Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Voorschriften grafbedekking op begraafplaats Voorst en begraafplaats Windesheim |
Citeertitel | Voorschriften grafbedekking op begraafplaats Voorst en begraafplaats Windesheim |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | openbare gezondheid, zedelijkheid en veiligheid |
Regels ten aanzien van grafbedekking op begraafplaatsen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-11-2004 | 01-11-2004 | nieuwe regeling | 02-11-2004 de Peperbus, 10-11-2004 | cb 2004-11.02 |
HOOFDSTUK II BEPALINGEN VOOR HET HEBBEN VAN EEN GEDENKTEKEN
De vergunning voor het plaatsen of vervangen van een gedenkteken, sluitplaat of sierurn moet schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders worden aangevraagd.
Deze aanvraag bevat minimaal de volgende gegevens:
Bij het aanvraagformulier moet een tekening in tweevoud worden overgelegd. Deze tekening op A4-formaat bevat minimaal de volgende gegevens:
De uitbreiding van een opschrift of inscriptie van een bestaand gedenkteken, bestaande sluitplaat of sierurn moet bij het college van burgemeester en wethouders worden gemeld.
Deze melding omvat minimaal de volgende gegevens:
HOOFDSTUK IV SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Gedenktekens die reeds bestonden ten tijde van de inwerkingtreding van deze voorschriften, dan wel gedenktekens waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding reeds een vergunning was verleend, en die afwijken van het in deze voorschriften bepaalde, mogen geplaatst blijven, respectievelijk geplaatst worden, maar hieraan kunnen geen rechten worden ontleend voor nog aan te vragen vergunningen tot het plaatsen van een gedenkteken.
Conform het gestelde in artikel 27 van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen kan een gedenkteken direct door de beheerder worden verwijderd.
Voor het plaatse van een gedenkteken dat niet voldoet aan de gestelde afmetingen en/of materiaalgebruik en dat als kunstwerk moet worden aangemerkt, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen op basis van artikel 27, lid 8 van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen, na advies van een in te stellen werkgroep.
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE VOORSCHRIFTEN GRAFBEDEKKING OP DE BEGRAAFPOLAATS VOORST EN DE BEGRAAFPLAATS WINDESHEIM
Op basis van artikel 27, lid 1 van de vigerende ‘Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen’ is voor het hebben van een gedenkteken op een graf vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Aan het college van burgemeester en wethouders wordt in artikel 27, lid 7, de bevoegdheid gegeven nadere voorschriften vast te stellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen en de wijze van aanbrengen van een gedenkteken en voor de grafbeplanting.
De huidige voorschriften voor de begraafplaats Windesheim dateren van 26 april 2000. Voor de begraafplaats Voorst gelden de voorschriften zoals voor de begraafplaats Kranenburg. Omdat de begraafcultuur betreffende gedenktekens op de begraafplaats Voorst meer aansluit bij de begraafplaats Windesheim is ervoor gekozen voor deze begraafplaatsen aparte voorschriften op te stellen.
Omdat de voorschriften op enkele punten afwijken van de voorschriften van 26 april 2000, volgt een artikelsgewijze toelichting.
De ervaring heeft geleerd dat een nabestaande nogal eens wenzen heeft ten aanzien van de beplanting op het graf maar hiervoor de specifieke kennis en ervaring mist. Daarnaast vertoont het zelf onderhouden van de beplanting op het graf de tendens om te verlopen. Hierdoor is een zekere eenheid in het beheer niet mogelijk. Daarom wordt de aanleg en het onderhoud van de beplanting op kosten van de rechthebbende door de gemeente uitgevoerd.
Indien op het graf geen liggend gedenkteken, dekplaat of omranding ligt, wordt tot 50 cm voor het gedenkteken het graf aangeplant met beplanting. Het resterende gedeelte van het graf wordt met gras bedekt.
Het plaatsen van een gedenkteken is niet verplicht. Het graf wordt gelijk een graf waar wel een staand gedenkteken staat, tot 50 cm beplant en het resterende deel wordt met gras bedekt.
In de voorschriften is, evenals in de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen, geregeld dat losse voorwerpen op het graf of het gedenkteken niet zijn toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan een gedenkteken met daarbij bijvoorbeeld grind, kiezelsteentjes of marmerslag maar ook andere losse voorwerpen. Losse stenen op het graf vormen een belemmering in het onderhoud en andere losse voorwerpen zijn diefstalgevoelig.
Voor het plaatsen of vervangen van een gedenkteken is een vergunning van burgemeester en wethouders noodzakelijk. Deze vergunning moet door de rechthebbende of, indien het een gedenkteken voor een algemeen graf betreft, door de belanghebbende worden aangevraagd.
Bij de aanvraag moet een tekening van het gedenkteken met de gevraagde gegevens worden ingediend. Aan de hand hiervan kan de aanvraag aan de voorschriften worden getoetst.
Ook een uitbreiding van het opschrift of de inscriptie moet worden aangevraagd. Hiervoor wordt een zogenaamde meldplicht gehanteerd. Deze aanvragen kunnen eenvoudig worden afgedaan. Er
Door het aanbrengen van het grafnummer op gelijke hoogte in de linkerzijkant van het gedenkteken, wordt de vindbaarheid van het graf vergemakkelijkt.
Werkzaamheden aan het gedenkteken mogen niet op de begraafplaats worden uitgevoerd. Het gedenkteken zal daartoe van de begraafplaats moeten worden verwijderd. Het schoonmaken van het gedenkteken op de begraafplaats met behulp van water en een borstel is wel toegestaan. Andere (chemische) schoonmaakmiddelen zijn niet toegestaan omdat op de begraafplaats een ecologisch beplantingsbeleid wordt gevoerd.
Om schade aan het gedenkteken of vervolgschade te beperken, moet het gedenkteken een deugdelijke constructie en fundering hebben. Afhankelijk van het soort gedenkteken kan dit een voorgestorte betonfundering of keepstuk zijn.
Indien het gedenkteken uit meerdere delen bestaat, moeten deze onderdelen deugdelijk aan elkaar verbonden zijn. Indien het gedenkteken een voetstuk of sokkel heeft, vormt een dook (of meerdere doken) deze verbinding.
Het opschrift, de inscriptie en de te gebruiken symbolen op een gedenkteken zijn in principe vrij. Echter, het mag niet aanstootgevend zijn. Maatschappelijk gezien zijn er opschriften en symbolen die kwetsend en aanstootgevend zijn. Deze zullen dan ook geweigerd worden.
Er bestaat binnen de maatvoering, het materiaalgebruik en de bewerking grote vrijheid tot modelleren van het gedenkteken. Qua materiaalgebruik is de enige restrictie dat het te gebruiken materiaal duurzaam is (artikel 9, lid d). Qua bewerking wordt alleen gesteld dat de constructie deugdelijk moet zijn. Het geheel polijsten van het gedenkteken is, in tegenstelling tot de begraafplaats Kranenburg, dan ook toegestaan.
Het gedenkteken mag zowel staand als liggend zijn, een combinatie van beide is ook toegestaan. Ook is het toegestaan een dekplaat of omranding te plaatsen. De omranding moet wel van duurzaam materiaal zijn en voldoen aan de gestelde afmetingen. Het is niet toegestaan een omranding van losse materialen zoals kiezelstenen, bossage of hekwerk te plaatsen. Dit belemmert het onderhoud van het graf. Binnen de omranding wordt het graf van gemeentewege aangeplant.
In een algemeen graf kunnen maximaal drie overledenen worden begraven. Voor elke overledene is er de mogelijkheid tot het plaatsen van een gedenkteken. Dit gedenkteken moet daarom aan de voorgeschreven exacte afmeting voldoen.
Door het ontbreken van een columbarium op zowel de begraafplaats Voorst als de begraafplaats Windesheim is hier geen mogelijk tot het bijzetten van een urn in een nis. Indien in de toekomst hiervoor wel mogelijkheden worden geschapen, zijn reeds voorschriften, conform de voorschriften voor de begraafplaats Kranenburg, opgenomen.
Een urnengraf heeft een andere afmeting dan een graf waarin wordt begraven. Daarom gelden voor een gedenkteken op een urnengraf specifieke afmetingen.
Voor de verschillende gedenktekens gelden specifieke maatvoeringen. Er is een duidelijk onderscheid tussen een liggend gedenkteken en een dekplaat. Een dekplaat heeft een standaard breedte en minimale lengte die groter zijn dan de breedte en lengte van een staand gedenkteken.
De gedenktekens die geplaatst zijn, mogen geplaatst blijven en gedenktekens waarvoor reeds vergunning is verleend voor inwerkingtreding van deze voorschriften maar nog niet geplaatst zijn, mogen alsnog worden geplaatst. Ook al blijkt dat volgens deze voorschriften een dergelijk gedenkteken op het betreffende graf niet zou mogen worden geplaatst.
In artikel 27 van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen wordt aangegeven dat ingeval van directe gevaarzetting, beschadiging of noodzakelijk voor het beheer van de begraafplaats, een gedenkteken van een graf mag worden verwijderd.
Indien een gedenkteken niet voldoet aan de gestelde afmetingen en/of materiaalgebruik en dat als kunstwerk moet worden aangemerkt, brengt de in te stellen werkgroep Grafmonumenten een advies uit. Een gedenkteken kan als kunstwerk aangemerkt worden indien het gedenkteken, naast het niet voldoen aan de gestelde afmetingen en/of materiaalgebruik, uniek qua modellering is. Deze werkgroep toetst of het gedenkteken past binnen het karakter van de begraafplaats.
Indien het gedenkteken niet als kunstwerk kan worden aangemerkt, is geen advies van de werkgroep nodig bij een beroep op de ontheffingsregeling als bedoeld in artikel 27, lid 8 van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen.
Deze voorschriften treden in werking op 1 november 2004. De ‘voorschriften grafbedekking en gedenktekens begraafplaats Windesheim’ van 26 april 2000 worden per deze datum ingetrokken. Voor de begraafplaats Voorst gelden per 1 november 2004 de ‘voorschriften grafbedekking en gedenktekens’ van 1993 en de bijstelling van deze voorschriften, vastgesteld 20 december 1994, niet meer omdat deze voorschriften per deze datum worden ingetrokken.