Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie wethouders gemeente Tilburg 2014 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie wethouders 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening rechtspositie wethouders 2010.
1.geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-11-2014 | 01-07-2014 | 03-07-2017 | nieuwe regeling | 03-11-2014 Gemeenteblad, 2014, 64990 | 2014/16 |
Hoofdstuk II Voorzieningen voor wethouders
De wethouder die wil deelnemen aan niet partij politiek georiënteerde scholing dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.
De wethouder aan wie een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, tekent hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
Artikel 6 Communicatieapparatuur
De wethouder aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekent hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
Artikel 8 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming
De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op een vergoeding van:
Hoofdstuk III De procedure van declaratie
Artikel 10 Betaling vaste vergoedingen
De betaling van de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.
De regeling van de rechtspositie van wethouders vindt op vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe is tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen.
De vergoedingen en regelingen voor wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft:
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen betreffende de rechtspositie van wethouders. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten wat hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
De arbeidsverhouding van de wethouder
Wethouders zijn als gevolg van de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
Vanaf 1 januari 2014 geldt bij de gemeente Tilburg de Werkkostenregeling. Op grond van die regeling is er voor door de werkgever aan te wijzen vergoedingen en verstrekkingen een forfaitaire vrijstelling van 1,5% van de fiscale loonsom (artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964). Dit forfait wordt aangevuld met nog slechts een beperkt aantal gerichte vrijstellingen voor zakelijke kosten. Over het meerdere – boven het algemene forfait en voor zover niet onder een gerichte vrijstelling vallend – vindt een eindheffing van 80% ten laste van de werkgever plaats. Voor zover de forfaitaire ruimte niet volledig is benut hoeft de gemeente geen loonbelasting af te dragen. De nieuwe opzet maakt het tevens overbodig (de waarde van) als eindheffingsbestanddeel aangewezen verstrekkingen toe te rekenen aan de individuele werknemer.
Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt.
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.
Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden over het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.
Dat is ook in het belang van de bestuurders omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden over de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan over de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatie-apparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.
Artikel 2 Zakelijke reis- en verblijfkosten
Zakelijke reiskosten, indien gemaakt met hetopenbaar vervoer of met een taxi, worden volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto overeenkomstig de daarvoor in de Regeling rechtspositie wethouders vastgestelde vergoeding per afgelegde kilometer.
Artikel 3 Buitenlandse dienstreis
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid
gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel
geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtlijn.
De kostensoorten fax/pc vallen onder de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Dit betekent dat ofwel door de gemeente een pc in bruikleen wordt gegeven voor de duur van de ambtsvervulling dan wel dat de gemeente een bedrag ter beschikking stelt voor de aanschaf van een pc of het gebruik van een pc die de wethouder al heeft. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in artikel 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. In de verordening van de gemeente Tilburg is vastgelegd dat voor de uitoefening van het ambt van wethouder altijd een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen wordt gegeven.
Artikel 6 Communicatieapparatuur
De vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikte communicatieapparatuur zijn) zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.
Binnen de WKR kunnen aan werknemers op de werkplek mobiele communicatiemiddelen ter beschikking worden gesteld waarvan de waarde op nihil wordt gesteld indien het zakelijk gebruik van meer dan bijkomstig belang is (> 10%).
Artikel 8 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten
Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. Bij verhuizing naar de gemeente kunnen zij in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.
In verband met de Werkkostenregeling moet een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de Belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen, moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.
Artikelen 11 t/m 13 De procedure van declaratie
In artikel 11 t/m 13 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven, in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.
Declaratie van vooruitbetaalde kosten
Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:
Rechtstreekse facturering bij de gemeente
Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:
Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele
uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:
Artikel 14 t/m 16 Citeertitel en inwerkingtreding
Ter voorkoming van overgangsbepalingen voor gewezen wethouders is gekozen voor intrekking van de oude verordening. Deze intrekking vindt echter pas plaats op het moment van het van kracht worden van de nieuwe verordening.