Organisatie | Stein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Stein |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Stein |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-02-2014 | 01-01-2017 | Onbekend | 25-02-2014 Digitaal gemeenteblad 6-11-2014 | Onbekend |
1.De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende raadsvergadering aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid. Melding vindt alleen plaats als het verschil op programmaniveau groter is dan € 25.000,- ; in andere gevallen vindt melding in de bestuursrapportages c.q. in de jaarrekening plaats. Eventuele overschotten (groter dan € 25.000,-) worden eveneens in de bestuursrapportages toegelicht.
Artikel 5. Tussentijdse rapportage
Artikel 7. Kostprijsberekening
De omslagrente is een rentepercentage voor de verdeling van de totale rentelasten. Deze bestaan uit de rente over de aangetrokken geldleningen van de gemeente en de rentelasten over de eigen financieringsmiddelen, zoals reserves en voorzieningen (de zgn. bespaarde rente). Het percentage van de omslagrente wordt bepaald door de totale rentelasten te delen door het totaalbedrag van alle vaste activa.
Artikel 9. Financieringsfunctie
Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:
Ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak kunnen leningen aangegaan, leningen verstrekt of garanties verleend worden. Voor het overige worden de liquide middelen in de schatkist van het Rijk aangehouden, zoals opgenomen in de ministeriële regeling gepubliceerd op 13 december 2013 in de Staatscourant en verwerkt in de Wet financiering decentrale overheden (Fido)
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
1.Deze verordening treedt in werking met ingang 28 februari 2014, gelijktijdig wordt de ‘Financiële verordening gemeente Stein’, vastgesteld door de raad op 12 mei 2011, ingetrokken
Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Stein’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 februari 2014
Bijlage één: afschrijvingstermijnen
ALGEMENE TOELICHTING OP DE VERORDENING
Artikel 212 van de nieuwe gemeentewet (zie box) stelt dat de raad een verordening opstelt over de uitgangspunten van het financieel beleid, het financieel beheer en de financiële organisatie. Het doel van het artikel 212 Gemeentewet is dat de raad de uitgangspunten vastlegt voor de uitvoering van de financiële functie.
Artikel 212 heeft betrekking op de financiële functie. De financiële functie omvat alle directe en indirecte activiteiten en processen ter uitvoering van de onderwerpen die zijn opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording: het BBV.
De kernonderwerpen in het besluit zijn de begroting en rekening, de paragrafen en de financiële positie en in relatie darmee de balans. Het zijn onderwerpen waarbij vooral de raad een centrale rol vervult. De begroting betreft immers het vaststellen van de beschikbare gelden en de programma’s die daarmee gerealiseerd moeten worden.
Om de financiële positie te beoordelen, moet de vraag beantwoord worden of de financiën van de gemeenten op, met name, de langere termijn gezond zijn. De begroting en de financiële positie hangen nauw samen. Zo kan de begroting sluitend zijn, terwijl de meerjarige financiële positie kwetsbaar is. Andersom kan de financiële positie gezond zijn en de rekening een tekort laten zien. De raad zal de begroting steeds in relatie moeten bezien met de financiële positie. De begroting en de financiële positie zijn in onderlinge samenhang van belang voor het inzicht in de gemeentelijke financiën.
De paragrafen gaan over onderwerpen die van invloed zijn op de begroting en de financiële positie en waarbij sprake is van bestuurlijke en financiële risicofactoren. Onderstaande figuur vat deze onderwerpen samen, uitgaande van de begrippen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie.
Hieronder worden de begrippen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie toegelicht.
Het financieel beleid omvat de uitgangspunten voor de financiële functie. In de eerste plaats zijn dat de algemene uitgangspunten en doelen voor uitoefening, organisatie en werking van de financiële functie en de daarbij behorende informatievoorziening. Ten tweede gaat het specifiek om uitgangspunten die de budgettaire ruimte beïnvloeden. Artikel 212 Gemeentewet noemt in dat verband drie onderwerpen:
Het financieel beheer omvat de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is.
Zeker voor de begroting hangen de activiteiten nauw samen met de planning & control cyclus. Het gaat daarbij niet alleen om de financiële aspecten, maar evenzeer om de programmatische: welke maatschappelijke effecten worden beoogd en welke prestaties moeten daarvoor geleverd worden?
De financiële organisatie ondersteunt het financieel beheer. Het gaat daarbij ten eerste om de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de raad, het college en de ambtelijke organisatie. Ten tweede gaat het om de inrichting en het onderhoud van de (administratieve) systemen die de activiteiten en processen van het financieel beheer ondersteunen. Deze systemen ondersteunen niet alleen de geldstromen (wat mag het kosten), maar evenzeer de prestaties (output). Tot de systemen behoren ook management controlsystemen binnen de ambtelijke organisatie, tussen de ambtelijke organisatie en het college en tussen het college en de raad.
Ontwikkelingen in de financiële functie
De laatste jaren is de betekenis van de financiële functie veranderd. Er is sprake van een
verschuiving van een administratief-technische naar een bredere en bestuurlijke functie.
Onderstaande elementen krijgen daardoor meer gewicht:
De nieuwe ontwikkelingen zijn terug te vinden in het Besluit Begroting en Verantwoording. Dit besluit geeft de algemene regels die de wetgever voor de financiële functie stelt. De
verordening is in hoge mate gebaseerd op (de uitgangspunten van) het besluit. Belangrijke elementen daarvan zijn de programmabegroting en jaarrekening, de paragrafen over bestuurlijk-financiële risico’s, de financiële positie en de balans.
Het dualisme brengt een scheiding van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de raad en het college. De raad heeft een kaderstellende en controlerende functie, het college een uitvoerende functie. De begrotingsuitvoering, het bewaken van de financiële positie en de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding zijn daarmee grotendeels taken van het college geworden. Dat geldt ook voor het inrichten van de ambtelijke organisatie en voor de administratieve systemen die noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van de financiële functie. Wel moet het college daarbij de kaders in acht nemen die de raad stelt. Deze verordening artikel 212 Gemeentewet geeft is gebaseerd op genoemde taakverdeling tussen de raad en het college.
Structuurkenmerken van de verordening.
Allereerst regelt de verordening de relatie tussen de raad en het college. Taken van de raad en van het college komen beide aan de orde. De verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de relatie tussen het college en de ambtelijke organisatie. In de bestaande organisatieregels van de gemeente Stein, het mandaatbesluit, het budgetteringsreglement en diverse andere onderdelen is op het gebied van de relatie college en ambtelijk apparaat al het nodige geregeld.
Het tweede kenmerk is dat de verordening aansluit bij de opzet van het Besluit Begroting en Verantwoording, met name de onderdelen begroting, de financiële positie en de paragrafen. De verordening is bovendien gebaseerd op de modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
Het derde kenmerk is de duale taakverdeling tussen de raad en het college. In de hoofdstukken komen het onderscheid in kaderstelling, uitvoering, verantwoording en controle naar voren.
Het vierde kenmerk is dat de verordening vooral voor de begroting belangrijke elementen van planning en control vermeldt, zowel voor de raad als voor het college.
Inhoudelijke opmerkingen over de verordening.
Het eerste hoofdstuk gaat over de beleidscyclus. De raad stelt de kaders voor de uitvoering van de begroting. Hij doet dat vooral door het vaststellen van de programmabegroting en de beantwoording van de 3-w-vragen: wat willen we bereiken (de beleidsdoelstellingen, inclusief de maatschappelijke effecten), wat gaan we daar voor doen (de prestaties, bestaande uit te leveren goederen en diensten) en wat mag dat kosten? Het college voert vervolgens de begroting uit en zorgt voor de beheersing van deze uitvoering. Vervolgens rapporteert het college aan de raad aan de hand van de drie w-vragen.
De raad bepaalt in de verordening een rolverdeling tussen de raad en het college en formuleert een aantal prestatie-eisen, bijvoorbeeld aan de interne controle van de rechtmatige besteding.
Het tweede hoofdstuk behandelt de financiële positie. Hier komen investeringen, reserves en voorzieningen, activering en afschrijving, financiering en kostprijsberekening aan de orde, onderwerpen die (in)direct van invloed zijn op de financiële positie van gemeenten. De artikelen in dit hoofdstuk voldoen aan het voorschrift dat de verordening in ieder geval regels stelt voor de kostprijsberekeningen, de waardering van activa en de treasuryfunctie (zie artikel 212, tweede lid). Evenals in hoofdstuk 1 komt de rolverdeling tussen de raad en het college naar voren. Zo stelt de raad een aantal prestatie-eisen aan de uitvoering, het beheer en de interne controle.
In het derde hoofdstuk staan het financieel beheer en de interne controle centraal. In het vierde hoofdstuk komen de uitgangspunten voor de financiële organisatie en de administratie aan de orde. De raad moet er immers van op aankunnen dat de aansturing, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de ambtelijke organisatie goed zijn geregeld c.q. vastgelegd. Bovendien moeten er administratieve systemen zijn die de uitvoering van de begroting, het inzicht in de financiële positie en de toepassing van de paragrafen ondersteunen. Deze systemen dienen tevens de rapportages en verantwoording van de ambtelijke organisatie aan het college en de rapportage van het college aan de raad te ondersteunen.