Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Beleidsregel behorende bij de Algemene Verordening Nadeelcompensatie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel behorende bij de Algemene Verordening Nadeelcompensatie
CiteertitelBeleidsregel behorende bij de Algemene Verordening Nadeelcompensatie
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpGemeenteblad 2014-122

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikelen 2, 9, 10, 11, 13, 17 en 18 van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Algemene Verordening Nadeelcompensatie (AVN)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-10-201417-07-2014Onbekend

24-06-2014

Gemeenteblad 2014-122

gelezen het voorstel van de directeur van het cluster Stadsontwikkeling van 24 juni 2014, BS13/01365

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel behorende bij de Algemene Verordening Nadeelcompensatie

 

 

Gemeenteblad 2014

Beleidsregel behorende bij de Algemene Verordening Nadeelcompensatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de directeur van het cluster Stadsontwikkeling van 24 juni 2014, BS13/01365; gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2, 9, 10, 11, 13, 17 en 18 van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie;

besluit vast te stellen:

Beleidsregel behorende bij de Algemene Verordening Nadeelcompensatie.

Inleiding

Rotterdam is, net als elke andere grote stad, continu in ontwikkeling. Bouw- en onderhoudswerkzaamheden zijn onlosmakelijk verbonden aan leven en ondernemen in de stad. Deze werkzaamheden zijn rechtmatig overheidshandelen. De gemeente doet er alles aan om overlast en nadeel voor ondernemers en inwoners tot een minimum te beperken. Toch is niet uit te sluiten dat sprake kan zijn van enige overlast of ander nadeel. In sommige gevallen kan dit van zodanige aard zijn, dat dit door de gemeente vergoed moet worden. In dat geval spreken we over nadeelcompensatie. De Algemene Verordening Nadeelcompensatie (AVN) van de gemeente Rotterdam geeft in artikel 2, lid 3 en artikel 17 ruimte aan het College van Burgemeester en Wethouders om nadere beleidsregels vast te stellen. Deze beleidsregels zijn in dit document vastgelegd. In deze beleidsregels wordt de praktische invulling van de AVN geregeld. Daarnaast worden centrale begrippen als ‘voorzienbaarheid’, ‘normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico’ en ‘spoedeisend belang’ nader toegelicht.

Voorzienbaarheid

Voor vergoeding van nadeel is geen ruimte wanneer deze voorzienbaar was. Hiervan is sprake wanneer op het moment dat door de belanghebbende zelf bepaalde handelingen zijn verricht (bijvoorbeeld een investering of vestiging), de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel zodanig kenbaar was of kon zijn, dat een redelijk denkend en handelend burger/ondernemer bij de beslissing tot investering daarmee rekening moest houden. Is dat het geval, dan is de schade voorzienbaar en blijft deze voor rekening van de burger of ondernemer, omdat hij in dat geval wordt geacht de mogelijkheid van nadeel te hebben aanvaard. Om voorzienbaarheid te kunnen aannemen, is voldoende dat een concreet beleidsvoornemen openbaar is gemaakt.

Normaal maatschappelijk risico

Groei, ontwikkeling en verbetering zijn in een stad als Rotterdam voortdurend aan de orde en noodzakelijk om aan de behoeften van alle gebruikers van de stad te blijven voldoen. Veel van de (onder-houds)werkzaamheden die in de stad worden uitgevoerd, gelden dan ook als normale maatschappelijke ontwikkeling, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van de daardoor getroffene(n) mogen worden gelaten. Dit verschijnsel wordt aangeduid met het begrip 'normaal maatschappelijk risico'.

Voor de gemeente Rotterdam geldt dat in ieder geval tot de normale maatschappelijke ontwikkelingen behoren alle periodieke en reguliere werkzaamheden en onderhoud aan de infrastructuur in de stad (zoals wegen, fiets- en voetgangerspaden, straatverlichting, bruggen, riolering, kabels en leidingen). Maar ook nieuwbouw en herinrichting van wijken en straten en al dan niet tijdelijke verkeersmaatregelen, gelden als normaal maatschappelijk verschijnsel.

Normaal ondernemersrisico

Voor bedrijven geldt daarnaast het normale bedrijfs- of ondernemersrisico. Uitgangspunt is dat elke zelfstandige ondernemer zijn onderneming drijft voor zijn eigen risico en ook zelf verantwoordelijk is voor zijn beslissingen. Tot het normale ondernemersrisico behoren nadelen die direct samenhangen met de keuze voor een bepaald type bedrijfsvoering of een bepaalde inrichting van het bedrijf inclusief de keuze voor een bepaalde locatie (bijv. garages die in drukke straten gevestigd zijn, horeca die rekening moet houden met wijzigingen in sluitingstijdenbeleid, supermarkten gelegen in gebieden met beperkte laad en losmogelijkheden). Ondernemers hebben te maken met een uitgebreidere risicotoerekening. Alleen als de maatregel sterk afwijkt van het normale verwachtingspatroon, waarop elke ondernemer bedacht dient te zijn, kan een aanspraak op nadeelcompensatie bestaan.

Drempelwaarde

Veel van de gevallen waarin men enige overlast of financieel nadeel ondervindt van werkzaamheden of handelen van de gemeente, betreffen dergelijke normale ontwikkelingen en komen derhalve niet voor enige compensatie in aanmerking. Om in de praktijk op dit punt een hanteerbare toets te kunnen geven, gebruikt de gemeente hierbij het uitgangspunt dat een omzetverlies van minder dan 8% (van de gemiddelde jaaromzet) niet voor vergoeding in aanmerking komt vanwege het normaal maatschappelijk risico en dus niet in behandeling wordt genomen. Naar het oordeel van het college biedt het toepassen van een dergelijke vaste drempelwaarde rechtszekerheid en sluit het goed aan bij de gedachte dat burgers de lasten die voortvloeien uit rechtmatig overheidshandelen in beginsel zelf dienen te dragen.

Dat wil niet zeggen dat een schadebedrag dat boven de drempelwaarde uitkomt per definitie voor vergoeding in aanmerking komt. Slechts wanneer zich feiten en omstandigheden voordoen waardoor een individueel belang zodanig zwaar wordt getroffen, kan gelden dat het betreffende nadeel redelijkerwijs niet ten laste van de betrokkene dient te blijven. In die gevallen komt een verzoek om compensatie wel voor toewijzing in aanmerking. Wel zal dan een korting op het totale schadebedrag worden toegepast wegens het normaal maatschappelijk risico.

Kortingspercentage

Wanneer sprake is van overlast of nadeel dat het normaal maatschappelijk risico en dus de drempelwaarde van 8% overstijgt, komt een verzoek om nadeelcompensatie wel voor behandeling in aanmerking. De berekening van de schade zal in deze gevallen plaatsvinden aan de hand van de algemene regels voor wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding (Boek 6, Titel 1, afdeling 10 BW). Dit betekent dat ook aspecten als causaal verband, verrekening van voordeel, eigen schuld en de plicht tot schadebeperking, worden meegewogen.

Bij toekenning van nadeelcompensatie wordt – van oudsher - de aanwezigheid van enig normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico vervolgens verdisconteerd door middel van een korting in de vorm van een percentage van het schadebedrag. Bij de kortingspercentages gaat het om de vraag in welke mate een eenmaal vastgesteld onevenredig nadeel voor rekening van de getroffene dient te blijven. Dus in die gevallen waarin vaststaat dat sprake is van een onevenredig nadeel, wordt niet alle schade vergoed, omdat een deel daarvan tot het normaal maatschappelijk of het normaal ondernemersrisico wordt gerekend. Het College van B&W heeft gekozen voor een kortingspercentage van 25%. Dit deel van het nadeel blijft zo, vanwege normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico, voor rekening van de benadeelde.

Bijzondere omstandigheden

Op grond van bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de drempelwaarde van 8% en het kortingspercentage van 25%. Het is niet mogelijk om in alle gevallen de daar genoemde percentages te hanteren, gezien het brede toepassingbereik van deze verordening. Het is lastig om thans een uitspraak te doen over de vraag hoe de genoemde percentages zullen uitpakken en daarom is in de AVN de mogelijkheid opgenomen om deze percentages te kunnen bijstellen.

In bijzondere omstandigheden kan het college er voor kiezen een aanvullende regeling vast te stellen. Dit doet zich voor als te verwachten is dat de ingreep zodanig is dat deze langer gaat duren dan normale infrastructurele werken of onderhoudswerken. Daarbij kan gedacht worden aan grote herinrichtingsplannen of aanleg van ingrijpende verkeers- en vervoersinfrastructuur.

Advies

Het college kiest ervoor advies in te winnen bij een extern adviesbureau. De verordening biedt de mogelijkheid een commissie te benoemen. In bijzondere situaties blijft die mogelijkheid bestaan, maar voor reguliere handelingen en openbare werken volstaat behandeling door een adviesbureau. Complexe aanvragen worden voorgelegd aan de extern adviseur. Kennelijk niet ontvankelijke of kennelijk ongegronde aanvragen worden niet voorgelegd aan de adviseur.

Voorschot

De aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 2 en hetgeen gesteld is in deze beleidregels over maatschappelijk risico, kan bij het bestuursorgaan een aanvraag indienen om een voorschot op die nadeelcompensatie. Het verlenen van voorschotten is gebaseerd op artikel 4:95 Awb. De beslissing tot het verlenen van een voorschot is gesteld op vier weken na ontvangst van het verzoek, tenzij het verzoek en de aanvraag om nadeelcompensatie wordt voorgelegd aan een extern adviseur. De termijn waarbinnen het voorschot betaald moet worden, is in beginsel zes weken (artikel 4:87 Awb). Hiervan kan bij de beschikking tot betaling van een voorschot worden afgeweken. Dit geeft ruimte om per geval te bepalen wat een redelijke termijn van betaling is.

Een verzoek tot betaling van een voorschot gaat gepaard met een aanvraag voor nadeelcompensatie.

Vaak zal op het moment van een verzoek tot voorschot nog geen duidelijkheid zijn over de te verwachte schade en daaraan gekoppelde hoogte van de nadeelcompensatie. De aanvraag voor nadeelcompensatie zal dan moeten worden aangehouden totdat over de te verwachte hoogte van nadeelcompensatie meer duidelijkheid is. De aanhouding is gebaseerd op de bepalingen van afdeling 4.1.3. Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder artikel 4.15 Awb. Dat is het geval als er een (voorzienbaar) einde is aan het rechtmatig handelen waarop de schade gebaseerd is. De aanvrager zal in dat geval aanvullende informatie moeten aanleveren voor de daadwerkelijk geleden schade ten einde de hoogte van de nadeelcompensatie te kunnen vaststellen.

Omdat een verzoek tot betaling van een voorschot tezamen met de aanvraag voor nadeelcompensatie wordt ingediend hoeft niet separaat leges betaald te worden over het voorschotverzoek.

Een verzoek tot betaling van een voorschot zal niet in behandeling genomen worden als niet ook een aanvraag voor nadeelcompensatie is ingediend en leges zijn betaald. De verzoeker zal bij ontvangstbevestiging de mogelijkheid geboden worden deze gebreken te herstellen. Zoals gesteld hoeft de aanvraag om nadeelcompensatie niet volledig te zijn, maar wel ontvankelijk om het voorschotverzoek in behandeling te nemen.

Er dient sprake te zijn van een spoedeisend belang, dat de aanvrager zal moeten onderbouwen naast de aannemelijkheid dat hij voor nadeelcompensatie in aanmerking komt. Wanneer sprake is van spoedeisend belang wordt casuïstiek bepaald, maar onder andere moet aangetoond worden dat de verzoeker als gevolg van de schade (inkomstenderving) niet aan een aantal betalingsverplichtingen kan voldoen en waarvoor niet op andere wijze een oplossing te vinden is. De verzoeker moet aantonen dat hij op korte termijn liquide middelen nodig heeft om onvermijdelijke uitgaven te kunnen doen. Daarbij geldt wel dat er sprake moet zijn van een causaal verband tussen gebrek aan liquide middelen en het schadeveroorzakend handelen/besluit.

Een gebrek aan liquide middelen voorafgaand aan het schadeveroorzakend handelen dat doorwerkt in de periode van het schadeveroorzakend handelen zal in beginsel niet voor een voorschot in aanmerking komen. Het is aan de verzoeker om aan te tonen dat hij een bijzondere positie inneemt dat het voorschot rechtvaardigt.

De beslissing tot betalen van een voorschot loopt vooruit op de beslissing tot betaling van nadeelcompensatie. Er zal geen voorschot worden uitgekeerd indien al direct duidelijk is dat de aanvrager niet in aanmerking zal komen voor nadeelcompensatie. Dat doet zich in ieder geval voor als direct al duidelijk is dat de hoogte van het nadeel de drempelwaarde van 8% niet zal overstijgen. De aanvraag om nadeelcompensatie en dus ook het verzoek om voorschot worden dan niet in behandeling genomen.

Een voorschot zal ook niet toegekend worden indien naar verwachting het nadeel de drempelwaarde weliswaar zou kunnen overstijgen, maar de te verwachte hoogte van het voorschot onder de drempelwaarde zal blijven en/of niet hoger zal zijn dan het kortingspercentage van 25%.

Er is voor een hoog percentage (90% van het te verwachte uit te keren compensatiebedrag) gekozen, omdat het voorschot bedoeld is om de continuering van de bedrijfsvoering te vergemakkelijken. Het voorschot kan nooit hoger zijn dan 90% van 75% van de verwachte schade. Het is aan het college om te bepalen hoe hoog het voorschot is om de noodzakelijke dekking van onvermijdelijke uitgaven te realiseren. Indien (gedeeltelijke) financiering op andere wijze mogelijk is of schadebeperkende handelingen niet voldoende benut zijn wordt dit afgetrokken van het gevraagde voorschot.

Daarnaast kan het verlenen van een voorschot onder meer strekken om te voorzien in de kosten die zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter beperking van het nadeel. Deze kosten kunnen namelijk onderdeel uitmaken van de primaire aanvraag voor nadeelcompensatie, dus ook in het voorschot opgenomen worden, maar ook hier geldt dat sprake moet zijn van enig spoedeisend belang om de beperkingskosten te maken.

Een voorschot kan in termijnen worden uitbetaald. Dit wordt als zodanig in de beschikking voor toekenning van het voorschot geregeld.

Indien het bestuursorgaan beslist tot toekenning van een voorschot, wordt daarmee geen aansprakelijkheid erkend.

Ten einde het bestuursorgaan direct een titel te geven tot terugvordering van ten onrechte betaalde voorschot moet de aanvrager schriftelijk verklaren het achteraf ten onrechte (teveel) betaalde voorschot terug te betalen. Over het terug te betalen voorschot wordt geen rente berekend.

Het college kan bij het verlenen van een voorschot een zekerheidsstelling verlangen ten behoeve van een eventueel ten onrechte (teveel) uitbetaald voorschot.

Formulieren

Het college stelt de formulieren vast voor de aanvraag om nadeelcompensatie, het verzoek om bijdrage in de kosten van het treffen van maatregelen ter beperking van het nadeel en het verzoek om een voorschot. De formulieren maken integraal onderdeel uit van deze beleidsregels.

Opdracht aan de uitvoerende diensten

Ten einde de last voor de burger en ondernemers zo gering mogelijk te maken en de uitkeringen van nadeelcompensatie te beperken zullen in de projectvoorbereiding en in de uitvoering van werkzaamheden of bij vergunningverlening maatregelen getroffen dienen te worden of voorschriften opgenomen te worden om de overlast zoveel mogelijk te beperken. De uitvoerende diensten krijgen de opdracht dit in een protocol vast te leggen en dit aspect onderdeel te laten zijn in aanbestedingsprocedures.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie.

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels Algemene Verordening Nadeelcompensatie

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 juni 2014.

De secretaris, De burgemeester,

Ph. F. M. Raets B.J. Eerdmans, l.b.

 

 

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 13 oktober 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)