Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel betreffende de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte |
Citeertitel | Beleidsregel betreffende de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Huisvestingsverordening, art. 3.1.4 lid 9
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-11-2014 | 01-07-2019 | Nieuwe regeling | 03-06-2014 Gemeenteblad, 13-11-2014 | Onbekend |
Artikel 1 Uitvoering quoteringsregeling
Burgemeester en wethouders hebben op grond van artikel 3.1.4. lid 9 van de huisvestingsverordening de gehele stad Dordrecht aangewezen als gebied waar het aantal in onzelfstandige woonruimte om te zetten woonruimten aan een maximum is gebonden.
Hierbij is het volgende van toepassing:
Straten met meer dan 150 huisnummers worden opgedeeld in verschillende quoteringsgebieden, ongeacht de toevoegingen. De eerste 150 huisnummers (nummer 1 tot en met 150) zijn een quoteringsgebied, de volgende 150 huisnummers (151 tot en met 300) zijn het volgende quoteringsgebied. Heeft een straat bijvoorbeeld 334 huisnummers dan vormen de laatste 34 nummers ook een quoteringsgebied.
De hoogte van het aantal toegestane panden met onzelfstandige bewoning wordt berekend aan de hand van het aantal aanwezige particuliere woningen, hieronder worden ook verstaan voormalige kantoren etc. waarvan het gebruik is gewijzigd in onzelfstandige woonruimte. In een straat met 150 huisnummers en 100 particuliere woningen, mogen 5 woningen omgezet worden indien de 5% quoteringsregeling geldt, in de wijken waar een maximum van 2% geldt, mogen er dan 2 woningen worden omgezet. Voor de toepassing van het bepaalde in dit lid tellen woningen met een toevoeging aan het huisnummer mee.
Artikel 2 Ontoelaatbare inbreuk op/verstoring van een geordend woon- en leefmilieu
Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.4 lid 12 sub b van de huisvestingsverordening weigeren burgemeester en wethouders de vergunning voor het omzetten van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte, indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het verlenen van de vergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw en/of de omgeving van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft.
Op grond van artikel 3.1.6 sub f van de huisvestingsverordening kan het college een vergunning voor het omzetten van een zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte intrekken indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het in stand houden van de vergunning leidt tot een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw en/ of de omgeving van het gebouw, waarop de vergunning betrekking heeft.
In de volgende gevallen is er sprake van een ontoelaatbare inbreuk op of verstoring van een geordend woon- en leefmilieu:
Voordat burgemeester en wethouders overgaan tot intrekking van de vergunning wegens een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw of de omgeving van het gebouw, moeten zij de verhuurder (en bewoners van het pand) schriftelijk op de hoogte hebben gesteld van de gemelde overlast en hen de gelegenheid hebben geboden om daarop te reageren en om daaraan zelf iets te doen. Om een mogelijke intrekking te voorkomen zal de verhuurder in ieder geval moeten aantonen welke actie wordt ondernomen en/of reeds ondernomen is.
Het burgemeester en wethouders gaan in ieder geval over tot intrekking van de vergunning indien sprake is van een of meer van de in dit artikel opgesomde gevallen en sprake is van geconstateerde structurele overlast.
Artikel 3 Goed verhuurderschap
Op grond van artikel 3.1.4, lid 12 van de huisvestingsverordening kunnen burgemeester en wethouders een vergunning tot omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte weigeren, indien de aanvrager niet aan de criteria van goed verhuurderschap voldoet.
Op grond van 3.1.6, lid 1, sub d van de huisvestingsverordening kunnen burgemeester en wethouders een vergunning intrekken, indien de houder van de vergunning zich niet als een goede verhuurder gedraagt.
Goed verhuurderschap blijkt uit het volgende:
Van slecht verhuurderschap is in ieder geval sprake indien binnen een periode van 10 jaar driemaal een sanctiebesluit, dat wil zeggen een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, aan de verhuurder is opgelegd wegens overtreding van de Huisvestingsverordening, Huisvestingswet, bouwtechnische en brandveiligheidsregels of het bestemmingsplan.