Organisatie | 's-Hertogenbosch |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 's-Hertogenbosch 2014 |
Citeertitel | Monumentenverordening 's-Hertogenbosch 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2014 | 24-12-2018 | Nieuwe regeling | 07-10-2014 | 3959783 |
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
Gemeentelijk stads- en dorpsgezicht: groep van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen banen, straten, pleinen, plantsoenen, parken, bruggen en water, die een samenhangend deel vormt en die van belang is wegens haar schoonheid, het karakter van het geheel de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang en/of haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.
Hoofdstuk II Beschermde gemeentelijke monumenten
Artikel 3. Gemeentelijke monumentenlijst
Burgemeester en wethouders geven een beschikking over de aanwijzing van onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monumenten, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. Burgemeester en wethouders geven schriftelijk kennis aan de eigenaar van het voornemen een monument aan te wijzen als beschermd monument. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.
Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat de monumentencommissie isgehoord een beschikking als bedoeld in het tweede lid. De monumentencommissie adviseert binnen vijf weken na de aanvraag daartoe. De beschikking wordt bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Bij overschrijding van de termijn van acht weken worden burgemeester en wethouders geacht niet tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst te hebben besloten.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbende in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.
Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.
De leden 9 en 10 gelden niet voor de aanwijzing door burgemeester en wethouders van gemeentelijke archeologische monumenten c.q voor door burgemeester en wethouders aangewezen archeologische monumenten , indien en voor zover de aanwijzing als rijksmonument niet is geschied vanwege de van gemeentewege te beschermen c.q. beschermde archeologische resten en/of waarden.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 3, lid 5 een feit is, dan wel vaststaat dat plaatsing van het monument op de gemeentelijke monumentenlijst niet zal plaatsvinden, zijn de artikelen 5 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.
De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten van de sector Stadsontwikkeling van de gemeente voor een ieder ter inzage.
Artikel 5. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten (omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)).
Het bevoegd gezag neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 5 dan na specifiek overleg met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in dat monument in het geding zijn.
Hoofdstuk IV Gemeentelijke stads - en dorpsgezichten
De gemeenteraad wijst stads- of dorpsgezichten , welke naar zijn oordeel voor bescherming in aanmerking komen, aan als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht en kan een zodanige aanwijzing intrekken.
Artikel 12. Beperking bescherming stads - en dorpsgezichten
Beschermde stads- en dorpsgezichten als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 worden niet aangewezen als gemeentelijke stadsgezichten. De aanwijzing tot gemeentelijk stadsgezicht vervalt indien het gebied wordt aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988.
Artikel 13. Omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in artikel 2.2 lid 1, sub c, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning om te slopen als bedoeld in art. 2.2, lid 1, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
Aan een omgevingsvergunning om te slopen als bedoeld in het voorgaande artikel kunnen voorschriften worden verbonden ter voorkoming of beperking van schade aan het stads- c.q. dorps- dan wel landschapsbeeld en ter bescherming van bouwwerken en terreinen, die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Daaronder worden mede begrepen voorschriften als bedoeld in artikel 8, lid 1, sub a.
De omgevingsvergunning om te slopen als bedoeld in artikel 13 mag worden geweigerd, indien omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist voor een in plaats van het geheel of gedeeltelijk te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk, doch deze vergunningnog niet is aangevraagd en door de sloop het beschermd stads- of dorpsgezicht wordt geschaad.
Bij een aanvraag, als bedoeld in artikel 13, worden de door het bevoegde gezag verlangdegegevens overgelegd.
Met betrekking tot een aanvraag om omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in artikel 13 wordt zo spoedig mogelijk het advies van de monumentencommissie gevraagd.De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twee weken dan wel indien het een complexere aanvraag betreft binnen vijf weken na de datum waarop haar advies is gevraagd.
Artikel 22 Aanvraag schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Hoofdstuk VII Strafbepaling en opsporing
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de
rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag zijn belast met het toezicht op de naleving van deze verordening.
Hoofdstuk VIII Overgangs- en slotbepalingen
Op een aanvraag om omgevingsvergunning,ontheffing of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze wijzigingsverordening van krachtwordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de monumentenverordening van toepassing zoals die luidden vóór deonderhavige verordening tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft, dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Toelichting behorend bij de Monumentenverordening ’s-Hertogenbosch 2014
Bij de herziening 2010 is deze verordening aangepast aan de per 1 oktober 2010 in werking getreden Wet Algemene Bepalingen Omgevingsvergunning (WABO). Diverse bepalingen in de Monumentenverordening zijn overbodig geworden, omdat de WABO daarin voorziet. De Monumentenverordening 2014 bevat de zgn. voorbescherming. Reden daartoe is o.m. de samenvoeging met de gemeente Maasdonk.
Het begrip monument is uitgebreid met een nadere aanvulling op het begrip archeologisch monument.
Voorts zijn de begrippen gemeentelijk archeologisch monument, gemeentelijk archeologisch
meldingsgebied, gemeentelijke archeologische meldingsgebiedenkaart en –lijst, alsook beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht opgenomen. De eerste zijn nieuw, het laatste begrip ontbrak.
Door de toevoeging van de hiervoor aangegeven begripsbepalingen wordt duidelijker dan voorheen onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke (gebouwde) monumenten en archeologische monumenten.
Terzake heeft ook overleg plaatsgevonden met de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek. Aanleiding voor het overleg was de Archeologische waarderingskaart. Het overleg heeft zich ook toegespitst op de mogelijkheden voor een juridische vertaling.
Belangrijke conclusies daarbij waren
Ad 1. Bij de aanwijzing van een rijksmonument, niet zijnde een rijksarcheologisch monument wordt aangegeven waarom bescherming plaatsvindt en hoever die bescherming dus in feite reikt.
Omdat de aanwijzing van een archeologisch monument op andere gronden plaatsvindt dan die van een gebouwd monument behoeft de aanwijzing als gemeentelijk archeologisch monument van de ondergrond van een rijksmonument niet in strijd te worden geacht met de Monumentenwet 1988 zijnde een wettelijke regeling van een hogere orde dan de gemeentelijke monumentenverordening.
In de leden 8 en 9 van artikel 3 is de tekst in verband hiermede aangepast zodanig dat gebouwde rijksmonumenten wel mogen worden aangewezen als gemeentelijk archeologisch monument, alsook dat de status gemeentelijk archeologisch monument niet vervalt ingeval van latere aanwijzing als gebouwd rijksmonument.
Artikel 8. Voorschriften (die aan een vergunning kunnen worden verbonden).
De essentie van het artikel is dat nadrukkelijk wordt geregeld dat de voorwaarde van archeologisch en/of bouwhistorisch onderzoek voorafgaand aan en/of tijdens de uitvoering van de vergunning kan worden opgenomen en dat nadrukkelijk wordt bepaald dat aan de vergunning de voorwaarde van het indienen van een funderingsplan, funderingspalenplan en/of kelderplan kan worden verbonden, welke nadere goedkeuring behoeven, waarbij de goedkeuring mede afhankelijk kan zijn van de resultaten van het archeologische en/of bouwhistorische onderzoek.
Met andere woorden: van de aanvrager kan worden verlangd dat rekening wordt gehouden met de resultaten van het onderzoek als het gaat om de fundering of een parkeer- of andere kelder. Op die wijze kan zoveel mogelijk behoud van archeologische of bouwhistorische vondsten worden bereikt. Het spreekt vanzelf dat bij die goedkeuring ook de belangen van de aanvrager dienen te worden gewogen.
Eventuele waardevolle vondsten in het bijzonder bovengronds die absoluut niet mogen verdwijnen of in het zicht zouden moeten blijven (denk daarbij aan al dan niet vermoede oude muurdelen, schilderingen, unieke (balk)constructies) zullen via de weg van overleg dan wel in het uiterste geval via het toevoegen van voorschriften aan de verleende vergunning of een spoedprocedure bescherming dienen te worden behouden, al dan niet met subsidie.
Voorwaarden voorafgaand aan de vergunning zijn niet mogelijk. Een vergunning kan alleen worden afgegeven op basis van een gedetailleerde aanvrage met goede tekeningen. In redelijkheid kan ook niet van een aanvrager worden verlangd dat hij een gebouw geheel of gedeeltelijk sloopt - waarna dan onderzoek van gemeentewege plaatsvindt – zonder dat hij uitzicht heeft op een vergunning dan wel op de vergunning zoals hij die zou willen.
Artikel 15 Weigeringsgronden (bij een omgevingsvergunning voor het slopen binnen het gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht).
Het is evident dat een sloop niet gewenst is als een gat in een gevelwand ontstaat, zonder dat herinvulling verzekerd is. Daarbij is er altijd sprake van schade. Ingeval van een solitair bouwwerk (vooral kleine bouwwerken) behoeft sloop nog geen schade te betekenen (denk aan een berging van redelijk recente datum).
Dan is het redelijk dat alleen geweigerd wordt als er schade ontstaat aan het beschermd stads- of dorpsgezicht.
Deze toevoeging betekent een verduidelijking en vergroot de rechtszekerheid van de aanvrager.
Schade kan ook schade zijn die wordt toegebracht in die zin dat schade wordt toegebracht aan archeologische meldingsgebieden of aan de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde van het beschermd stads- en dorpsgezicht.
Hoofdstuk VI Schadevergoeding. Artikel 22.
Het schadevergoedingsartikel houdt tevens in de mogelijkheid tot indiening van een verzoek om schadevergoeding ingeval van weigering van een ontheffing graafwerk te verrichten in een archeologisch meldingsgebied.