Organisatie | Heerhugowaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut 2014 |
Citeertitel | Treasurystatuut 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | regeling |
Geen.
Gemeentewet, art 212 lid 2c
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2014 | 01-03-2014 | Nieuwe regeling | 18-02-2014 Publicatie via www.officielebekendmakingen.nl d.d. 23-12-2014 | RB2014009 |
Dit treasurystatuut bevat de bestuurlijke infrastructuur voor de uitvoering van de treasuryfunctie. Het gaat om de beleidsmatige vastlegging van de uitgangspunten en financiële kaders.
Het treasurystatuut dient, als nadere uitwerking van artikel 9 Financieringsfunctie van de “Financiële Verordening gemeente Heerhugowaard” vastgesteld door de Gemeenteraad op 26 mei 2009, te worden herzien wanneer er significante wijzigingen in wet en regelgeving plaatsvinden.
De invoering van de Wet op het Schatkistbankieren en de Wet Houdbare overheidsfinanciën (Hof), per 10 december 2013, zijn dusdanige wijzigingen in wet en regelgeving dat het noodzakelijk is om het Treasurystatuut aan te passen. Dit treasurystatuut vervangt, per 1 maart 2014, het treasurystatuut uit 2009 (RB2008133), inclusief de wijziging van maart 2012 (RB2011175).
Het treasurystatuut stelt de kaders en kan beschouwd worden als het beleid op treasurygebied voor de gemeente Heerhugowaard. De in de memorie van toelichting beschreven wettelijke kaders en Financiële verordening artikel 212 van de Gemeentewet zijn hierbij de basis.
1.Doelstelling treasuryfunctie
Treasury is de beheersing, door sturing en bewaking, van financiële posities en de aan deze posities en stromen verbonden kosten en risico’s.
Concreet betekent dit voor de gemeente Heerhugowaard dat de financiering van het beleid tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden plaats vindt en de rente en kredietrisico’s afgedekt worden. De treasuryfunctie binnen de gemeente Heerhugowaard dient hierbij uitsluitend de publieke taak en geschiedt binnen de financiële kaders van de Wet financiering decentrale overheden (fido) waarbij prudent beheer een basisvoorwaarde is.
De treasury functie dient tot:
De treasuryfunctie wordt uitgevoerd binnen de kaders van de wet Fido
2.Risicobeheer (doelstellingen, richtlijnen en limieten)
Het beheersen, beperken en spreiden van risico’s neemt in dit treasurybeleid een belangrijke plaats in. Het risicomanagement is in dit verband gericht op het inzichtelijk maken van toekomstige risico’s en deze te beheersen, te verminderen en te spreiden. Daarbij wordt tenminste voldaan aan de risiconormeringen zoals die in het statuut zijn opgenomen.
Onder risico’s worden verstaan zowel renterisico’s (vaste schuld en vlottende schuld), als kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en, zover ter zake, valutarisico’s.
Om de risico’s te beheersen worden hieronder uitgangspunten weergegeven. Van deze uitgangspunten kan in noodsituaties, na overleg in de treasurycommissie, worden afgeweken. Indien er van de uitgangspunten wordt afgeweken informeert de wethouder financiën hierover de commissie middelen.
Renterisicobeheer is het beheersen van de risico van ongewenste veranderingen van de (financiele) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen van leningen of uitzetting van gelden met een looptijd van een jaar of langer.
Het renterisicobeheer kent de volgende uitgangspunten:
Het gebruik van derivaten is uitsluitend toegestaan ter afdekking van financiële risico’s en worden prudent gebruikt. Voordat een derivatentransactie wordt afgesloten, wint de gemeente op grond van een collegebesluit via de interne treasurycommissie het advies in van een onafhankelijk adviseur. Indien derivaten worden ingezet ten behoeve van het verminderen of spreiding van het renterisico wordt de raad actief geïnformeerd over de door het college gemaakte afweging.
Koersrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële vaste activa (aandelen, verstrekte geldleningen en bijdragen in investeringen van derden) van de organisatie in waarde verminderen door negatieve (koers)ontwikkelingen.
De volgende uitgangspunten gelden:
Kredietrisicobeheer (of debiteurenrisicobeheer) is het beheersen van de risico’s die voorvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.
·Overtollige middelen worden conform de wet Schatkistbankieren uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat, lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties, zoals gemeenschappelijke regelingen en gemeentelijke diensten.
Om valutarisico’s uit te sluiten worden uitsluitend leningen verstrekt, afgesloten of gegarandeerd in de Europese geldeenheid: de Euro (€ ).
Financiering is een deelfunctie van treasury en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities en het voorzien in de benodigde liquiditeiten voor de realisatie van voorgenomen investeringen en uitvoering van activiteiten. Hiernaast valt onder financiering het onderhouden van de relatie met financiële instellingen, waarbij het zowel gaat om financiering < 1 jaar (geldmarkt) en financiering > 1 jaar (kapitaalmarkt).
De basis voor het aantrekken van financiering, zowel kort als lang, is de meerjaren liquiditeitsprognose, de huidige leningenportefeuille en de rentevisie van de gemeente. Voor het aantrekken van lange financiering worden de uitgangspunten vooraf door de treasurycommissie getoetst.
Voor de financiering gelden de volgende uitgangspunten:
Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:
4.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
Deze bepaling geldt niet voor garantstellingen van leningen aan Sociale Woningstichtingen. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet heeft het College in 2008 een ongelimiteerde achtervang afgegeven aan het WSW. Hierdoor kan het WSW borg staan voor leningen aan sociale woningbouwstichtingen die willen investeren in de nieuwbouw en/of groot onderhoud van betaalbare sociale woningen in de gemeente.
·Leningen of garanties die op grond van eerder door de gemeenteraad vastgestelde regelingen zijn verstrekt, worden door dit treasurystatuut niet aangetast.
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
·Tussenpersonen moeten geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiele Markten (AFM).
In dit statuut wordt verstaan onder:
In dit hoofdstuk wordt het wettelijk kader geschetst op grond waarvan gemeenten hun treasury functie uitoefenen.
De wettelijke grondslag is vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (fido) en de hiermee samenhangende wetgeving: Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Wet Houdbare overheidsfinanciën (Hof) en de Wet Integraal schatkistbankieren decentrale overheden.
De Wet fido bepaalt aan welke voorwaarden gemeentes moeten voldoen bij het aantrekken en uitzetten van middelen. Deze wet bepaalt dat gemeenten uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen. Uitzettingen mogen vanaf 1 juni 2012 uitsluitend nog bij de Nederlandse Staat (Wet Integraal schatkistbankieren). Bij derivaten moet er sprake zijn van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt markt risico.
Naast de uitoefening van de publieke taak en het prudente karakter bevat de Wet fido normen voor het beheersen van risico’s op kort- en langlopende leningen (respectievelijk de kasgeldlimiet en de renterisiconorm). Deze normen zijn een belangrijk kader van de Wet fido in het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van gemeenten.
De Wet Hof is een vertaling van het EMU-saldo voor zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten), en de verschillende gemeenschappelijke regelingen waarin zij participeren. De wet Hof moet ervoor zorgen dat de Nederlandse Staat binnen het EMU-saldo van 3% blijft.
Het doel van de kasgeldlimiet is een grens te stellen aan korte financiering (rentetypische looptijd tot één jaar). Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten.
De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Hierbij geldt een minimumbedrag van € 300.000. In de Wet fido wordt de gemiddelde korte financiering (de netto vlottende schuld) per drie maanden getoetst aan de kasgeldlimiet. Hiertoe wordt het gemiddelde genomen van de korte financiering op de eerste dag van de drie kalendermaanden in een kwartaal.
De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zonodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden opgelegd.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd vanaf één jaar). Dit kan door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningportefeuille. De renterisiconorm wordt berekend door een vast percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal.
Het renterisico heeft betrekking op de vaste schuld en op het bedrag waarover renterisico wordt gelopen. Naast de renteherzieningen zijn hiervoor ook de herfinancieringen van de aflossingen van belang, want het renterisico wordt verkleind door aflossingen in de tijd te spreiden. Het renterisico wordt getoetst aan het bedrag van de renterisiconorm. De renterisiconorm heeft betrekking op het totaal van de begroting van enig jaar. Op deze staat wordt over het renterisico van de komende vier jaren gerapporteerd. De model berekening voor de renterisiconorm staat in het onderstaande tabel weergegeven:
De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zonodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden opgelegd.
Het doel van het EMU-saldo is het binnen de perken houden van de overheidsfinanciën. Het EMU-saldo is gesteld op 3% van het nationaal product van elk lid van de Europese Monetaire Unie. In de Wet HOF is geregeld dat per regeringsperiode het aandeel van de lagere overheden, waterschappen, provincies en gemeenten, voor duur van de regeringsperiode wordt vastgesteld. Bij het vaststellen van de EMU-saldo voor de lagere overheden wordt rekening gehouden met het benodigde investeringsvolume van gemeenten voor de uitvoering van hun wettelijke taken en nationale verplichtingen.
Rapportage over het EMU-saldo vindt elk kwartaal plaats door middel van de opgave IV-3 (informatie voor derden) aan het CBS. Daarnaast worden er afzonderlijke rapportages op basis van de vastgestelde raadsbegroting en jaarrekening naar het CBS gestuurd.