Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent toegang en toeleiding jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Veenendaal)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent toegang en toeleiding jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Veenendaal)
CiteertitelVerordening jeugdhulp gemeente Veenendaal
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Jeugdwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-202001-06-20212e wijziging Verordening toegang en toeleiding jeugdhulp Veenendaal

23-01-2020

gmb-2020-32981

28-02-201701-01-201601-02-2020artikel 6, 11

21-12-2016

-

01-01-201501-02-2020Nieuwe verordening

30-10-2014

Gemeenteblad

2014.00065

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent toegang en toeleiding jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Veenendaal)

De raad van de gemeente Veenendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 september 2014, nummer 2014.00065;

 

overwegende dat

  • -

    de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • -

    de gemeente Veenendaal als uitgangspunt hanteert één gezin, één plan en één aanspreekpunt;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • o

      de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemeen toegankelijke voorzieningen;

    • o

      de wijze van afstemming met andere voorzieningen;

    • o

      de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • o

      de bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • o

      regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

 

gelet op

artikel 2.9, 2,10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet.

 

besluit:

 

vast te stellen de Verordening toegang en toeleiding jeugdhulp Veenendaal.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a.andere voorziening:

voorziening niet vallend onder de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

b.gesprek:

gesprek als bedoeld in artikel 6;

c.ondersteuningsvraag:

de behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

d.cliëntondersteuning:

onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

e.familiegroepsplan:

f.ondersteuningsplan:

het familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

g.individuele voorziening:

via een verleningsbeschikking toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

h.algemeen toegankelijke voorzieningen:

overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet, waarvoor geen verleningsbeschikking van het college is vereist;

i.pgb:

persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet;

j.wet:

Jeugdwet.

k. gebruikelijke hulp:

hulp of zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders;

l. hulp uit het sociale netwerk:

natuurlijk persoon die jeugdhulp verleent die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen hem en de jeugdige of zijn ouders bestaande sociale relatie, tenzij die jeugdhulp beroeps- of bedrijfsmatig wordt verleend.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De algemeen toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van laagdrempelige kortdurende ondersteuning die tot doel heeft om opvoedingsverantwoordelijken te ondersteunen in het verbeteren van de eigen opvoedsituatie.

  • 2.

    Individuele voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van ondersteuning:

    • a.

      die betrekking heeft op een complexe ondersteuningsvraag op één of meerdere levensterreinen (intensieve ondersteuning);

    • b.

      die betrekking heeft op een deel van het vakgebied van de jeugdhulp en specialistische kennis vereist voor de uitvoering ervan (specialistische ondersteuning);

    • c.

      die betrekking heeft op een complexe ondersteuningsvraag en specialistische kennis vereist voor de uitvoering ervan (specialistische intensieve ondersteuning);

    • d.

      waar een hoge drempel voor geldt en alleen kan worden overwogen als alle andere vormen van ondersteuning niet voldoen (excluderende ondersteuning).

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regeling vast welke algemeen toegankelijke en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

     

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    De huisarts, medisch specialist of jeugdarts kunnen jeugdigen of ouders rechtstreeks verwijzen naar een algemeen toegankelijke voorziening.

     

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen of ouders met een ondersteuningsvraag kunnen het college verzoeken om toeleiding naar een voorziening voor jeugdhulp.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 3.

    Jeugdigen of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemeen toegankelijke voorziening.

     

Hoofdstuk 2 Ondersteuningsvraag

Artikel 5 Ontvangstbevestiging en vooronderzoek

  • 1.

    Het college bevestigt de ontvangst van een ondersteuningsvraag schriftelijk.

  • 2.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek met de jeugdige of zijn ouders Hierbij brengt het college de de jeugdige of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid:

    • a.

      om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan op te stellen;

    • b.

      dat als de jeugdige of zijn ouders om ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan verzoeken, het college daarvoor zorg draagt; en

    • c.

      zich tijdens het gesprek te kunnen laten bijstaan door een cliëntondersteuner.

  • 3.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het tweede en derde lid.

     

Artikel 6 Gesprek of onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek met deskundigen, de jeugdige of zijn ouders en voor zover van toepassing de cliëntondersteuner, zo spoedig mogelijk en voorzover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat en of daartoe jeugdhulp is benodigd;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemeen toegankelijke voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te treffen;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen of veiligheid;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb waarbij in begrijpelijke bewoordingen wordt uitgelegd wat de gevolgen zijn van die keuze.

  • 2.

    [vervallen op 28-02-2017]

  • 3.

    Als de jeugdige of zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het gesprek.

  • 4.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 5.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

     

Artikel 7 Verslag of plan

  • 1.

    Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, waarin ook het oordeel van het college over de wenselijkheid van een individuele of algemeen toegankelijke voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen.

  • 2.

    Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van een individuele voorziening wordt een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.

  • 3.

    Binnen 10 werkdagen na afronding van het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders het verslag en, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.

  • 4.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden toegevoegd aan het verslag of, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.

     

Hoofdstuk 3 Verstrekken individuele voorziening

Artikel 8 Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening mondeling of schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt een mondelinge aanvraag schriftelijk.

  • 3.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek of ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag indien de jeugdige of zijn ouders dat hebben aangegeven op het verslag of het ondersteuningsplan.

  • 4.

    Een aanvraag om een individuele voorziening wordt niet ingediend voordat een gesprek als bedoeld in artikel 6 heeft plaatsgevonden, tenzij het college toepassing heeft gegeven aan artikel 6, derde lid.

     

Artikel 9 Verstrekking individuele voorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag van het gesprek of in voorkomend geval het ondersteuningsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een individuele voorziening verstrekken voor zover in het verslag of plan zoals bedoeld in artikel 7, derde lid, is vastgesteld dat de jeugdige of zijn ouders jeugdhulp nodig hebben en deze:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn ondersteuningsvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn ondersteuningsvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemeen toegankelijke voorziening;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn ondersteuningsvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening;

  • 3.

    Het college verstrekt een individuele voorziening als een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, is afgegeven en de jeugdhulpaanbieder na een onderzoek overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, eerste lid onder a. tot en met h van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is;

    4. Het college kan afwijken van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder als bedoeld in lid 3, indien dit oordeel niet voldoet aan het bepaalde in het derde lid of de professionele standaard.

  • 4.

    [vervallen op 01-02-2020]

  • 5.

    [vervallen op 01-02-2020]

     

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan deze termijn met ten hoogste 8 weken verlengen.

     

Artikel 11 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt;

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura worden in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken middels een verwijzing naar het verslag of het ondersteuningsplan;

    • b.

      welke de te treffen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is.

    • c.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • d.

      hoe de voorziening wordt verstrekt; en,

    • e.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening als pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken of het ondersteuningsplan;

    • b.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • c.

      voor welke individuele voorziening het pgb kan worden aangewend;

    • d.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • e.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • f.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • g.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • h.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    [vervallen op 28-02-2017]

     

Artikel 12 Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

    2. De hoogte van een pgb:

    a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld budgetplan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

    • i.

      welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken; en,

    • ii.

      indien van toepassing, welke hiervan de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

    b. wordt berekend op basis van een tarief of prijs:

    i: op 85% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura, als het noodzakelijk is om:

    • 1.

      te verzekeren dat het budget de jeugdige of zijn ouders in staat stelt om tijdig, veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp te betrekken of verlenen; en,

    • 2.

      op gepaste wijze rekenschap te geven van de gezinssituatie en van de relevante werkervaring en kwalificaties van deze persoon;

    ii: waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het vierde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de jeugdige of zijn ouders de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

    3. Indien voor een bepaalde voorziening geen adequate individuele voorziening in natura is ingekocht wordt ter bepaling van de hoogte van de kostprijs:

    a. een of meerdere offertes opgevraagd;

    b. eventueel een nader gesprek gevoerd met de jeugdhulpaanbieder.

    4. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk:

    a. het tarief of de prijs voor de jeugdhulp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 2, bedraagt voor jeugdhulp verleend door een derde, het wettelijke minimumloon;

    b. deze persoon heeft aangegeven dat het leveren van de jeugdhulp voor hem niet tot overbelasting leidt; en,

    c. de persoon treedt niet tevens op als tussenpersonen of belangbehartiger inzake het beheer van het pgb.

    5. Wanneer na zorgvuldige analyse van de situatie de conclusie wordt getrokken dat het mogelijk en wenselijk is om een aanbieder in te zetten die niet volgens de voor jeugdhulp gebruikelijke kwaliteitsstandaarden werkt maar wel voldoet aan het gestelde in artikel 12, lid 2, sub b. van de verordening, bedraagt het pgb niet meer dan 63,75% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

     

Artikel 13 Opschorting betaling uit het pgb

1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Jeugdwet.

2. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 16, derde lid, onder d.

3. Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

 

Artikel 14 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

    2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd, of;

    • f.

      de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

  • 4.

    Indien het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

     

Artikel 15 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

 

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 16 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

     

Artikel 17 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

     

Artikel 18 Evaluatie

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per 4 jaar geëvalueerd.

  • 2.

    Het college zendt voor het eerst, 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening, aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

     

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Veenendaal.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2014,

mevrouw drs. F.A. van Hooijdonk

griffier

de heer mr. A.W. Kolff

voorzitter