Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Amersfoort 2014 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Amersfoort 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Op het tijdstip als genoemd bij de datum inwerkingtreding wordt de Huisvestingsverordening Amersfoort 2011 ingetrokken.
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-11-2014 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 05-11-2014 Stadsberichten, 19 november 2014 | 4491903 |
De raad van de gemeente Amersfoort;
heeft het voorstel van burgemeester en wethouders gelezen van 24-9-2013 sector SOB/EW (nr. 4390119)
vindt het nodig dat er regels worden gesteld om te komen tot een goede en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Amersfoort
gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet
Huisvestingsverordening Amersfoort 2014
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
ingezetene: degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Amersfoort of één der andere gemeenten in de Provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Amersfoort of één der andere gemeenten in de Provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;
Hospita/inwoning: Het verhuren van maximaal 2 kamer(s) of verdieping in een woning of het niet zelfstandig inwonen in een woning, waarbij de eigenaar of de huurder de hoofdbewoner van de woning is én minimaal 50% van de woning (woonoppervlakte) zelf bewoont. Meestal is hier sprake van een gezamenlijk gebruik van één of meer gemeenschappelijke voorzieningen (gebruik van douche, toilet of keuken of toegang).
HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:
Artikel 2.1.2 Nadere inperking
PARAGRAAF 2.2 INSCHRIJVING WONINGZOEKENDEN
Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden
Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving
Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en dient te geschieden met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier.
Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
Amersfoort na het verkrijgen van een huisvestingsvergunning;
PARAGRAAF 2.3 HUISVESTINGSVERGUNNING
Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste
1.Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte of standplaats, aangewezen
c.q. uitgezonderd in de artikelen 2.1.1, en 2.1.2, in gebruik te nemen voor bewoning.
2.Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte of standplaats voor bewoning in
gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding
4.Een huurwoningen dient minimaal twee maal conform art. 2.5.1 ter verhuur te zijn aangeboden alvorens een huisvestingsvergunning aan een volgens de criteria niet maatschappelijk of economisch gebonden huishouden verstrekt kan worden.
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:
Ten minste één der leden van het huishouden moet meerderjarig zijn in de zin van de Wet.
Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding
De leden van het huishouden moeten òf de Nederlandse nationaliteit bezitten òf op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld òf vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden als bedoeld in artikel 8 (sub a tot en met e) en l van de Vreemdelingenwet.
Artikel 2.5.1 Woningaanbieding
De woningen die voor verhuur beschikbaar komen, worden aan woningzoekenden aangeboden door middel van één of meer voor woningzoekenden toegankelijke media.
Artikel 2.5.2 Specifieke doelgroepen
Artikel 2.5.3 Bepaling volgorde aanbieding van huurwoningen
Artikel 2.6.1 Mate van Urgentie
Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken, mits er sprake is van een dusdanige noodsituatie van de woningzoekende dat -in afwijking van de reguliere wachttijd- een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem noodzakelijk is.
De urgentieverklaring houdt het volgende in:
Artikel 2.6.2 Aanvragen van een urgentieverklaring
Artikel 2.6.3 Gronden voor urgentie
Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring zoals bedoeld in artikel 2.6.1 verstrekken in de volgende situaties:
Van medische indicatie is sprake indien, op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat – in afwijking van de reguliere wachttijd een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is, waarbij een relatie dient te bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie, en er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen.
Indien in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning verhuizing wordt aanbevolen in verband met moeilijkheden bij het normale gebruik van de woning, vanwege aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, kan urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopst adequate voorziening is.
Van sociale indicatie is sprake indien, op advies van de hiertoe ingeschakelde Urgentiecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in
afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem
uit sociaal oogpunt noodzakelijk is. Hieronder worden de volgende situaties gerekend:
Urgentie op grond van echtscheiding is alleen mogelijk als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen heeft/hebben het hoofdverblijf bij de ouder die de urgentie aanvraagt. In de situatie waarin meerdere minderjarige kinderen verdeeld over beide ouders hun hoofdverblijf is toegewezen op basis van een ouderschapsplan kunnen beide ouders urgentie aanvragen;
Voor gevallen van “samenleving” worden vermelde criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast.
2.Onaanvaardbare situaties waarbij het moet gaan om ernstige, levensbedreigende problemen in relatie tot de huidige woning. Waarbij naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen. Burgemeester en wethouders bepalen wanneer er sprake is van een onaanvaardbare situatie.
Artikel 2.6.4 Woningaanbieding aan urgentiekandidaten
Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1, lid 2, sub a, kunnen burgemeester en wethouders bemiddelen bij eigenaren van woonruimte, zodat aan hen een overeenkomstig artikel 2.6.1, lid 2, sub a nader omschreven woonruimte binnen de daarvoor gestelde termijn wordt aangeboden.
Bij meerdere aanmeldingen van urgentiekandidaten met een urgentieverklaring met een gelijke datum van afgifte voor een bepaalde leeggekomen woning, vindt volgordebepaling plaats aan de hand van de inschrijfduur, met uitzondering van urgenten die vallen onder artikel 2.6.3 lid 1 sub d en e. Voor deze groep geldt volgordebepaling op grond van woonduur.
Artikel 2.6.5 Wijziging, intrekking en verlenging
Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de vastgestelde mate van urgentie te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat het voordien verstrekte bewijs omtrent de mate van urgentie is vervallen.
woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;
PARAGRAAF 2.7 LEEGMELDING EN VOORDRACHT
Artikel 2.7.1 Melding van het ter beschikking komen
Artikel 2.7.2 Melding van leegstand
Zodra de leegstand van een woonruimte langer duurt dan 12 weken, is de eigenaar verplicht daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.
Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de Wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 2.7.1, eerste lid, aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.
a. Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen zenden burgemeester en wethouders een voordracht van ten hoogste 5 woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht kunnen de desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders schriftelijk in kennis worden gesteld.
te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten.
Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 2 weken nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.
Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3, sub b heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de Wet tot vordering van de woonruimte overgaan.
PARAGRAAF 2.8 AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR BIJZONDERE WOONVORMEN
Het is verboden om zonder huisvestingsvergunning van burgemeester en wethouders met een woonwagen een standplaats in gebruik te nemen of bezet te houden.
Artikel 2.8.2 Aanwijzing van woonwagencentra en standplaatsen
Artikel 2.8.3 Register voor standplaatszoekenden
1.Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een per
woonwagencentrum gespecificeerd register van standplaatszoekenden.
Artikel 2.8.4 Aanbieding van standplaatsen
In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders een vrijkomende standplaats, met voorbijgaan aan de volgorde van inschrijving zoals beschreven in artikel 2.5.3 lid 2 sub c, aanbieden aan degenen die vóór de peildatum als hoofdbewoner een standplaats innam op een woonwagencentrum waarvan de aanwijzing ingevolge artikel 2.8.2, derde lid, wordt ingetrokken.
PARAGRAAF 2.9 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren een aanvulling vormen op het geheel of delen van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
PARAGRAAF 3.1 OMZETTING: KAMERVERHUUR
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimte.
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Onder omzetten valt het treffen van voorzieningen in een gebouw of deel van een gebouw waardoor twee of meer kamerverhuureenheden ontstaan, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, dat als hoofdverblijf apart kan worden bewoond door niet in gezinsverband levende personen. Voor hospita/inwoning is geen vergunning vereist.
Artikel 3.1.3 Aanvragen van een vergunning
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
3.Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend als aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.
Artikel 3.1.6 Aanhouden van de aanvraag
Het bepaalde in deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op gebouwen, bevattende woonruimte, uitgezonderd nieuw te bouwen koopappartementen.
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel - 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
2 Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 dan wel een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen,
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet op weegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd beleidsregels vast te stellen waarin voorwaarden en voorschriften worden gesteld die aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat daarbij om technische eisen en voorwaarden en voorschriften op het gebied van brandveiligheid, wooncomfort, gezondheid en hygiëne.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend .
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.7.1, 2.7.2, 2.8.1, 3.1.2 of 3.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de Wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte en het in de Huisvestingsverordening bepaalde.
Artikel 4.5 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot een goede en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Amersfoort en het in de Huisvestingsverordening bepaalde.
HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 5.1. Overgangsregeling
Deze verordening wordt aangehaald als “Huisvestingsverordening Amersfoort 2014”.
Op een aanvraag om vergunning of ontheffing, een verzoek om inschrijving, verlening van urgentie of toestemming anderszins, welke is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, blijven de bepalingen van de huisvestingsverordening die golden op het moment van indiening van het verzoek van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden
Bij het stellen van grenzen bij de inschrijving van woningzoekenden geldt in het algemeen dat daarbij geen strengere eisen gesteld mogen worden dan die bij het al of niet verlenen van een huisvestingsvergunning gesteld worden.
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
Dit is feitelijk het centrale artikel in het hele hoofdstuk 2 van de verordening. Hier komen de eisen met betrekking tot toelating, en urgentie, zoals ze in de verschillende paragrafen zijn beschreven, bij elkaar.
Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding
De bedoeling van de vruchteloze aanbiedingsprocedure is bedoeld om woningen beneden de huurprijsgrens of schaarstegrens zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan woningzoekenden die economisch- of sociaal zijn gebonden aan de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk.
De tekst van dit artikel geeft aan onder welke omstandigheden een afgegeven huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken en is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.
Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt onderdeel van het gewoonterecht.
Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding
Lid 1. Gelet op artikel 13 c lid 1 van de wet wordt, behoudens het bepaalde in het tweede lid, geen onderscheid gemaakt naar economische of maatschappelijke binding ten aanzien van woningzoekenden:
die met toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet als vluchteling zijn toegelaten of van wie het verzoek om toelating als vluchteling is afgewezen, onder verlening, gelijktijdig of nadien, van een vergunning tot verblijf of humanitaire gronden, als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet, zonder dat daaraan beperkingen zijn verbonden, een en ander indien zij in verband met die omstandigheid woonruimte behoeven;
die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.
Sub b. Remigrant: een remigrant is een naar zijn land terugkerende emigrant (definitie Van Dale).
Sub c. Vluchtelingen: iemand moet aantonen dat hij rechtmatig langer dan 3 maanden in Nederland mag verblijven, dat er geen beperkingen aan dat verblijf zijn verbonden en dat hij nog niet over eigen woonruimte beschikt.
Verblijfsdocument type EU/EER (verblijfskaart voor gemeenschapsonderdanen): dit document wordt verstrekt aan vreemdelingen uit Bulgarije en Roemenië die voor langere tijd op basis van het gemeenschapsrecht in Nederland verblijven. Daarnaast wordt het document verstrekt aan familieleden van burgers van de Unie die zelf een nationaliteit van een derde land hebben. Arbeid is vrij toegestaan en een tewerkstellingsvergunning is in de meeste gevallen niet vereist.
EU/EER-onderdanen zijn vreemdelingen met één van de volgende nationaliteiten: België, Cyprus, Duitsland, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië en Noord-Ierland), IJsland en Zweden.
Sub d en e. Echtscheiding: de echtscheiding moet definitief zijn (vonnis ingeschreven in de GBA) of er moet een voorlopige voorziening zijn (tussentijdse uitspraak rechter) en als gevolg van de scheiding is woonruimte nodig. Bijvoorbeeld omdat de woning door de rechtbank aan de andere partner is toebedeeld. In gevallen van het verbreken van samenleving worden de regels zo veel mogelijk analoog toegepast.
Lid 2. Gelet op het bepaalde van artikel 6 van het Huisvestingsbesluit wordt een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
Woningruil: er is wel een huisvestingsvergunning nodig bij woningruil, maar als een van de partijen bij de ruil is vrijgesteld van de bindingseisen wordt er niet getoetst op bindingseisen. Hetzelfde is van toepassing als er geruild wordt omdat iemand in de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk een baan heeft geaccepteerd, of in de regio waarmee wordt geruild.
Artikel 2.6.3 Gronden voor urgentie
Hierbij mag geen onderscheid gemaakt worden tussen "eigen" woningzoekenden en "provinciaal" woningzoekenden. De urgentieregeling is verder uitgewerkt in de beleidsregels.
lid 1 Het verlenen van een urgentieverklaring op grond van dwingend beleidsmatige redenen gebeurt louter na voordracht door de betreffende organisaties bij het college van burgemeester en wethouders.
Lid 1 sub e: de te doorlopen procedure voor bewoners uit stedelijke vernieuwingsgebieden staat beschreven in het ‘Sociaal Statuut’.
Artikel 2.7.1 Melding van ter beschikking komen
lid 3 sub c: met een ‘korte tijd’ wordt een periode van 2 maanden bedoeld.
lid 4: Naar oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen voor weigering van verhuur van de woonruimte aan de voorgedragen woningzoekende kan voorkomen als er sprake is van:
Eerder wangedrag (indien het een woningzoekende (en/of leden van zijn of haar huishouden) betreft die in een vorige of huidige woonsituatie in tenminste de afgelopen 5 jaar zeer ernstig inbreuk op het woongenot van omwonenden heeft gemaakt, waarbij ernstig rekening moet worden gehouden met herhaling en/of sprake is of is geweest van huurschuld).
In uitzonderlijke gevallen (bijv. bij een te voorziene huisuitzetting) meldt de verhuurder bij de gemeente dat hij voornemens is een huurcontract te weigeren en op welke grond. Alvorens de verhuurder overgaat tot het weigeren van de woonruimte aan de voorgedragen woningzoekende, voert de corporatie een gesprek met de woningzoekende waarin hij/zij geïnformeerd wordt over de ‘voorziene gevolgen’ voor de woningzoekende bij het aangaan van het huurcontract. Na dit gesprek en na melding bij de gemeente wordt de weigering schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van betrokkenen gebracht. Wanneer de woningzoekende het niet eens is met de beslissing kan hij/zij dit aanhangig maken bij de klachtencommissie van de verhuurder en/of bij de kantonrechter.
De wet biedt de mogelijkheid om voor alle woningen bij omzetting een vergunningsplicht in te stellen. In tegenstelling tot de artikelen met betrekking tot de huisvestingsvergunning is men in deze paragraaf niet gebonden aan huur- en koopprijsgrenzen.
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
lid 3: Bij de hier genoemde voorwaarden en voorschriften kan gedacht worden aan de voorwaarde van tijdelijkheid bij omzetting in onzelfstandige woonruimte. In de beleidsregels zijn de voorwaarden voor vergunningverlening verder uitgewerkt.
Het werkingsgebied voor het stelsel van splitsingsvergunningen kan geheel worden toegesneden op de lokale situatie. Het staat de gemeente vrij om alle gebouwen die zich daarvoor lenen te brengen onder het werkingsgebied van de verordening. In tegenstelling tot de artikelen met betrekking tot de huisvestingsvergunning is men in deze paragraaf niet gebonden aan huur- en koopprijsgrenzen.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
lid 1: De verlangde bewijsstukken zijn overgenomen uit het voorheen op splitsing van toepassing zijnde Woningwetartikel 56e. Vanzelfsprekend kunnen hier, afhankelijk van de criteria voor vergunningverlening, nadere bewijsstukken worden verlangd.
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Dit artikel bevat bepalingen die betrekking hebben op de verschillende afwijzingsgronden, genoemd in het Huisvestingsbesluit, namelijk de samenstelling van de woonruimtevoorraad, belemmering van de stadsvernieuwing en bepalingen uit oogpunt van indeling of staat van onderhoud.
Er is in dit artikel een combinatie gemaakt van de bepalingen in hoofdstuk 3 van het Huisvestingsbesluit. In dit artikel zijn, voor wat betreft de staat van onderhoud minimaal de bepalingen uit het voormalige artikel 56, lid b, van de Woningwet opgenomen.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Dit artikel bevat de mogelijkheid om, op grond van dreigende belemmering van de stadsvernieuwing, een aanvraag voor een splitsingsvergunning aan te houden indien voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, is gelegen, reeds een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet op de ruimtelijke ordening van kracht is.