhaving
Het toezicht vindt plaats zowel op basis van een planning als op ad-hoc basis naar aanleiding van klachten en meldingen.
Het toezicht op de inrichtingseisen blijft vooralsnog worden uitgevoerd door degenen die daar nu ook mee zijn belast. In de meeste gemeenten zijn dat de medewerkers van bouw- en woningtoezicht.
Het toezicht op de alcoholverstrekking wordt uitgevoerd door de speciaal daartoe opgeleide Buitengewoon Opsporingsambtenaar Drank- en horecawet (de BOA-Drank- en Horecawet). Het toezicht vindt voornamelijk plaats in de avonduren, de weekends en zon- en feestdagen. Het toezicht wordt zelfstandig (zonder ondersteuning van externe handhavingspartners) uitgevoerd. Wel kan in bepaalde risicovolle omstandigheden aanleiding zijn om controles in duo’s uit te voeren.
Het planmatig toezicht wordt ingedeeld in drie soorten controles, namelijk de basiscontrole, de leeftijdsgrenzencontrole en de themacontrole. Prioritering van het toezicht vindt onder andere plaats op basis van de eerder genoemde risicoklassen, van hoog naar laag. De locaties met een hoog risico worden frequenter bezocht dan locaties met een lager risico. De frequentie wordt jaarlijks bepaald in interventiestrategie.
Iedere controle op grond van de Drank- en Horecawet omvat drie fasen, te weten:
Tijdens de voorbereidingsfase wordt de controle voorbereid. De relevante informatie wordt verzameld, de informatie van eerdere controles wordt gecontroleerd en de controle wordt ingepland. Daarnaast wordt nagegaan of ondersteuning van de politie, de brandweer, de omgevingsdienst, bouw- en woningtoezicht of een andere instantie nodig is, dan wel of afstemming met hen noodzakelijk is.
Bij de controle van evenementen kan in voorbereidingsfase een gesprek met de organisator worden gevoerd. Dit kan de naleving verhogen tijdens het evenement.
Tijdens de uitvoeringsfase vindt de daadwerkelijke controle plaats. De toezichthouder gaat na of de regels worden nageleefd en handelt conform de vastgestelde handhavingsmatrix als er een overtreding wordt geconstateerd. Het resultaat van de controle wordt na afloop met de betrokkene besproken waarbij er uitleg wordt gegeven over de regels en de sancties.
Tijdens de afhandelingsfase wordt door de toezichthouder een rapportage, danwel boeterapport opgesteld en wordt de zaak geregistreerd in het digitale overzicht. Ook worden, indien nodig, de collega’s van andere afdelingen en teams geïnformeerd. Hierbij kan gedacht worden aan de vergunningverlener, de collega handhavers, de medewerkers van de accommodatieverhuur, maatschappelijke zaken en/of de communicatiemedewerkers. De juridisch medewerkers leggen de sanctie op.
Communicatie kan het effect van de handhaving versterken. Het kan bijdragen aan een verhoogde subjectieve pakkans en aan meer draagvlak voor de maatregelen. Het is van belang de communicatie naar de diverse doelgroepen in goed overleg met andere afdelingen vorm te geven.
De afhandeling vindt plaats aan de hand van de Handhavingsmatrix Hoeksche Waard . De ‘Handhavingsmatrix Horeca Hoeksche Waard’ richt zich op natuurlijke personen en rechtspersonen die alcoholhoudende drank verstrekken, verkopen, dan wel (overige) horeca-activiteiten verrichten.
Het is een regionale matrix, maar er kan sprake zijn van lokale accentverschillen. De basis van de matrix is onder andere de Drank- en horecaverordening(en) en Algemeen plaatselijke verordening(en) , die door de lokale gemeenteraden zijn vastgesteld.
Het doel van ‘Handhavingsmatrix Horeca Hoeksche Waard’ (hierna de matrix) is met name dat:
·natuurlijke personen en rechtspersonen (burgers, bedrijven en instellingen) weten dat de burgemeester daadwerkelijk toezicht houdt, handhaaft waar nodig is, en daarover verantwoording aflegt;
Overtredingen op grond van de Drank- en Horecawet, de Wet op de Kansspelen, de Algemene Plaatselijke Verordening / de Gemeentewet en de Opiumwet worden met deze beleidsregels uniform, eenduidig en rechtszeker gehandhaafd. Tevens draagt de matrix bij aan het voorkomen van willekeur bij het handhaven van overtredingen van de hiervoor aangegeven wet- en regelgeving.
In de matrix wordt beschreven op welke wijze de overtredingen kunnen worden gehandhaafd. Aangegeven wordt hoe bestaande bevoegdheden van de burgemeester kunnen worden toegepast. Een concreet stappenplan, ten aanzien van de aanpak van diverse overtredingen, vormt een belangrijk onderdeel van deze matrix.
Financiële aspecten van sanctioneren
Bij de keuze voor bestuurlijke boete vloeien de ontvangsten uit de boetes naar de gemeentekas. Daar staat tegenover dat zij zelf zorg moeten dragen voor onder meer het innen van de boete en zelf verantwoordelijk zijn voor de bezwaar- en beroepsprocedure. De opbrengsten zijn niet alleen afhankelijk van het aantal uitgeschreven bonnen, maar ook van de hoogte van de boete.
Een afdeling juridische zaken kan te maken krijgen met extra bezwaar- en beroepszaken op het gebied van de Drank- en Horecawet. Hiervoor zijn uren en specifieke expertise benodigd. Hoeveel bezwaar en beroepszaken er uit het toezicht voortvloeien is niet bekend. De pilotgemeenten hebben geen ervaring opgedaan met bezwaar en beroepszaken. Reden is omdat dit tot 31 december 2012 een verantwoordelijkheid was van de nVWA. Uit de ervaringen van de pilotgemeenten blijkt dat er gemiddeld in 25% van de controles een hercontrole moet plaatsvinden. Dit betekent dat er in 25% van de gevallen iets niet in orde was. In 12% van de gevallen is een schriftelijke waarschuwing gegeven en in slechts 1% is een boeterapport opgemaakt.
In onze controlefrequentie hebben wij vooralsnog een hercontrole percentage opgenomen van 50%. Er is de laatste jaren namelijk vrijwel niet gecontroleerd, waardoor we niet weten hoe de situatie is.
4.3 Uitvoering van interventiestratie door middel van preventie
Preventie is in onze regio vooral belegd bij het programma Verzuip jij je toekomst?!. Het programma heeft regionale activiteiten, zoals bijvoorbeeld de handhavingscommunicatie, maar ook activiteiten die lokaal ingezet kunnen worden, zoals de Gezonde school en genotmiddelen. De gemeenten geven jaarlijks de projectleider aan welke preventie-activiteiten er lokaal en regionaal uitgevoerd moeten gaan worden.
Als bijlage bij dit plan is een totaal overzicht van de activiteiten opgenomen.
Het effect van de interventiestrategie op de naleving van de leeftijdsgrens en het toelaten en schenken aan dronken klanten wordt gemeten met nalevingsonderzoek. De handhavingrapportages van de BOA-Drank- en Horecawet vormen hiervoor primair de basis. Daarnaast zullen ook de uitkomsten van de Veiligheidsmonitor en gezondheidsmonitor door de Dienst Gezondheid & Jeugd worden betrokken. Verzuip jij je Toekomst voert 2 soorten nalevingsonderzoek uit: leeftijdsgrenzen (in 2014) en doortappen bij dronkenschap (in 2015).
Uitgangspunt van dit plan is het beïnvloeden van de omgeving van de jonge drinker opdat deze ‘verleid’ wordt meer gezonde en veilige keuzes te maken met betrekking tot alcohol. Zoals in hoofdstuk 2 is geschetst werkt alcoholbeleid het beste als op meerdere beleidspijlers tegelijkertijd wordt ingezet. Dat impliceert ook dat er in de uitvoering meerdere partners en stakeholders betrokken zijn. Hieronder een beschrijving van de belangrijkste samenwerkingspartners en de organisatiestructuur.
Op een integraal dossier als het alcoholbeleid is samenwerking essentieel voor een goede uitvoering. De volgende partners zijn daarbij concreet in beeld:
5.2 Coördinatie vanuit werkgroep Drank- en Horecawet
De coördinatie van het PenH-plan ligt bij de Hoeksche Waardse werkgroep Drank- en Horecawet. In deze werkgroep zitten ambtenaren vanuit iedere gemeente. Deze ambtenaren zorgen voor lokale afstemming met OOV, handhaving, volksgezondheid/jeugd en communicatie. De werkgroep komt minimaal eens per kwartaal bij elkaar om de voortgang te monitoren en uitvoeringsafspraken te maken.
In 2013 hebben de gemeenten afzonderlijk budgetten beschikbaar gesteld voor de handhavingsactiviteiten voor 2014 en 2015.
Het budget voor preventieve activiteiten wordt jaarlijks door de gemeenten afzonderlijk vastgesteld. De reden dat dit jaarlijks is, is om in te kunnen spelen op de actuele omstandigheden.
Babor e.a. (2010). Alcohol no ordinary commodity. Oxford: University press.
Bieleman, B., Kruize, A. & Zimmerman, C. (2011). Monitor alcoholverstrekking jongeren 2011. Groningen: Intraval.
Crews, F.T., Braun, C.J., Hoplight, B., Switzer, R.C. 3rd, & Knapp, D.J. (2000). Binge ethanol consumption causes differential brain damage in young adolescent rats compared with adult rats. Alcohol: clinical and experimental research, 24(11), 1712-1723.
Dalen, W.E. van, Franken, F., de Greeff, J., Mulder, J., van Straten, P. & van der Wulp, N.Y. (2013). Het perspectief voor de Alcoholvrije School in Nederland. Utrecht: STAP
Dijck, D. van, & Knibbe, R.A. (2005). De prevalentie van probleemdrinken in Nederland: Een algemeen bevolkingsonderzoek. Maastricht: Universiteit van Maastricht.
Hibell, B., Guttormsson, U., Ahlström, S., Balakireva, O., Bjarnason, T., Kokkevi, A., & Kraus, L. (2012). The 2011 ESPAD report: Substance use among students in 36 European countries. Stockholm: The Swedish Council for Information and Alcohol and Other Drugs (CAN).
Holder, H. D. (1998). Alcohol and the Community: A Systems Approach to Prevention. Cambridge: Cambridge University Press.
Meier , P. et al. (2008). The independent review of the effects of alcohol pricing and promotion. Summary of Evidence to Accompany Report on Phase 1: Systematic Reviews. School of Health and Related Research, University of Sheffield, UK.
Reynolds, R.I. (2003). Building Confidence in Our Communities. London: London Drug Policy Forum.
Roodbeen, R., Lie, K.J. & Schelleman-Offermans, K. (2014). Alcoholverkoop aan jongeren 2013. Nuchter, kenniscentrum leeftijdsgrenzen.
Van der Vorst, H., Engels, R.C.M.E., Meeus, W., & Dekovic, M. (2006). Parental Attachment, Parental Control, and Early Development of Alcohol Use: A Longitudinal Study. Psychology of Addictive Behaviors , Vol. 20, No. 2, 107–116
Verdurmen, J., Monshouwer, K., Dorsselear, S. van, Lokman, S., Vermeulen-Smit, E., & Vollebergh, W. (2012). Jeugd en riskant gedrag 2011: Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren. Utrecht: Trimbos-instituut.
Wagenaar, A.C., Toomey, T.L. & Erickson, D.J. (2005). Complying With the Minimum
Drinking Age: Effects of Enforcement and Training interventions. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 29, 2, 255-262
Bijlage 1 Activiteitenoverzicht
Hieronder worden in een overzicht de activiteiten weergegeven die kunnen bijdragen aan het behalen van de doelstellingen.