Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011 |
Citeertitel | Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2013 | 01-04-2013 | intrekking | 02-04-2013 De Stad Nijkerk, 10-04-2013 | 2013-016A | |
01-01-2011 | 01-04-2013 | nieuwe regeling | 28-10-2010 De Stad Nijkerk, 10-11-2010 | 2010-090 |
De raad van de gemeente Nijkerk;
gelezen het collegevoorstel van 7 september 2010;
gelet op artikel 1.25 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang te regelen;
Paragraaf 2. Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie
Artikel 5 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:
Paragraaf 4. Vaststelling van de tegemoetkoming
Artikel 10 Omvang van de kinderopvang
In afwijking van het eerste lid stelt het college bij een ouder als bedoeld in artikel 1.24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de Wk de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang vast dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
Het college kan afwijken van het in de verordening gestelde als toepassing leidt tot onbillijkheid van zwaarwegende aard.
De Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Nijkerk, vastgesteld door de raad op 16 december 2004, wordt ingetrokken bij de inwerkingtreding van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.
28 oktober 2010,
de griffier, de voorzitter,
de heer mr. F.E. CONTANT de heer mr.drs. G.D. RENKEMA
De Wet kinderopvang (Wk) is op 1 januari 2005 in werking getreden. Deze wet beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijk te maken om werk en zorg voor kinderen te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wk. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term “tegemoetkoming kosten kinderopvang”. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een landelijk register. Een gemeentelijke tegemoetkoming is mogelijk naast een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Per 1 augustus 2010 is de wet gewijzigd in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Deze verordening betreft alleen de tegemoetkoming kosten kinderopvang.
Artikel 1.25 Wk bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoet-koming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft invulling aan de wettelijke bepaling.
De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager, in casu de ouder(s). De Awb stelt regels over subsidies.
Op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door gemeenten zijn meerdere regelingen van toepassing:
De verordening staat los van bestaande gemeentelijke subsidieverordeningen en -regelingen. De Algemene subsidieverordening en de subsidieregeling Welzijn zijn dan ook niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen.
De hoogte van de tegemoetkomingen wordt in of bij de wet bepaald. Gemeenten hebben hierin geen
beleidsvrijheid. De tegemoetkoming bedraagt in beginsel 1/6 (alleenstaande ouder) of 1/3 (echtpaar) van de kosten voor kinderopvang, in sommige gevallen verhoogd met een toeslag.
Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen
In deze verordening zijn de hoofdlijnen vastgelegd van het proces van verstrekking van de
tegemoetkomingen door het college. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd:
Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen
De gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten 'open-einde regeling'. Dit betekent dat iedereen die op grond van de Wk behoort tot de gemeentelijke doelgroep recht heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.
Om als gemeente in staat te zijn greep te houden op de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen, zijn in deze verordening de volgende bepalingen opgenomen:
de omvang van de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente wordt aan beperkingen gebonden. In de verordening wordt bepaald dat de tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken, c.q. die noodzakelijk is in verband met een afgegeven sociaal-medische indicatie;
de tegemoetkoming wordt maandelijks uitbetaald op basis van de maandelijks ingeleverde facturen; betaling vindt in principe middels machtiging rechtstreeks plaats aan het kindercentrum of gastouderbureau waar de opvang plaatsvindt. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen, die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt;
Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaar
Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van een kalenderjaar. Daarmee wordt
aangesloten bij de wijze waarop de betalingen van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst worden verstrekt. Dit betekent, dat een tegemoetkoming in principe elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd.
Een uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de duur van een
re-integratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat).
Verstrekking van de tegemoetkoming in één stap
Hoewel een subsidie in twee stappen kan worden vastgesteld door eerst een besluit tot verlening van de tegemoetkoming te nemen (voorwaardelijke aanspraak) en daarna de definitieve vaststelling, verzet de Awb zich niet tegen vaststelling in één stap.
In afwijking van de eerder vastgestelde verordening op 16 december 2004 vindt thans de toekenning plaats in één vaststellingsbeschikking. In de praktijk is niet gebleken dat herziening van de hoogte van de tegemoetkoming diende plaats te vinden, mede omdat alleen betaling plaatsvond op basis van maandelijkse facturen wegens daadwerkelijk geleverde kinderopvang, gebaseerd op de toekennings-beschikking. Jaarlijkse controle aan het einde van het kalenderjaar kan dan ook achterwege blijven.
Het risico van eventuele terugvordering van teveel betaalde tegemoetkoming is dan ook zeer klein, omdat er voldoende controle-momenten zijn bij de maandelijkse betaling.
Overigens voorziet artikel 4:49 van de Awb in de mogelijkheid de subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen indien daartoe gegronde redenen bestaan. Zie ook de toelichting op artikel 13 van deze verordening.
De verordening bevat geen voorschriften over beslistermijnen. Dat houdt in dat de gebruikelijke regeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is, d.w.z. dat binnen een redelijke termijn op een aanvraag moet worden beslist. De termijn kan éénmaal met een redelijke termijn worden verlengd. Zie de artikelen 4:13 t/m 4:15 van de Awb. Bij termijnoverschrijding kan de aanvrager een beroep doen op de dwangsomregeling in artikel 4:17 e.v. van de Awb.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Paragraaf 2. Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie
Artikel 2 Te verstrekken gegevens
Een aanvraag voor een sociaal-medische indicatie wordt in de praktijk gelijktijdig met de aanvraag voor een tegemoetkoming ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de vaststelling van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen.
Zowel vanuit de ouder als vanuit het kind kan sprake zijn van een sociaal-medische indicatie.
Voor de ouder kan het bijvoorbeeld gaan om gezondheidsproblemen, pedagogische onmacht, psychische problematiek of verslaving. Door kinderopvang wordt de ouder ontlast.
Voor kinderen met een (dreigende) ontwikkelingsachterstand kan plaatsing in een kindercentrum een stimulans geven ter verbetering van de ontwikkeling van het kind. Gedacht kan worden aan: sociaal-emotionele, verstandelijke of lichamelijke ontwikkeling of taalachterstand.
De noodzaak en omvang van de opvang wordt vastgesteld door een onafhankelijke deskundige. Het advies van deze deskundige is voor de gemeente niet bindend, maar afwijking daarvan vraagt wel een goed onderbouwde motivering (artikel 3:50 Awb). In het advies wordt in ieder geval het aantal opvanguren vermeld en de duur van de indicatie.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het onderzoek en de advisering.
Artikel 4 Hoogte tegemoetkoming
Bij de gemeentelijke doelgroep met een sociaal medische indicatie stelt het college het aantal opvanguren vast dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is. Het hierbij ingewonnen onafhankelijke advies is niet bindend, maar vergt bij afwijking daarvan een goede onderbouwing van het besluit (artikel 3:50 Awb). Aanvragers uit deze doelgroep kunnen, in tegenstelling tot andere wettelijke doelgroepen, geen beroep doen op een inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. In verband met een eenvoudige en praktische uitvoerbaarheid worden de kosten van kinderopvang, overeenkomstig het advies van de VNG, vergoed onder aftrek van een eigen bijdrage van 6 % van deze kosten. In bijzondere gevallen wordt de hardheidsclausule toegepast.
Artikel 5 Inhoud van de beschikking
Dit artikel spreekt voor zich. Opgemerkt wordt dat de vaststelling van de noodzaak van een sociaal-medische indicatie en de vaststelling van de tegemoetkoming in één beschikking kan plaatsvinden.
deze weigeringsgrond geeft aan dat een tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wk (voorliggende voorziening) aanspraak kunnen maken op een gemeentelijke tegemoetkoming, kunnen aanspraak maken op deze tegemoetkoming,
Paragraaf 3. Aanvraag van de tegemoetkoming
Artikel 7 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
Het college bepaalt welke gegevens minimaal noodzakelijk zijn en vraagt zo nodig aanvullende gegevens. Onder overige gegevens wordt o.a. verstaan een geldig legitimatiebewijs en een geldige verblijfsvergunning.
Paragraaf 4. Vaststelling van de tegemoetkoming
Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
De ingangsdatum van de tegemoetkoming is in principe gelijk aan de datum van ontvangst van de aanvraag bij de gemeente, tenzij de opvang op een latere datum plaatsvindt. De tijdige indiening is een verantwoordelijkheid van de aanvrager. Terugwerkende kracht is niet aan de orde.
Artikel 9 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt vastgesteld
Vaststelling van de tegemoetkoming vindt plaats per kalenderjaar, tenzij een andere periode aangewezen is, zoals bijvoorbeeld bij de duur van een re-integratietraject.
In principe wordt jaarlijks – voor 1 januari – een aanvraag bij het college ingediend.
Artikel 10 Omvang van de kinderopvang
De Wk regelt uitsluitend de aanspraak op een tegemoetkoming en niet de omvang van die aanspraak. Om de kosten te beheersen voor wettelijke doelgroepen met een minimuminkomen die geen eigen bijdragen verschuldigd zijn, bepaalt het college het aantal uren dat de ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid te combineren met zorgtaken.
In tegenstelling tot kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie, hoeft voor deze beoordeling geen advies te worden aangevraagd.
Artikel 11 Inhoud van de beschikking
Zoals in de toelichting bij artikel 5 is vermeld kan het besluit tot toekenning van een sociaal-medische indicatie en het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming gelijktijdig in één beschikking worden opgenomen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de – maximale – hoogte, de periode en de berekeningswijze van het bedrag, waarop recht bestaat, meegedeeld.
Tevens worden de verplichtingen van aanvrager en eventuele partner opgenomen en wordt de betaalwijze vermeld. Ook al wordt het bedrag op grond van een machtiging gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft juridisch sprake van een betaling van de tegemoetkoming van de gemeente aan de ouder.
De in dit artikel genoemde inhoud is overigens niet limitatief.
De doelgroepen in de Wk zijn limitatief. Als hieraan niet wordt voldaan, vindt afwijzing plaats.
Daarnaast kent de Algemene wet bestuursrecht ook een aantal gronden om de subsidie te weigeren. Ook deze weigeringsgronden ex artikel 4:35 Awb zijn van toepassing.
Paragraaf 5. Verplichtingen van de ouder
Deze verplichtingen zijn afgeleid van artikel 28 van de wet.
Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot de vaststelling van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.
Intrekking of lagere vaststelling
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is toegekend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald (artikel 4:49 Awb).
Het gaat om de volgende gevallen:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Terugvordering en invordering (artikel 58 t/m 60 WWB en 38 Wk)
Indien de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten
nadele is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen.
In artikel 1.38 van de Wk worden de bepalingen in de Wet werk en bijstand (WWB) over de
terugvordering en invordering van bijstand van overeenkomstige toepassing verklaard op het terugvorderen en invorderen van een tegemoetkoming. De invordering geschiedt bij dwangbevel.
Dit artikel maakt het mogelijk om in het voordeel van de ouder af te wijken van wat in de verordening is vastgelegd op grond van bijzondere omstandigheden.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Aanvragen ingediend in 2010 voor een tegemoetkoming die betrekking heeft op het jaar 2011 vallen onder het nieuwe regime. Dit geldt voor een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie omdat tot 1 januari 2011 deze kosten werden vergoed krachtens de Wet werk en bijstand in de vorm van bijzondere bijstand. Voor de wettelijke doelgroepen blijft de systematiek ongewijzigd.
Dit artikel behoeft geen toelichting.