Organisatie | Aalburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsenbeleid Aalburg 2014 |
Citeertitel | Standplaatsenbeleid Aalburg 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het op 21 februari 1984 vastgestelde gemeentelijke standplaatsen- en ventbeleid van de gemeente Aalburg.
Algemene Plaatselijke Verordening
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-11-2014 | Nieuwe regeling | 26-11-2014 Het Kontakt, 26-11-2014; Gemeenteblad 68343 | Geen |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg;
dat het standplaatsenbeleid van de gemeente Aalburg verouderd is en geen afwegingsmogelijkheden bevat voor het adequaat beoordelen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning;
dat het gewenst is om in beleidsregel criteria vast te leggen, die een nadere invulling geven aan de in artikelen 1:8 en 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening (verder te noemen APV) vastgelegde gronden voor het afwijzen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning;
gelet op het overige bepaalde in afdeling 4 van hoofdstuk 5 en artikel 1:8 van de APV;
Volgens het oude beleid (Gemeentelijke standplaatsen- en ventbeleid gemeente Aalburg, vastgesteld 21 februari 1984) kon voor elke locatie een standplaatsvergunning worden aangevraagd. Als deze locatie voldeed aan de toetsingscriteria van het standplaatsenbeleid werd de vergunning verleend. Doordat de toetsingscriteria summier omschreven waren moesten alle aanvragen voor een nieuwe locatie steeds opnieuw beoordeeld worden. Door maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de regelgeving voldoet het oude beleid niet meer aan de eisen om te kunnen voldoen als afwegingsmiddel voor het verlenen van vergunningen voor standplaatsen.
Het doel van het Standplaatsenbeleid 2014 is een zo volledig mogelijke beschrijving te geven van het toetsingskader voor beoordeling van aanvragen voor standplaatsvergunningen binnen de gemeente Aalburg. Bestuurlijke vaststelling van dit beleid en publicatie daarvan bieden rechtszekerheid en vereenvoudigen de vergunningverlening en handhaving.
Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
college:het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg;
aanvraag:een schriftelijk verzoek voor een standplaatsvergunning door middel van een vastgesteld formulier;
standplaats:een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel
vaste standplaats:standplaats op een vaste locatie die door verschillende vergunninghoudersgedurende één of meerdere dagdelen per week wordt ingenomen;
tijdelijke standplaats:standplaats op een vaste locatie die gedurende een periode van één dag tot maximaal vier maanden per jaar wordt ingenomen;
ideële standplaats:standplaats die voor maximaal 1 dag(deel) wordt ingenomen door een niet-commerciële partij;
locatie:een plaats op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel een andere – met enige beperking – voor publiek toegankelijke plaats, bestemd en/of ingericht voor het innemen van één of meer standplaatsen;
dagdeel: een deel van de dag van maximaal 5 uren, gelegen tussen 07.00 uur en 22.00 uur
weg:hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1:1 onder b van de APV.
Ter uitwerking van het juridisch kader van de APV is het volgende toetsingskader bepaald voor de standplaatsenlocaties op de standplaatsenkaarten en voor de vergunningaanvragen voor deze locaties:
De aanwezigheid van een standplaats en/of de aantrekkende werking daarvan, kan een verstoring van de openbare orde opleveren. In de praktijk is, voor wat betreft de overlast die standplaatsen kunnen opleveren, een scheiding te maken tussen de standplaatsen van waaruit ter plaatse bereide etenswaren worden verkocht en overige standplaatsen.Bij de eerste groep is de kans op overlast (vervuiling van de omgeving, aanwezigheid publiek, geluid- en geuroverlast en dergelijke) groter dan bij de overige standplaatsen.
De afstandseisen tot andere gebouwen en/of standplaatsen hangt af van:
Afhankelijk van bovenstaande situaties is voor wat betreft de brandveiligheid de minimale afstand voor bak- en braadstandplaatsen tot overige bebouwing en/of standplaatsen vijf meter. In sommige gevallen is de afstand minder, deze zijn beoordeeld door de brandweer. Dat gebeurt ook als de vuurbelasting van een standplaats hoger is dan 30 kg/m2.
Standplaatsen mogen niet voor de toegang en (nood)uitgang van winkels, woningen en bedrijven staan. Dat betekent dus ook niet rechtstreeks voor een etalage. Een standplaats is op een parkeerplaats alleen toegestaan als er voldoende parkeergelegenheid is. Standplaatsen mogen de groenvoorzieningen niet in het gedrang laten komen.
Een standplaats dient in nette staat te worden gehouden. Er zijn punten in de gemeente waar – met het oog op de aanwezigheid van monumenten of in verband met landschapsschoon – de aanwezigheid van een verkooppunt voor ambulante handel niet past. Bij de beoordeling van een verzoek om een standplaatsvergunning heeft in voorkomende gevallen het belang van de bescherming van landschapsschoon (monumenten) de doorslag.
Artikel 7. Wijze van aanvragen
Voor het indienen van een aanvraag van een standplaatsvergunning heeft het college een formulier vastgesteld. Het is verplicht om voor de aanvraag dit in bijlage 2 opgenomen formulier te gebruiken. Het is mogelijk de aanvraag digitaal te doen via de website van de gemeente.
De standplaats moet worden ingenomen met een verplaatsbaar middel dat buiten de verkoopuren van de standplaats verwijderd wordt.
Artikel 15. Het aanzien, de hygiëne en de reiniging en inrichting van de standplaats
Het parkeren van grote voertuigen is niet toegestaan bij de standplaats. Onder grote voertuigen wordt verstaan voertuigen met een lengte van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter of een laadvermogen van meer dan 3.500 kilo.
Artikel 19. Ontheffing persoonlijk innemen standplaats
In bijzondere gevallen, waaronder begrepen (langdurige) ziekte of afwezigheid wegens vakantie, kan na het schriftelijk indienen van een verzoek daartoe aan de vergunninghouder door of namens het college voor de resterende looptijd van de verleende vergunning ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikel 17.1.
Bij overlijden van de houder van een standplaatsvergunning, wordt de vergunning overgeschreven op de overblijvende echtgeno(o)t(e), dan wel duurzaam samenwonende partner, of een kind dat bij voortduring zijn ouder op diens standplaats heeft bijgestaan, mits een schriftelijk verzoek daartoe binnen twee maanden na het overlijden wordt ingediend.
De standplaatsvergunning kan analoog aan het in lid 1 bepaalde ook overgeschreven worden bij blijvende arbeidsongeschiktheid of pensioen van de vergunninghouder, mits daartoe een schriftelijk verzoek wordt gedaan binnen vier weken na het bekend worden van de blijvende arbeidsongeschiktheid, dan wel vier weken voor aanvang van het pensioen.
Artikel 23. Verkoop e.d. van verkoopwagen
Wanneer een standplaatshouder zijn verkoopwagen, kraam etc. verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, verschaft dat de koper, huurder of gebruiker geen recht op toekenning van de standplaats.
Voor standplaatshouders die niet voldoen aan de toetsingscriteria van het nieuwe beleid geldt een overgangsregeling. Zij kunnen hun huidige vergunning verlengen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
Het college behandelt aanvragen voor een standplaatsvergunning volgens deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
In de gevallen waarin deze beleidsregel niet of onvoldoende voorziet, beslist het college.
Artikel 27. Intrekken oude beleidsregel
Met de vaststelling en de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt het op 21 februari 1984 vastgestelde gemeentelijke standplaatsen- en ventbeleid van de gemeente Aalburg ingetrokken.
Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Aalburg op 28 oktober 2014
burgemeester en wethouders van Aalburg,
Overzicht en standplaatsenkaart maximum aantal standplaatsvergunningen tegelijkertijd per locatie
Bijlage 2 Aanvraagformulier standplaatsvergunning
Voor het innemen van een vaste of incidentele standplaats voor het verkopen of aanbieden van artikelen moet u een aanvraag indienen. Voor het innemen van een standplaats voor ideële doeleinden is ook een vergunning vereist . De behandeling van de aanvraag duurt ongeveer 6 weken. Vul hieronder alle gegevens in, ook dient u een situatietekening mee te sturen waarop u de standplaats hebt ingetekend. Voor het innemen van een standplaats voor ideële doeleinden is geen inschrijfnummer van de kamer van koophandel vereist.
2. Gegevens van de standplaats
*indien u een verkoopwagen heeft zowel de afmetingen van de ingeklapte als de uitgeklapte wagen
Ondergetekende verklaart kennis te hebben genomen van de toelichting op het aanvraagformulier en de wijze van indienen.
Dit formulier is ook digitaal in te vullen via de site van de gemeente: www.aalburg.nl
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vaste of tijdelijke standplaats bent u leges verschuldigd. Voor het gebruik van openbare gemeentegrond bent u per strekkende meter plaatsruimte per periode huur verschuldigd. Hiervoor wordt een huurovereenkomst opgesteld.
Voor het innemen van een ideële standplaats worden alleen stroomkosten in rekening gebracht. Dit is alleen van toepassing als de standplaats meer dan 5 dagdelen zal worden ingenomen.
Ter zake kunt u nadere informatie inwinnen bij de gemeente Aalburg. Ook kunt u de legesverordening en het standplaatsenbeleid vinden op de site van de Gemeente Aalburg www.aalburg.nl
TOELICHTING BELEIDSREGEL STANDPLAATSENBELEID GEMEENTE AALBURG
Artikel 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) bepaalt dat het verboden is om zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats een standplaats in te nemen teneinde goederen te koop aan te bieden dan wel diensten aan te bieden. Ook een rechthebbende op een perceel is het verboden om zonder vergunning van het college toe te staan dat een standplaats op zijn perceel wordt ingenomen.
In artikel 5:18 en artikel 1:8 van APV is bepaald dat een standplaatsvergunning geweigerd kan worden:
In deze beleidsregel worden keuzes gemaakt ten aanzien van de locaties waar standplaatsvergunningen voor kunnen worden verleend. Bij het bepalen van de locaties is het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en de verkeersvrijheid en –veiligheid van doorslaggevende betekenis geweest. De standplaats dient het straatbeeld ook niet teveel te verstoren. Alleen voor de aangewezen locaties kunnen vaste standplaatsvergunningen afgegeven worden. De locaties zijn aangegeven op een bij deze beleidsregel behorende kaartjes.
maakt onderscheid tussen vaste - en tijdelijke en ideële standplaatsen. Een vaste standplaats is een standplaats voor onbepaalde tijd voor een vast dagdeel per week. Een vergunning voor een tijdelijke standplaats kan worden verleend voor maximaal vier maanden. Ideële standplaatsen zijn standplaatsen die worden ingenomen voor niet-commerciële doeleinden (bijvoorbeeld voor de plaatselijke verenigingen, een goed doel of voor voorlichtingsdoeleinden). Niet als standplaats wordt aangemerkt het innemen van een Koek-en-Zopie stand indien er op de lokale wateren geschaatst wordt en ten behoeve van de bezoekers daarvan een hapje en een drankje wordt verkocht. Uiteraard laat dit onverlet dat mogelijk andere vergunningen hiervoor wel vereist kunnen zijn.
is een uitwerking van de weigeringgronden, zoals die zijn opgenomen in de APV.
definieert wanneer de beleidsregel niet van toepassing is. In ieder geval is de beleidsregel niet van toepassing op standplaatsen op de weekmarkt. In dat geval is de Verordening Markt van de gemeente Aalburg van toepassing. Ook is de beleidsregel niet van toepassing op standplaatsen bij evenementen. Standplaatsen bij evenementen worden gereguleerd via de verleende evenementenvergunning.
geeft het college de mogelijkheid om bij het verlenen van de vergunning een afweging te maken over het aantal dagdelen, de tijden en de artikelgroep (branche) waarvoor de vergunning verleend wordt. Per locatie kan een maximum aantal vergunningen voor dezelfde dag en tijd verleend worden. Het college streeft naar een gevarieerd aanbod van producten en aanbieders.
Concurrentieoverwegingen zullen daarbij uiteraard geen rol spelen. Het is in het belang van de openbare orde om het aantal vergunningen per locatie te beperken. Ook kan zo verkapte weekmarktvorming voorkomen worden. In verband met de leefbaarheid in de kleine kernen zijn er meer standplaatsen tegelijkertijd mogelijk.
regelt de leges voor de aanvraag van een standplaatsvergunning.De leges zijn opgenomen in de legesverordening. Verder is bepaald dat voor het gebruik van de gemeentegrond en het gebruik van de eventuele aanwezige stroomvoorziening een huurovereenkomst moet worden aangegaan. De huurovereenkomst is alleen van toepassing op locaties op gemeentegrond. In lid 3 is bepaald dat voor een standplaats voor een ideëel doel alleen stroomkosten verschuldigd zijn. Deze worden alleen in rekening gebracht als de standplaats meer dan vijf dagdelen zal worden ingenomen. Dit is om te voorkomen dat de kosten van het innen meer zijn dan het te innen bedrag.
bepaalt wie voor een standplaatsvergunning in aanmerking kan komen. Door te bepalen dat aan een persoon slechts één standplaatsvergunning en slechts eenmaal in de drie maanden een tijdelijke standplaats toegekend kan worden, wordt voorkomen dat één persoon alle standplaatsen inneemt.
bepaalt dat de aanvraag schriftelijk ingediend moet worden door middel van het vastgestelde formulier. Bij de aanvraag dient een kopie van het legitimatiebewijs en een situatietekening gevoegd te worden.
geeft aan dat toewijzing vergunning geschiedt op basis van binnenkomst complete aanvraag bij de gemeente. Bij gelijktijdige binnenkomst voor eenzelfde locatie vindt toewijzing plaats door middel van loting.
geeft aan op grond waarvan een vergunning kan worden geweigerd en dat er voorwaarden aan de vergunning kunnen worden verbonden.
bepaalt dat standplaatsen moeten worden ingenomen met een verplaatsbaar voertuig. Het is dus niet mogelijk om voor een kiosk of ander permanent gebouw een standplaatsvergunning aan te vragen.
wijzen de locaties aan waarvoor standplaatsvergunningen aangevraagd kunnen worden. Bij het aanwijzen van de locaties is een afweging gemaakt met betrekking tot een aanvaardbare omvang van mogelijk te verwachten overlast voor omwonenden, voetgangers en ander verkeer. Daarbij is ondermeer gekeken naar de verkeersaantrekkende werking van standplaatsen, lawaai, geuroverlast (bijv. bak- en braadlucht, vislucht) en het in beslag nemen van parkeerruimte. Tenslotte is rekening gehouden met de toegankelijkheid voor hulpverleningsdiensten, kabels/leidingen en rioolputten. Standplaatsen mogen nooit verkeersgevaarlijke situaties opleveren doordat zij bijvoorbeeld het zicht op naderend verkeer ontnemen.
Voor het innemen van een tijdelijke standplaats, moet in eerste instantie gebruik worden gemaakt van één van de locaties genoemd in artikel 9. Indien een andere locatie meer gewenst is, kan dit gemotiveerd worden aangevraagd.
bepaalt dat het college in geval van onvoorziene omstandigheden van tijdelijke aard (zoals wegwerkzaamheden, calamiteiten, onderhouds- en nieuwbouwactiviteiten,evenementen) in geval van de vaste standplaatsen een andere locatie kan aanwijzen. Indien de standplaats met spoed benodigd is, dient de standplaats onmiddellijk te worden ontruimd, zonder dat er recht ontstaat op een vervangende locatie, c.q. schadevergoeding, hoe ook genaamd.
bepaalt voor welke dagen en binnen welke tijdspanne vergunningen afgegeven kunnen worden. In het kader van de administratieve lastenverlichting worden vergunningen voor vaste standplaatsen uitgegeven voor onbepaalde tijd. Bij relevante wijzigingen of overtredingen kan de vergunning altijd worden ingetrokken.
Het college heeft als (seizoens)producten en –artikelen aangewezen: consumptie-ijs, kerstbomen, oliebollen en seizoensfruit.
bepaalt de hygiëne en reiniging en de inrichting van de standplaats. Ter voorkoming van verontreiniging van de standplaats moet de vergunninghouder voldoen aan bepaalde voorschriften en heeft het college de mogelijkheid deze af te dwingen. Het is niet toegestaan om een terras in te richten bij de standplaats.
bepaalt dat er geen grote voertuigen bij de standplaats mogen blijven staan.
bepaalt dat de standplaatsvergunning persoonsgebonden is, hetgeen inhoudt dat de vergunning in principe niet overdraagbaar is. De vergunninghouder is verplicht om zelf de standplaats in te nemen. De vergunninghouder mag wel derden inschakelen die hem bij de verkoop van producten etc. behulpzaam zijn.
bepaalt wat de vergunninghouder moet doen wanneer hij door ziekte niet in staat is om persoonlijk de standplaats in te nemen.
bepaalt dat de vergunninghouder in bijzondere omstandigheden ontheffing kan vragen van het persoonlijk innemen van de standplaats. De ontheffing geldt maximaal voor de resterende duur van de vergunning. In geval van vakantie of een voorzienbare ziekteperiode zal de ontheffing slechts voor die periode verleend worden.
bepaalt wanneer het recht op een vaste standplaats vervalt.
bepaalt wanneer een verleende standplaatsvergunning kan worden ingetrokken. Vooruitlopend op de intrekking kan het college de vergunninghouder maximaal vier weken het recht ontzeggen om de standplaats daadwerkelijk te gebruiken. In die periode dient hoor en wederhoor plaats te vinden, voordat definitief over de intrekking besloten wordt.
bepaalt dat het college kan besluiten om een standplaatsvergunning in specifiek benoemde omstandigheden en na een schriftelijk verzoek daartoe over te schrijven op een partner of kind die de vergunninghouder heeft bijgestaan op de standplaats. Op het aanvraagformulier wordt daarom opgave gevraagd van diegenen die de vergunninghouder bijstaan.
bepaalt dat aan de verkoop van de verkoopwagen/kraam geen enkel recht tot overdracht van de standplaatsvergunning kan worden ontleend.
regelt het overgangsrecht voor bestaande vergunningen.
bepaalt dat het college kan beslissen in gevallen waarin de beleidsregel niet of onvoldoende voorziet.
bepaalt de aanduiding van de beleidsregel en wanneer de beleidsregel in werking treden.
bepaalt wanneer de oude beleidsregel hun werking hebben verloren.