Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen (4.40)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels jeugdhulp Haaksbergen (4.40)
CiteertitelNadere regels jeugdhulp Haaksbergen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordeninge jeugdhulp Haaksbergen (artikelen 4 en 8)
  2. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2018Nieuwe regeling

29-10-2014

Gemeenteblad, nr. 63305, 13-11-2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen (4.40)

Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen

 

Samenvatting

Deze nadere regels bevatten een uitwerking van de artikelen 4 en 8 van de Verordening jeugdhulp Haaksbergen

 

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

Wettelijke basis: bepalingen van Verordening jeugdhulp Haaksbergen (artikelen 4 en 8) en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Besluit:

Vast te stellen de Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze nadere regels verstaan onder:

  • a.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 4 van deze nadere regels;

  • b.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze nadere regels;

Artikel 2 Melding

  • 1.

    De jeugdige of zijn ouders kunnen een hulpvraag schriftelijk of mondeling – al dan niet telefonisch – bij het college melden.

  • 2.

    Niet als melding wordt aangemerkt de hulpvraag die meteen kan worden beantwoorden geen nader onderzoek behoeft.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

Artikel 3 Het vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek en gesprek, bedoeld in artikel 4 van deze nadere regels, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 2.

    De jeugdige of zijn ouders verschaffen, zo mogelijk voor het eerste gesprek, het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en zijn ouders verstrekken in elk geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;

  • 3.

    De jeugdige of zijn ouders kunnen een persoonlijk plan indienen dat het college bij het onderzoek betrekt;

  • 4.

    Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek en volstaan met een onderzoeksverslag.

Artikel 4 Het gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek of, waar nodig, meerdere gesprekken met de jeugdige of zijn ouders en, indien gewenst, met familie en deskundigen zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met de ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de jeugdige of zijn ouders in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de Jeugdwet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 5 Het verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek bedoeld in artikel 4 van deze nadere regels.

  • 2.

    Binnen 14 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijnouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag of ondersteuningsplan toegevoegd.

Artikel 6 De aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 7 PGB

  • 1.

    Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen.

  • 2.

    De hoogte van het tarief is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 3.

    De jeugdige of zijn ouders aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp uitsluitend onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, indien deze persoon:

    • a.

      voor zijn diensten maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners krijgt betaald;

    • b.

      heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt, en

    • c.

      het pgb niet zal gebruiken voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • d.

      voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in de Jeugdwet.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2015.

Artikel 9 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen.

 

Haaksbergen, 29 oktober 2014.

 

M.E. Kragting

loco-secretaris

 

dr. J.C. Gerritsen

burgemeester

Toelichting op de Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De definities van ‘gesprek’ en ‘melding’ zijn nodig omdat deze begrippen niet zijn gedefinieerd in de Jeugdwet en het gebruik hier afwijkt van het normaal spraakgebruik.

De melding is het eerste contact van jeugdigen en ouders met het college om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp. De melding (artikel 2) is iets anders dan de aanvraag om een individuele voorziening; dit laatste is geregeld in artikel 6.

Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen en de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen

Artikel 3 Het vooronderzoek

Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en te zorgen dat jeugdigen en ouders goed worden geïnformeerd.

Het eerste lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn.

Tweede lid: bij de vaststelling van de datum, het tijdstip en de locatie voor het gesprek kunnen dan ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overleggen. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

In het vierde lid is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.

Artikel 4 Het gesprek

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.

In het gesprek wordt duidelijk hoe ook de meest complexe individuele voorzieningen kunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging ten grondslag ligt.

In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden.

In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Melden een jeugdige of zijn ouders zich voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld. De verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen ligt immers allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.

Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt tedenken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw) en een voorziening op het gebied van passend onderwijs.

Het tweede lid dient ertoe ouders te informeren. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt via het door het college daartoe aangewezen bestuursorgaan, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen.

Artikel 5 Het verslag

Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij.

Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is eveneens vormvrij (derde lid).

Artikel 6 De aanvraag

Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen om een door de jeugdige of zijn ouders ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.