Organisatie | Olst-Wijhe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2015 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 216, art 228, lid a
Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Olst-Wijhe
Beleidsregels aanwijzen belastingplichtige in een keuze situatie
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-11-2014 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 10-11-2014 | Raadsstuk 2014/72 |
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
één onroerende zaak als bedoeld onder b:
3e. een gedeelte van een onder 1e of 2e bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling bestemd is om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt.
4e. een samenstel van twee of meer van de onder 1e of 2e bedoelde eigendommen of onder 3e bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
5e. het binnen de gemeente gelegen gedeelte van een onder 1e of 2e bedoeld eigendom, van een onder 3e bedoeld gedeelte daarvan of van een onder 4e bedoeld samenstel;
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt per jaar;
a.per object, voor de afvoer van afvalwater in de categorie van:
b.per object, voor objecten die enkel hemelwater afvoeren in de categorie van:
Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot een belastingobject in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten als er na de aanvang van de belastingplicht in dat jaar nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het belastingobject in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor het jaar verschuldigde recht als er na het einde van de belastingplicht in dat jaar nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9. Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die worden opgelegd na het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid, letter a, geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan, minder is dan € 5000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de 25e dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen die worden opgelegd na het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel
De Verordening rioolheffing 2014, vastgesteld op 16 december 2013 en gewijzigd op 20 januari 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 10 november 2014.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 2. Aard van de belasting
Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht
Artikel 4. Maatstaf van heffing
Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Artikel 9. Termijnen van betaling
Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders