Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord |
Citeertitel | Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2014 | 01-02-2016 | nieuwe regeling | 30-09-2014 Gemeenteblad jaargang 2014, nummer 59506 d.d. 22-10-2014 | . |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray ieder voor zover zij bevoegd zijn,
in het sociaal domein is op uitvoerend niveau samenwerking tussen de gemeenten in de regio geboden;
met een modulair in te vullen gemeenschappelijke regeling realiseren we meer congruentie en doelmatigheid in de samenwerking tussen de gemeenten in de regio;
aan de gemeenschappelijke regeling kunnen telkens samenwerkingsmodules worden toegevoegd;
gemeenten bepalen zelf of zij aan een samenwerkingsmodule deelnemen;
de samenwerking bevat bij de start als eerste samenwerkingsmodule “opdrachtgeven in het sociaal domein”;
en gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet
MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SOCIAAL DOMEIN LIMBURG-NOORD
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 7 Taken en bevoegdheden
1. Aan het algemeen bestuur behoren taken en bevoegdheden toe die in de wet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die voorts in deze regeling aan dit orgaan worden opgedragen en niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.
2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen met uitzondering van de bevoegdheid tot:
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 10 Taken en bevoegdheden
Tot de taken en de bevoegdheden van het dagelijks bestuur van de regeling behoren:
het benoemen, het schorsen en het ontslaan van personeel in dienst van het samenwerkingsverband met uitzondering van het bepaalde in artikel 22, al dan niet op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, een en ander voor zover de regeling niet anders bepaalt en met inachtneming van door het algemeen bestuur te stellen regelen.
Artikel 11 Samenstelling en zittingsduur
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten minste twee andere leden, door het algemeen bestuur aan te wijzen en te ontslaan. Het algemeen bestuur stelt per reglement het aantal dagelijks bestuursleden vast, hierbij hanteert men een oneven aantal leden. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden gekozen uit het midden van het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 16 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur
Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van het lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
Artikel 18 Leden algemeen bestuur ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders
Een lid van het algemeen bestuur is het college die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 en artikel 18 van de wet verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur verrichte handelingen en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.
Artikel 22 Secretaris-directeur
Tot het personeel van het samenwerkingsverband behoort de secretaris, die tevens directeur is. Het algemeen bestuur beslist over zijn benoeming, schorsing en ontslag en stelt zijn taken en bevoegdheden vast. De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op een door het dagelijks bestuur te bepalen wijze.
Artikel 24 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden
Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21 en 25 van de wet voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 15 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen, een regeling inzake de vergoeding van hun werkzaamheden respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.
HOOFDSTUK 12 HET UITVOERINGSPLAN EN HET UITVOERINGSPROGRAMMA
Artikel 26 Uitvoeringsprogramma
Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven. Het uitvoeringsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële en personele middelen.
HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 28 Begrotingsprocedure
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid van de Gemeentewet, jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten. De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de rekening naar voren brengen.
HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING
Na ontvangst van de in het eerste lid vermelde brief wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct of indirect samenhangen met de uittreding. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.
Artikel 34 Wijziging en opheffing
Elke deelnemende gemeente en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.
Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband, uitgaande van de verdeling van financiële lasten en risico’s tussen deelnemende gemeenten per samenwerkingsmodule.
Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van een regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van het samenwerkingsverband worden overeenkomstig artikel 28 van de wet, door Gedeputeerde Staten beslist.
Aldus besloten door het college van de gemeente Beesel,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Bergen,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Gennep,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Horst aan de Maas,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Peel en Maas,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Venlo,
De Burgemeester, De Secretaris,
Aldus besloten door het college van de gemeente Venray,
De Burgemeester, De Secretaris,
Deze toelichting maakt onlosmakelijk deel uit van de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord (MGR). Daar waar de MGR niet in voorziet, is de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.
Bij het opstellen van deze regeling zijn de door het Bestuurlijk Overleg 3D vastgestelde uitgangspunten voor regionale samenwerking in Noord-Limburg gebruikt. Aan de regionale samenwerkingsvorm zijn de volgende eisen gesteld:
De Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord is een publiekrechtelijk samenwerkingsverband dat wordt aangegaan door de colleges van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray. De modulaire gemeenschappelijke regeling is uitsluitend gericht op uitvoerende taken binnen het sociaal domein. Op termijn kunnen er modules worden toegevoegd aan het samenwerkingsverband. De betreffende colleges kunnen per deelbelang (of: module) bepalen of zij meedoen.
De eerste module omvat het gezamenlijk contracteren van zorgaanbieders in het sociaal domein. Met het oog op de huidige decentralisatietaken is het belangrijk dat burgers vanaf 1 januari 2015 de passende zorg en ondersteuning ontvangen die noodzakelijk zijn voor het zelfredzaam houden van burgers.
Het Regionaal Bureau Opdrachtgeven (RBO) is de werkorganisatie van de MGR en gaat deze inkooptaken van de eerste module uitvoeren. Het RBO wordt zo lean en mean als mogelijk ingericht. Het RBO wordt gehuisvest bij een van de deelnemers die acteert als gastheergemeente. De gastheergemeente verzorgt de noodzakelijke bedrijfsvoering voor het RBO, zoals personeelsadministratie, ICT-voorzieningen en huisvesting.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel bevat enkele algemene begripsbepalingen die gelden voor de gehele gemeenschappelijke regeling. Daarnaast worden begrippen gehanteerd zoals die in het algemeen ook in het bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht) en het gemeenterecht (Gemeentewet) worden gehanteerd.
Dit artikel bepaalt dat er een zogenoemd gemeenschappelijk openbaar lichaam wordt ingesteld krachtens artikel 1 lid 1 in samenhang met artikel 8 lid 1 Wgr. Het gemeenschappelijk openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid (art. 8 lid 1 Wgr jo. art. 2:1 lid 2 BW) en kan zodoende ook privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten (art. 2:1 lid 3 jo. art. 2:5 jo. art. 3:32 BW).
Tot slot bepaalt het artikel dat het gemeenschappelijk openbaar lichaam gevestigd is te Venlo (art. 10 lid 3 Wgr). Deze vestigingsplaats bepaalt onder andere welke rechtbank bevoegd is kennis te nemen van eventuele procedures.
Het bestuur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam bestaat ten minste uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter (art. 12 lid 1 Wgr). Daarnaast kunnen bestuurscommissies worden ingesteld, als de regeling in die mogelijkheid voorziet. In deze regeling is die mogelijkheid geopend (zie art. 15 MGR). De secretaris/directeur is geen bestuursorgaan.
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Een gemeenschappelijke regeling kan getroffen worden voor een of meerdere gemeentelijke belangen (art. 1 lid 1 Wgr). Dit belang of deze belangen moeten in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (art. 10 lid 1 Wgr). Het belang bakent de bevoegdheden van (het bestuur van) het gemeenschappelijk openbaar lichaam af. De regeling behartigt de belangen van zijn deelnemers op het gebied van uitvoerende taken binnen het sociaal domein. De specifieke belangen van een samenwerkingsmodule worden geconcretiseerd in de desbetreffende samenwerkingsmodule.
Artikel 5 Modulaire karakter van het samenwerkingsverband
De regeling biedt een algemeen kader voor samenwerking op het gebied van het sociaal domein binnen de regio. Aan de regeling kunnen de deelnemende gemeenten specifieke samenwerkingsmodules toevoegen. De deelnemers besluiten per samenwerkingsmodule of zij hieraan deelnemen.
Het toevoegen van een samenwerkingsmodule is een wijziging van de regeling (art. 34 lid 2 MGR). De toevoeging en wijziging van een module vindt plaats krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten. Een weigering kan enkel plaatsvinden wegens strijd met het recht of wegens strijdigheid met het algemeen belang.
Artikel 6 Taken samenwerkingsverband en samenwerkingsmodules
Het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de coördinerende, adviserende en ondersteunende werkzaamheden die ten behoeve van de besluitvorming door de voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur worden uitgevoerd. Dit betreffen de basistaken die de overkoepelende regeling voor zijn rekening neemt. In iedere afzonderlijke module worden de specifieke taken benoemd die het samenwerkingsverband moet uitvoeren voor de deelnemers van de module.
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 7 Taken en bevoegdheden
Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het gemeenschappelijk openbaar lichaam (art. 12 lid 2 Wgr). Dit betekent onder meer dat het algemeen bestuur eindverantwoordelijk is voor het gemeenschappelijk openbaar lichaam. In het algemeen bestuur worden alle deelnemers vertegenwoordigd.
Dit artikel beschrijft de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur. In artikel 7 lid 2c MGR staat beschreven dat het algemeen bestuur regelingen vaststelt. Hiermee wordt bedoeld de interne regelingen van het samenwerkingsverband zoals de arbeidsvoorwaardenregeling. Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur met uitzondering van de taken benoemd in artikel 7 lid 2 MGR.
Artikel 8 Samenstelling en zittingsduur
Deze regeling omvat een collegeregeling, waaraan uitsluitend collegebevoegdheden aan kunnen worden afgedragen. Het betreft een samenwerkingsverband gericht op uitvoerende taken. De colleges worden dan ook vertegenwoordigd in het Algemeen Bestuur. Ieder deelnemend college kiest uit zijn midden één algemeen bestuurslid (art. 13 lid 6 jo. lid 1 Wgr). Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege wanneer men ophoudt lid te zijn van het college dat het lid heeft aangewezen (vgl. art. 13 lid 6 jo. lid 2 Wgr).
Om te voorkomen dat een deelnemer niet vertegenwoordigd is bij afwezigheid van het lid in het algemeen bestuur, is iedere deelnemer verplicht tevens een plaatsvervangend lid voor het algemeen bestuur aan te wijzen. Dit plaatsvervangend lid vervangt het eigen lid in het algemeen bestuur in alle gevallen, met uitzondering van de eventuele rol van lid in het dagelijks bestuur. Binnen het dagelijks bestuur geldt een eigen vervangingsregeling.
Artikel 9 Werkwijze en vergaderorde
Bij de samenstelling van het algemeen bestuur staat de gelijkwaardigheid tussen deelnemers voorop. Iedere deelnemer wordt vertegenwoordigd door één bestuurslid met één stem. In het algemeen bestuur worden besluiten genomen met een meerderheid van het voltallige bestuur. De gekozen verdeling blijft uitgangspunt indien de regeling gewijzigd wordt, of wanneer andere partijen toetreden.
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 10 Taken en bevoegdheden
Artikel 11 Samenstelling en zittingsduur
Artikel 12 Werkwijze en vergaderorde
Op grond van artikel 14 Wgr bestaat het dagelijks bestuur uit de voorzitter en ten minste twee andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen. Het algemeen bestuur stelt per reglement het aantal dagelijks bestuursleden vast, hierbij hanteert men een oneven aantal leden. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden gekozen uit het midden van het algemeen bestuur. Er is in het Bestuurlijk Overleg 3D afgesproken dat het dagelijks bestuur dezelfde personele samenstelling heeft als het algemeen bestuur. Kortom, het dagelijks bestuur bestaat uit zeven leden.
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wgr (naar verwachting per 1 januari 2015) mogen de leden van het dagelijks bestuur gezamenlijk geen meerderheid meer vormen binnen het algemeen bestuur. Derhalve is er nu reeds met deze wijziging in de formulering van dit artikel rekening gehouden. De formulering ‘ten minste de voorzitter en twee leden’ sluit tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe wet in ieder geval de overlap tussen algemeen en dagelijks bestuur niet uit.
Voorts regelen deze artikelen de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur.
Dit artikel regelt de aanwijzing van de (vice)voorzitter. Op grond van artikel 13 lid 9 Wgr moet de voorzitter door en uit het algemeen bestuur benoemd worden. De voorzitter is een eenhoofdig bestuursorgaan (art. 12 lid 1 Wgr) en is voorzitter van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur (art. 12 lid 3 Wgr). De voorzitter beschikt over één stem in beide bestuursorganen. De aanwijzing van de voorzitter kan niet aan het dagelijks bestuur worden gedelegeerd.
Artikel 14 Commissies van advies
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24 Wgr. Het algemeen bestuur is in beginsel bevoegd tot het instellen van (vaste) commissies van advies, zoals volgt uit lid 1 en lid 2 van dit artikel. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling van deze commissies van advies.
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van het algemeen bestuur om bestuurscommissies in te stellen (vgl. art. 25 lid 1 Wgr).Voordat het algemeen bestuur kan overgaan tot instelling van de bestuurscommissie moet eerst toestemming worden verkregen van de raden van de deelnemers (art. 25 lid 2 Wgr).
Het algemeen bestuur regelt de samenstelling van de bestuurscommissie, alsmede zijn taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties jegens het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur (art. 25 Wgr).
HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 16 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur
Artikel 17 Het dagelijks bestuur en algemeen bestuur ten opzichte van raden
Artikel 18 Leden algemeen bestuur ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders
Deze artikelen regelen de verplichte verantwoordingsrelaties tussen het algemeen bestuur en de raden (art. 17 Wgr) en het individuele lid van het algemeen bestuur met zijn college (art. 18 jo. art. 16 lid 1 en 3 Wgr) en raad (art. 19 jo. art. 16 lid 1 en 3 Wgr). Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter worden geacht de raden gevraagd en ongevraagd inlichtingen te verstrekken over het te voeren en gevoerde interne beleid van het samenwerkingsverband. Daarnaast beschrijft de regeling twee vaste informatiemomenten per kalenderjaar.
Voorts regelen deze artikelen de verplichte verantwoordingsrelaties tussen dagelijks bestuur en de raden (art. 17 Wgr) en het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur (art. 18 jo. art. 16 lid 2 Wgr).
Op grond van artikel 18 in samenhang met artikel 16 lid 5 Wgr omvat de gemeenschappelijke regeling bepalingen omtrent het ontslaan van leden van het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE
Artikel 19 Reglement van orde algemeen bestuur
Artikel 20 Reglement van orde dagelijks bestuur
Zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
Dit artikel beschrijft de bevoegdheid van het samenwerkingsverband om personeel in dienst te nemen, te schorsen en te ontslaan. Daarnaast bepaalt het artikel dat het algemeen bestuur een arbeidsvoorwaardenregeling vaststelt en de daarbij horende algemene voorschriften en bepalingen. Dit mag een bestaande arbeidsvoorwaardenregeling van een bepaalde deelnemer zijn.
Artikel 22 Secretaris-directeur
Dit artikel handelt over de secretaris-directeur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam, hij/zij is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband en is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter. De secretaris-directeur treedt in dienst van de regeling en wordt aangewezen, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.
Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht een klachtenregeling vaststellen.
Artikel 24 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden
Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21, 24 en 25 van de Wgr voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen, een vergoedingsregeling vaststellen. Deze regeling wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.
Ambtenaren werkzaam bij een van de deelnemende gemeenten hebben geen recht op vergoeding.
HOOFDSTUK 12 HET UITVOERINGSPLAN EN HET UITVOERINGSPROGRAMMA
Het algemeen bestuur stelt een uitvoeringsplan voor een periode van 4 jaren vast.
Het uitvoeringsplan kan jaarlijks worden bijgesteld.
Artikel 26 Uitvoeringsprogramma
Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven, met daarbij een overzicht van de benodigde financiële en personele middelen.
Het uitvoeringsplan en het uitvoeringsprogramma komen op een zelfde wijze tot stand als de begroting, zoals vermeldt in artikel 28, lid 1 tot en met lid 5 van deze regeling.
HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 28 Begrotingsprocedure
Artikel 29 Bijdragen van de gemeenten
Deze artikelen zien toe op de financiële administratie (waarop de huidige bepalingen uit de Gemeentewet van toepassing zijn), de termijnen en de totstandkoming van de begroting en jaarrekening krachtens de artikelen 34 en 35 Wgr.
Daarnaast omschrijft artikel 29 lid 2 de kostenverdeelsleutel voor de basistaken die de regeling uitvoert. De verrekening van deze taken vindt plaats naar rato van inwoners. Daarnaast wordt de kostenverdeelsystematiek van elke individuele samenwerkingsmodule vastgelegd in de desbetreffende module (artikel 29 lid 3). Het exacte bedrag wordt jaarlijks in de begroting worden vastgesteld op grond van de uitgangspunten geformuleerd in de bijdrageverordening.
Uit het wettelijk systeem vloeit voort, dat de deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling er te allen tijden voor moeten zorgen dat het gemeenschappelijk openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Op grond van artikel 40 Archiefwet 1995 moet de gemeenschappelijke regeling bepalingen bevatten over het archief. Deze moeten zoveel mogelijk overeenkomstig de Archiefwet 1995 worden vormgegeven. Om die reden zal aansluiting worden gezocht bij de bepalingen zoals die op grond van de Archiefwet 1995 voor de gemeenten gelden.
HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING
De gemeenschappelijke regeling moet bepalingen bevatten omtrent toe- en uittreding, wijziging en opheffing (art. 9 lid 1 Wgr).
Een gemeente kan tot de regeling toetreden krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad. De laatstgenoemde toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Daarnaast moeten alle colleges van de deelnemers instemmen met de toetreding van de buitenstaande gemeente bij eensluidend besluit. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding van een gemeente tot de regeling.
In het geval dat een deelnemer besluit uit te treden uit de regeling dan wel een specifieke samenwerkingsmodule, dient dit plaats te vinden krachtens een daartoe strekkend besluit van het college van de uittredende deelnemer en na verkregen toestemming van de gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Een besluit van de andere deelnemers wordt niet vereist omdat de keuze voor uittreding een keuze is van de uittredende partij.
Wanneer een deelnemer ervoor kiest uit te treden krijgt een onafhankelijke register accountant de opdracht om een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct of indirect samenhangen met de uittreding. De uittredende deelnemer kan alleen uittreden wanneer al deze directe en indirecte kosten worden vergoed.
Artikel 34 Wijziging en opheffing
De regeling kan worden gewijzigd krachtens een daartoe strekkend besluit van de colleges van alle deelnemers na verkregen toestemming van de gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Besluiten wat betreft de wijziging en opheffing van de ‘overkoepelende regeling kunnen dus alleen worden genomen wanneer er unaniem besloten wordt.
Een samenwerkingsmodule kan worden toegevoegd, gewijzigd of opgeheven krachtens een daartoe strekkend besluit van twee derde van het aantal colleges na verkregen toestemming van de gemeenteraad. Ook hier geldt dat toestemming alleen kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Er is gekozen voor een differentiatie tussen de wijziging van de regeling en de wijziging van een samenwerkingsmodule omdat iedere gemeente moet instemmen met een wijziging van de regeling. De regeling omschrijft het fundament van het samenwerkingsverband, zoals de belangen, taken en bepalingen omtrent toetreding, uittreding, wijziging en opheffing. Als een gevolg hiervan moeten alle deelnemers instemmen met een wijziging van de regeling. De toevoeging, wijziging of opheffing van een samenwerkingsmodule vindt plaats wanneer twee derde van het aantal deelnemers instemmen met de wijziging omdat een samenwerkingsmodule simpelweg uit minder deelnemers kan bestaan dan de regeling.
Artikel 35 Deelname aan een samenwerkingsmodule
Wanneer een deelnemer wil deelnemen aan een reeds bestaande samenwerkingsmodule is dat mogelijk krachtens een daartoe strekkend besluit van haar college en na verkregen toestemming van haar gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de deelname.
In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en regelt het de financiële en andere gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
Artikel 38 Duur van de regeling
Artikel 41 Toezending aan Gedeputeerde Staten
Deze bepalingen regelen een aantal algemene zaken die bij iedere regeling aan bod moeten komen, zoals de duur van de regeling, de inwerkingtreding en de citeerwijze. Ook de inzending op grond van artikel 26 Wgr wordt geregeld.
De Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Op 1 november 2014 treedt de regeling in werking.
‘Opdrachtgeven in het sociale domein’
Deze samenwerkingsmodule maakt onlosmakelijk deel uit van de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord.
Naast de begripsomschrijvingen in artikel 1 van deze regeling, wordt in deze samenwerkingsmodule verstaan onder:
Opdrachtgeverschap: het gemeenschappelijk contracteren van zorgaanbieders voor het leveren van bepaalde vormen van ondersteuning aan burgers;
Deelnemers: de gemeenten die deelnemen aan de module ‘opdrachtgeven in het sociaal domein’.
Overwegende dat burgers met ingang van 1 januari 2015 de ondersteuning moeten krijgen die noodzakelijk is om zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren, hebben alle deelnemers besloten het opdrachtgeverschap in het sociaal domein regionaal te organiseren. Deze samenwerkingsmodule wordt aangegaan ter behartiging van de volgende belangen:
Ter behartiging van het genoemde belang heeft het samenwerkingsverband de taak om uitvoering te geven aan die werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het opdrachtgeverschap.
De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de taken in deze samenwerkingsmodule worden verdeeld over de deelnemers naar rato van het aantal inwoners.
TOELICHTING SAMENWERKINGSMODULE 1
‘Opdrachtgeven in het sociaal domein’
Dit artikel bevat enkele algemene begripsbepalingen die gelden voor de desbetreffende samenwerkingsmodule.
Zoals beschreven in artikel 4 lid 2 benoemd elke individuele samenwerkingsmodule het specifieke belang dat de module behartigd. In dit geval is de module ‘opdrachtgeven in het sociaal domein’ opgericht ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van opdrachtgeven en het verhogen van de efficiency van opdrachtgeven middels het realiseren van schaal- en herhalingsvoordelen.
Dit artikel beschrijft de specifieke taken die binnen deze samenwerkingsmodule worden uitgevoerd. Het betreft het afsluiten, beheren, controleren en handhaven van (raam)contracten, het bewaken van de budgetten van de werkorganisatie, het uitvoeren van ondersteuningsactiviteiten ten behoeve van het opdrachtgeverschap en het verantwoorden van de hierboven genoemde taken richting de deelnemers van de module.
De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de taken in deze samenwerkingsmodule worden verdeeld over de deelnemers naar rato van het aantal inwoners.
Een deelnemer kan uit deze samenwerkingsmodule treden als bedoeld in artikel 33 van de regeling. In het kader van deze module dient de uittredende deelnemer zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van afgesloten contracten tot de einddatum van de betreffende contracten.