Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling excessieve opgravingskosten Zwolle |
Citeertitel | Regeling excessieve opgravingskosten Zwolle |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening |
Wanneer er een bijdrage wordt verstrekt ter compensatie van excessieve opgravingskosten (beleidsregel)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2010 | nieuwe regeling | 26-04-2010 de Peperbus, 19-05-2010 | cb 2010-04.26 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
bruto projectkosten: de directe projectactiviteiten (waaronder arbeidsuren, materiaal, onderaannemers, algemene bouwplaatskosten (maximaal 8%), algemene bedrijfskosten (maximaal 5%), winst en risico (maximaal 3%), onvoorzien (maximaal 5%) en stelposten) en indirecte projectactiviteiten (waaronder directiekosten zoals werktekeningen, toezicht, adviseurs (totaal maximaal 9%)) voor aftrek van ontvangen gelden van derden;
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.
´De identiteit van Zwolle is niet alleen te vinden in de samenleving van vandaag. De wortels van onze geschiedenis liggen al ver daarvoor. Verder dan geschreven bronnen teruggaan. Archeologisch onderzoek kan ons meer informatie geven over het ontstaan onze stad en omgeving en over de bewoners en hun gebruiken. Het onderzoek vormt daarmee een ontzettend belangrijke, zo niet de enige, bron voor onze geschiedschrijving´.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Als implementatie van het ´Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed´, ook wel het verdrag van Malta of het verdrag van Valletta genoemd, heeft de archeologische monumentenzorg een wettelijke basis gekregen. Archeologie is geen min of meer vrijblijvende factor meer. De wet voorziet onder meer in een regeling omtrent de verankering van archeologie in het plan- en bouwproces.
Zwolle kent een lange traditie van stadsarcheologie. De gemeente heeft haar verantwoordelijkheid ten aanzien van het archeologisch erfgoed daarom steeds meer genomen. In het ´archeologiebeleid gemeente Zwolle´ dat op 18 augustus 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld, wordt bepaald op welke wijze de gemeente Zwolle met haar archeologisch erfgoed wil omgaan.
Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk is. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle, kaders wanneer archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming, de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle en kaders ten aanzien van de kosten van archeologisch onderzoek.
De wetgever heeft gekozen voor het principe ´de veroorzaker betaalt´. De kosten voor het archeologisch onderzoek zijn, net als de kostentoerekening in geval van planaanpassing als gevolg van welstandsadvies, bodemonderzoek e.d., in beginsel voor de veroorzaker van de verstoring van de bodem. De redelijkheid is daarbij gezocht in de voorzienbaarheid van het financiële risico. Het vroegtijdig uitvoeren van een archeologische toetsing geeft inzicht of archeologische waarden aanwezig zijn. Daardoor kunnen uiteindelijk kosten worden vermeden of beperkt.
De kosten bestaan uit de kosten voor het archeologisch vooronderzoek, de kosten die voortvloeien uit de (archeologische) voorschriften die aan een vergunning of vrijstelling zijn verbonden en de kosten van de archeologische begeleiding. De kostentoerekening eindigt met het aanleveren van de (geconserveerde) vondsten en de daarbij behorende documentatie en (minimaal) het basisrapport.
De kostentoerekening is in de Wet op de archeologische monumentenzorg (wijziging van de Monumentenwet 1988) als een getrapt systeem ingesteld. Allereerst zijn de kosten voor de veroorzaker. Het kan echter voorkomen dat de kosten van archeologisch onderzoek zeer hoog zijn ten opzichte van de totale investeringslasten. Dergelijke ´excessieve meerkosten´ zijn de grens van de kostentoerekening. Daarbij wordt een zogeheten billijkheidssystematiek gehanteerd. De Wamz omschrijft dit als schade die een aanvrager lijdt en die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven. In dat geval kent de gemeente een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
1.2.4. Zwols beleid excessieve kosten
In het archeologiebeleid gemeente Zwolle is ervoor gekozen aan te sluiten bij het principe ´de veroorzaker betaalt´. De uitzondering daarop is het uitgangpunt om de particuliere burger met minimale archeologische kosten te confronteren.
Indien de verstoring van het bodemarchief niet in het kader van (op winst gerichte) projecten plaatsvindt, betreft het met name (kleinschalige) particuliere initiatieven. Het uitgangspunt is er op gericht dat een beperkter deel van de kosten van dergelijke verstoringen voor rekening van de veroorzaker wordt gebracht. Hierdoor wordt voorkomen dat een te grote (financiële) last bij met name een particulier wordt neergelegd. Zoals ook door de wetgever is aangegeven, brengt een zekere (financiële) prikkel daarbij wel het bewustzijn over archeologische waarden bij. Deze prikkel kan stimuleren dat wordt gezocht naar alternatieven zonder het archeologisch bodemarchief te verstoren. Als billijke grens komen de kosten voor archeologisch onderzoek tot 1% van de bruto projectkosten voor rekening van de veroorzaker.
Het kan voorkomen dat de gehanteerde billijkheidsgrens in uitzonderingsgevallen alsnog tot zeer onevenredige lasten leidt. Indien op grond van de zes ´billijkheidsaspecten´
blijkt dat sprake is van dergelijke zeer onevenredige lasten dan geldt als ´achtervang´ de zogeheten hardheidsclausule. Op grond van de ´hardheidsclausule´ kan tot een compensatie worden besloten.
Deze hardheidsclausule is van toepassing op zowel de op winst gerichte als niet op winst gerichte projecten. Bij een beroep op de hardheidsclausule dient inzicht te worden gegeven in de financiële aspecten van het project. Als voorbeeld van een mogelijk geslaagd beroep op de hardheidsclausule kan een relatief klein (winstgevend) project worden genoemd op een locatie waar hoge archeologische waarden worden aangetroffen en waarbij op grond van het algemeen belang op de betreffende locatie tot ontwikkeling moet worden overgegaan. Middels compensatie kan in dergelijke (uitzondering)gevallen de onevenredigheid worden verevend.
Voor de regeling zijn de Monumentenwet 1988, de Algemene wet bestuursrecht en de algemene verordeningsbevoegdheid uit artikel 149 Gemeentewet van belang. Het archeologiebeleid Zwolle bepaalt dat op grond van de Monumentenwet 1988 een bijdrage kan worden verstrekt in de ´excessieve opgravingskosten. De Regeling excessieve opgravingskosten Zwolle is een uitwerking van deze wetgeving en beleid.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit artikel worden de begrippen uitgelegd die in deze regeling een rol spelen.
Een tegemoetkoming in de excessieve opgravingskosten kan slechts op aanvraag worden verstrekt.
Bij de definitie van excessieve opgravingskosten en schade wordt aansluiting gezocht bij artikel 42 van de Monumentenwet 1988: ´Voor zover blijkt dat de aanvrager van een sloopvergunning als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 3.3, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.6, eerste lid, onder c, 3.22 of 3.23 van die wet of een projectbesluit als bedoeld artikel 1.1, eerste lid, onder f, van die wet of van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet tengevolge van de weigering daarvan in het belang van de archeologische monumentenzorg of ten gevolge van voorschriften die in het belang van de archeologische monumentenzorg aan het desbetreffende besluit zijn verbonden, schade lijdt die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.´
Artikel 2 Toekennen bijdrage excessieve opgravingskosten
Dit artikel vormt de grondslag voor het toekennen van een bijdrage in de excessieve opgravingskosten.
Dit artikel bepaalt dat een bijdrage op grond van de regeling slechts kan worden verstrekt indien budget beschikbaar is (gesteld) ten behoeve van de excessieve kosten archeologie. Dit beschikbare budget geldt tevens als subsidieplafond. Het beschikbaar stellen van budget vindt plaats middels de reguliere begrotingscyclus. In 2009 is € 300.000,- beschikbaar gesteld ten behoeve van de excessieve kosten archeologie.
Hoofdstuk 2 Bijdrage excessieve opgravingskosten
Artikel 4 Aanvraag om bijdrage
Een aanvraag moet altijd worden onderbouwd. Het tweede lid geeft aan welke gegevens daarbij zijn vereist. Indien het college meer gegevens nodig acht dan kunnen deze gegevens worden geëist.
Het centrale uitgangspunt van het Zwolse beleid is dat de particuliere burger met minimale archeologische kosten wordt geconfronteerd.
De tekst van het verdrag van Malta bepaalt dat in de begroting van projecten financiële dekking moet plaatsvinden van noodzakelijk archeologisch onderzoek. Het toelichtende rapport bij het verdrag geeft aan dat initiatiefnemers van op winst gerichte projecten die schade toebrengen aan het bodemarchief ook de kosten ten aanzien van het bodemarchief voor hun rekening dienen te nemen.
Analoog aan deze uitleg van het verdrag van Malta geldt in Zwolle dat de aangegeven archeologische kosten in geval van bodemverstorende activiteiten door (op winst gerichte) ´ondernemingen´ c.q. instellingen geheel ten laste van deze veroorzaker blijven. De veroorzaker maakt immers een bewuste keuze om ten behoeve van een zekere winst een initiatief te ontplooien. Als veroorzaker kunnen onder meer (project)ontwikkelaars, bedrijven, woningcorporaties e.d. worden aangemerkt. Deze regel sluit aan bij de systematiek van de grondexploitatie waarin de kosten van het archeologisch onderzoek ten laste van de initiatiefnemer/veroorzaker worden gebracht.
Indien de verstoring van het bodemarchief niet in het kader van (op winst gerichte) projecten plaatsvindt, betreft het met name (kleinschalige) particuliere initiatieven, zoals een aanbouw door een burger. Het uitgangspunt is er op gericht dat een beperkter deel van de kosten van dergelijke verstoringen voor rekening van de veroorzaker wordt gebracht. Hierdoor wordt voorkomen dat een te grote (financiële) last bij met name een particulier wordt neergelegd. Zoals ook door de wetgever is aangegeven, brengt een zekere (financiële) prikkel daarbij wel het bewustzijn over archeologische waarden bij. Deze prikkel kan stimuleren dat wordt gezocht naar alternatieven zonder het archeologisch bodemarchief te verstoren.
Artikel 7 Beoordelingscriteria
Bij de beoordeling van de schade wordt getoetst aan de in het artikel genoemde billijkheidscriteria (de kenbaarheid van het risico op schade, de voorzienbaarheid van het risico op schade, de vermijdbaarheid van het risico op schade, de redelijke verhouding van het archeologisch belang ten opzichte van de schade, de redelijke verhouding van de schade tot het economisch voordeel dat met de bodemverstorende activiteit(en) wordt verkregen, de redelijke verhouding tot de draagkracht van de aanvrager en de ontvangen gelden van derden). De schade moet immers schade van excessieve opgravingskosten betreffen die ´niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven´. Dit betekent dat schade slechts wordt gecompenseerd indien het onbillijk blijkt dat deze ten laste van de veroorzaker komt.
Middels de Archeologische Waarderingskaart Zwolle, gekoppeld aan de (nieuwe) bestemmingsplannen, zijn de gebieden met een hoge archeologische verwachting kenbaar. Door de minimale oppervlakte- en dieptevrijstellingsmaat zijn de kleinschalige ´huis-tuin-en-keuken gevallen´ vrij van archeologische voorschriften.
Indien wordt besloten om in gebieden met een hoge archeologische verwachting ontwikkelingen te laten plaatsvinden, leidt vroegtijdig archeologisch vooronderzoek tot voorzienbaarheid ten aanzien van de aanwezige waarden. Dit kan leiden tot een afweging om het risico te vermijden, bijvoorbeeld door planaanpassing of door af te zien van een ontwikkeling op de betreffende locatie. Daarbij geldt onder meer of het archeologisch/cultuurhistorisch belang van de waarden van een dermate belang zijn dat behoud in situ gerechtvaardigd is. Indien behoud in situ niet mogelijk is, vindt archeologisch onderzoek plaats. Naar mate het archeologisch belang van het onderzoek toeneemt, kunnen ook de kosten toenemen, bijvoorbeeld in het geval van een bijzonder(e) vondst(complex). Daarmee kan uiteindelijk de billijkheidsgrens worden overschreden. Rekening wordt gehouden met het economisch voordeel dat met de bodemverstorende activiteit wordt verkregen. Schade zal sneller onbillijk zijn indien in een klein project een bijzondere opgraving wordt verricht met navenante kosten. In een grootschalig project met meer economisch voordeel leggen de opgravingskosten een kleiner beslag op de totale kosten. Daarbij speelt de draagkracht van de aanvrager tevens een rol. Projecten van bijvoorbeeld Stadsherstel Zwolle, niet gericht op winst, zijn van een andere orde dan projecten van bijvoorbeeld een ontwikkelaar, gericht op winst.
Bij de beoordeling van de schade toetst het college of de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd. Indien op een ondeugdelijke of onzorgvuldige wijze werkzaamheden zijn verricht, wordt niet voldaan aan de kwalitatieve eisen die aan werkzaamheden worden gesteld. Compensatie voor ondeugdelijke of onzorgvuldige werkzaamheden vinden niet of gereduceerd plaats (afhankelijk van de mate van ondeugdelijkheid of onzorgvuldigheid).
Als billijke grens komen de kosten voor archeologisch onderzoek tot 1% van de bruto projectkosten voor rekening van de veroorzaker.
Indien de kosten op een andere wijze door de aanvrager kan worden verhaald of omgeslagen dan wordt hiermee rekening gehouden in de beoordeling.
Artikel 9 Gereedmelding en uitbetaling
Dit artikel regelt de gereedmelding van een project. Over de wijze waarop de gereedmelding moet worden gedaan kan het college nadere regels stellen. Daarbij kan worden gedacht aan een gespecificeerd overzicht van de kosten waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de gespecificeerde opgave van de geraamde schade (artikel 4, lid 2) en van de op de werkzaamheden betrekking hebbende rekeningen en betalingsbewijzen. Op basis van de gereedmelding kan het college de definitieve hoogte van de compensatie vaststellen en kan tot uitbetaling worden overgegaan. Dit artikel sluit overigens het toekennen van een voorschot niet uit.
Artikel 10 Nadere bepalingen, onvoorziene omstandigheden en
Het kan voorkomen dat de gehanteerde billijkheidsgrens in uitzonderingsgevallen alsnog tot zeer onevenredige lasten leidt. Indien op grond van de zes ´billijkheidsaspecten´ blijkt dat sprake is van dergelijke zeer onevenredige lasten dan geldt als ´achtervang´ de zogeheten hardheidsclausule. Op grond van de ´hardheidsclausule´ kan tot een (aanvullende) compensatie worden besloten.
Deze hardheidsclausule is van toepassing op zowel de op winst gerichte als niet op winst gerichte projecten. Bij een beroep op de hardheidsclausule dient inzicht te worden gegeven in de financiële aspecten van het project. Als voorbeeld van een mogelijk geslaagd beroep op de hardheidsclausule kan een relatief klein (winstgevend) project worden genoemd op een locatie waar hoge archeologische waarden worden aangetroffen en waarbij op grond van het algemeen belang op de betreffende locatie tot ontwikkeling moet worden overgegaan. Middels compensatie kan in dergelijke (uitzondering)gevallen de onevenredigheid worden verevend.