RAADSBESLUIT
De raad van de gemeente Nieuwkoop;
gezien het voorstel 14.21499. van het college van burgemeester en wethouders
van 4 november 2014;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t
vast te stellen de: Verordening op de heffing en invordering van
rioolheffing
Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen
voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater,
hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de
gemeente;
- c.
onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan
een open water;
- d.
onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het
Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste
individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen;
- e.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf
betrekking heeft;
- f.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater;
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding
van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;
en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond
gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd,
verder te noemen: gebruikersdeel.
- 2.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet
krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht
gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld
in artikel 4 –voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor
gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting
geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat
indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt,
deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
Artikel 6 Belastingtarieven
De belasting wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in Hoofdstuk 4 van de
bij deze verordening behorende en nader vastgestelde “Tarieventabel
gemeentelijke belastingen en heffingen”, zoals die geldt voor het betreffende
belastingjaar.
Artikel 7 Vrijstellingen
De belasting, bedoeld in artikel 5, wordt niet geheven van percelen met een
bruto-vloeroppervlakte kleiner dan 25 m2.
Artikel 8 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop
van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel
twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop
van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde
gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na
het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven,
tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom
in gebruik neemt.
- 5.
Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.
- 6.
Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het
totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt
als één belastingbedrag.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de
aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het
aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op
één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één
aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 2.500,--, en zolang de
verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen
worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het
aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Artikel Inwerkingtreding en citeerartikel
- 1.
De ‘Verordening rioolheffing’ van 12 december 2013 wordt ingetrokken met
ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing,
met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten
die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die
van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing'.