Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet gemeenschappelijke regelingen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-07-2017 | Nieuwe regeling. | 16-10-2014 Weekblad Waalwijk, 30-10-2014 en Staatscourant, jaargang 2015, nr. 8051 | 2014/036 |
Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Hilvarenbeek, Landerd, Loon op Zand, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oisterwijk, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Tilburg, Uden, Veghel, Vught en Waalwijk,
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;
onder gelijktijdige intrekking van de geldende regeling vast te stellen de
Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'burgemeester en wethouders' en 'de burgemeester' respectievelijk gelezen: 'de GGD', 'het algemeen bestuur', 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'.
HOOFDSTUK 2 DOELSTELLING EN TAKEN
Artikel 3 Algemene doelstelling
De GGD heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de publieke gezondheidszorg.
HOOFDSTUK 3 DE BESTUURSORGANEN - SAMENSTELLING
Artikel 6 Samenstelling, benoeming en ontslag van het algemeen bestuur
Het college kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit zijn vertrouwen niet meer heeft, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van overeenkomstige toepassing. Op dit besluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
8.7.Wanneer het in lid 7 genoemde eerst aangewezen lid geen deel meer uitmaakt van het dagelijks bestuur, vervalt het recht van het college om een tweede lid in het algemeen bestuur aan te wijzen.
9.Het bepaalde in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel is ook van toepassing op de plaatsvervangers als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
10.8. Het algemeen bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.
Artikel 7 Samenstelling, benoeming en ontslag van het dagelijks bestuur
Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur of een of meer leden daarvan ontslag verlenen als deze(n) het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit of bezitten, nadat hij of zij de gelegenheid heeft gekregen om zich te verantwoorden en verder met overeenkomstige toepassing van de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet. Op dit ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
HOOFDSTUK 4 DE BESTUURSORGANEN - BEVOEGDHEDEN
Artikel 10 Algemene bevoegdheidstoedeling
Voor de bevoegdheden van de bestuursorganen zijn van overeenkomstige toepassing de regels, in de ruimste zin, die bij of krachtens de Gemeentewet zijn gesteld voor de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen, voor de uitoefening van die bevoegdheden en voor het toezicht daarop. Dit geldt niet voor zover daarvan bij of krachtens de wet of deze regeling is afgeweken.
2.1.Het dagelijks bestuur draagt de uitoefening van zijn bevoegdheden voor zover als mogelijk in mandaat op aan de directie. Een door het dagelijks bestuur vast te stellen organisatie-verordening beschrijft de taken van de directie en de wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering daarvan.
HOOFDSTUK 5 VERANTWOORDING EN INLICHTINGEN
Artikel 11 Verantwoording- en inlichtingenplicht
Elk lid van het algemeen bestuur is verplicht de door een of meer leden van de raad van zijn gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hij verstrekt de gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk nadat hem daarom is gevraagd, dit in overeenstemming met het reglement van orde van de betreffende raad.
Elk lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde beleid aan de raad en het college van zijn gemeente. Hij legt deze verantwoording zo spoedig mogelijk af nadat hem daarom gevraagd is, dit in overeenstemming met het reglement van orde van de betreffende raad.
De leden van het dagelijks bestuur zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur en geven hierover alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen, voor zover dit niet strijdig is met het openbaar belang en in ieder geval binnen zes weken.
HOOFDSTUK 6 DE BESTUURSORGANEN - WERKWIJZE
Artikel 14 De werkwijze van het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste drie leden van het dagelijks bestuur dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, in welk geval de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.
HOOFDSTUK 7 PERSONEEL EN ORGANISATIE
Artikel 17 Rechtspositieregeling
Het dagelijks bestuur stelt de rechtspositieregeling voor zijn personeel vast en volgt daarbij het VNG-model van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst.
De behandeling van verzoekschriften zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vindt plaats door de ombudscommissie van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
Artikel 19 Organisatieverordening
Het dagelijks bestuur stelt in een organisatieverordening regels vast over de inrichting van de ambtelijke organisatie, de op te dragen bevoegdheden en de medische verantwoordelijkheid.
HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN
Uiterlijk 15 apri1 mei stuurt het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting, de meerjarenraming en een raming van de door elke gemeente verschuldigde inwonersbijdrage toe aan de gemeenten. 3. De besturen van de gemeenten leggen de ontwerpbegroting voor een ieder ter inzage, stellen deze algemeen verkrijgbaar en geven hiervan openbaar kennis. 4. De inwonersbijdragen, bedoeld in lid 2 van dit artikel, voor de activiteiten bedoeld onder artikel 4, lid 1 worden vastgesteld op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voor het dienstjaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De overige bijdragen van de gemeenten en van derden worden bepaald op grond van de tarieven zoals het algemeen bestuur die heeft vastgesteld. 5. De raden van de gemeenten kunnen binnen zes weken na toezending van de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur schriftelijk hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. 6. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen bij de ontwerpbegroting zoals hij deze aanbiedt aan het algemeen bestuur. Daarna stelt het algemeen bestuur de begroting vast. op of vóór 1 juli. 7. Het dagelijks bestuur stuurt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststelling toe aan de raden van de gemeenten. Als deze begroting niet afwijkt van de ontwerpbegroting kan het dagelijks bestuur volstaan met een schriftelijke mededeling daarover. 8. De raden kunnen hierover schriftelijk bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren brengen en sturen dan hiervan een afschrift aan het dagelijks bestuur. 9. Als de begroting en de begrotingswijzigingen de goedkeuring behoeven van gedeputeerde staten, moet onder het achtste lid gelezen worden dat de begroting ter goedkeuring aan gedeputeerde staten wordt toegezonden. Artikel 208 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. 10. Op een wijziging van de begroting zijn de bepalingen van dit artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, voor zover die wijziging leidt tot een verhoging van de inwonersbijdragen voor de taken van artikel 4, lid 1. Andere begrotingswijzigingen kan het algemeen bestuur vaststellen zonder toepassing van de leden 5 en 6 van dit artikel. 11. De gemeenten zorgen ervoor dat de GGD altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen. 12. Als blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, verzoekt het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten om over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
1. Het dagelijks bestuur stelt de jaarrekening op over het voorgaande jaar. Hij zendt uiterlijk 15 april 1 mei deze jaarrekening met de daarbij behorende stukken aan de gemeenten en naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het accountantsrapport uit te brengen. 2. De jaarrekening bevat de door elke gemeente werkelijk verschuldigde bijdrage. Het bepaalde in artikel 25, lid 3 is van overeenkomstige toepassing. 3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast op of voor 1 juli. 4. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenten in kennis van de vaststelling van de jaarrekening. 5. De vaststelling van de jaarrekening ontlast de leden van het dagelijks bestuur en de controller van het daarin verantwoorde financieel beheer, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.
Artikel 25 Bijdragen gemeenten en derden 1. De gemeenten betalen de helft van de in de begroting geraamde inwonersbijdrage vóór respectievelijk 16 februari en 16 juli, behalve wanneer het algemeen bestuur anders besluit. Bij te late betaling is de wettelijke rente verschuldigd. 2. De betaling van de activiteiten genoemd onder artikel 4 lid 7 vindt plaats na declaratie. 3. Een mogelijk nadelig saldo zoals dat in de jaarrekening is vastgesteld, wordt verrekend met hiertoe te vormen reserves als bedoeld in artikel 26.
Artikel 26 Reservevorming Het algemeen bestuur kan reserves en voorzieningen vormen overeenkomstig door de door hem vast te stellen Nota reserves en voorzieningen. HOOFDSTUK 9 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING
Artikel 27 Toetreding 1. Voor de toetreding van een gemeente volstaat het besluit van het college van die gemeente. Die toetreding behoeft de instemming van het algemeen bestuur. 2. Aan de toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden. 3. Het algemeen bestuur geeft van elk bericht van toetreding kennis aan de gemeenten en aan gedeputeerde staten.
Artikel 28 Uittreding 1. Elke gemeente kan bij besluit van het college de deelname aan deze regeling opzeggen met ingang van twee kalenderjaren na het jaar waarin dit besluit is genomen. De gemeente brengt zo'n besluit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur. 2. Het algemeen bestuur regelt de financiële verplichtingen en de overige gevolgen van de uittreding. 3. Als het algemeen bestuur bij meerderheid van tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen daartoe besluit, kan hij een kortere termijn toestaan dan de in lid 1 genoemde termijn. 4. Het algemeen bestuur brengt elk besluit tot uittreding terstond ter kennis van de gemeenten en gedeputeerde staten.
Artikel 29 Wijziging en opheffing
1. De gemeenten gaan deze regeling aan voor onbepaalde tijd.
2. Wijziging of opheffing van de regeling vindt plaats bij eensluidende besluiten van de colleges van tenminste twee derde van de gemeenten, die samen twee derde van het aantal inwoners van het werkgebied omvatten. Een voorstel daartoe kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de colleges van tenminste vijf gemeenten.
3. Als een voorstel als bedoeld in het vorige lid uitgaat van colleges, dienen zij dit in bij het algemeen bestuur. Het Algemeen bestuur legt het voorstel ter beslissing voor aan de colleges.
4. Bij opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur een regeling vast voor de gevolgen van de opheffing. Deze regeling voorziet in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van de GGD te verdelen op een in de regeling te bepalen wijze.
5. De bestuursorganen blijven functioneren tot de liquidatie voltooid is.
1. Deze regeling heet 'Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant' en heeft een toelichting.
2. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015.
3. De gemeenten zorgen voor de bekendmaking van deze regeling.
4. Het gemeentebestuur van Tilburg is het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 26 van de wet.
5. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.
Vastgesteld door het college van de gemeente
Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant - toelichting
Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en/of de Gemeentewet. Hieronder volgt, waar nodig, een toelichting op de artikelen. Overal waar 'hij' of 'zijn' staat, zou ook 'zij' of 'haar' kunnen staan.
De Wet publieke gezondheid (artikel 14) verplicht gemeenten om een gezondheidsdienst in te stellen en in stand te houden voor de uitvoering van taken genoemd in die wet. Om deze verantwoordelijkheid optimaal te behartigen, hebben de genoemde gemeenten een gemeenschappelijke regeling ingesteld.
In de aanhef staan enkele uitgangspunten voor het bestuursmodel dat is vastgelegd in de regeling.
Het bestuursmodel van de GGD hangt nauw samen met de relatie tussen gemeenten en GGD en de werkwijze van de GGD. Centraal hierin staat dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun gezondheidsbeleid. De functies van de GGD - preventie en acute zorg - zijn bij uitstek overheids-taken, uit te voeren door de gemeentelijke gezondheidsdienst.
De gemeente formuleert zijn gezondheidsbeleid en stuurt de GGD vanuit dat kader aan. De GGD moet dan ook genoeg keuzevrijheid bieden en voldoende flexibel zijn om aan te sluiten op de lokale wensen. Maar hij moet ook bedrijfsmatig optimaal kunnen opereren om daarmee de risico's voor de gemeenten te minimaliseren.
De uitgangspunten bij de vormgeving van de bestuurlijke structuur zijn dan ook:
Van belang is dat de GGD een slagvaardige bedrijfsvoering kan voeren, die leidt tot het behalen van de door de gemeenten geformuleerde doelen. Daarbij kunnen de gemeenten inhoudelijke kaders stellen en op afstand toezicht houden op het beheer van de GGD.
Het algemeen bestuur richt zich vooral op de beleidskaders, de begroting en de rekening. Het dagelijks bestuur richt zich vooral op de toezicht op de directie.
Artikel 4 van deze regeling beschrijft het pakket van de GGD in globale termen. Hierdoor houdt het algemeen bestuur zijn expliciete bevoegdheid om zelf de omvang en de inhoud van dat pakket bij te stellen als hij dat nodig vindt. Het moment daarvoor is de jaarlijkse vaststelling van de begroting.
De Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) beschrijft de basistaken van de gemeenten. De uitvoering van het uniform pakket kan per gemeente verschillen: niet alle gemeenten of klanten zullen evenveel gebruik maken van dit uniforme aanbod. Soms is dit afhankelijk van incidenten (bijv. een infectieziekte of een crisis op een school), soms van de bevolking (bijvoorbeeld bij gezondheidsverschillen) of van het beroep dat men doet op de GGD (bijvoorbeeld het documentatiecentrum of de website). En natuurlijk is de klant niet verplicht om gebruik te maken van het GGD-aanbod (bijvoorbeeld bij gezondheidsonderzoeken of lespakketten).
Het begrip 'plustaak' is bewust niet gedefinieerd. Dit geeft het algemeen bestuur de mogelijkheid om producten uitdrukkelijk als plustaak te benoemen. Maar het is ook mogelijk om dit begrip een louter financiële betekenis te geven, bijvoorbeeld door als plustaak te benoemen elk product waarvoor betaald wordt buiten de inwonersbijdrage. Gemeenten en derden kunnen er op contract-basis voor kiezen deze taken bij de GGD af te nemen.
Hieronder volgen nog enkele relevante bepalingen uit de Wet publieke gezondheid.
Artikel 10 Algemene bevoegdheidsverdeling
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de GGD. Hij mandateert een deel van zijn bevoegdheden binnen nadere voorwaarden aan de directie en houdt daarop toezicht. Accountancy en controlling verzekeren de bestuurlijke positie.
De keuze voor een brede mandatering van de directie wordt vooral ingegeven door het feit dat bilaterale afspraken tussen GGD en gemeenten een belangrijke rol spelen bij de aansturing van de GGD. Voor de relatie tussen dagelijks bestuur en directie is er een organisatieverordening.
Op de mandaatverlening is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, die onder andere bepaalt dat de gemandateerde bevoegdheid wordt uitgeoefend namens het bestuursorgaan. De verantwoordelijkheid voor het in mandaat genomen besluit blijft dus bij het mandaterende orgaan, waarbij van elk besluit duidelijk moet zijn dat het namens het bestuursorgaan genomen is. De mandaatgever kan instructies geven voor de uitoefening van een verleend mandaat.
Artikel 12 Vergaderingen van het algemeen bestuur
De vergaderfrequentie van het algemeen bestuur volgt de planning & controlcyclus van de GGD. Deze cyclus sluit aan bij de beleidscyclus van de gemeenten. Hierdoor kunnen gemeenten tijdig invloed uitoefenen op het beleid en de financiële kaders van de GGD en deze daarna meenemen in hun eigen beleid.
Artikel 23 en 24 Begroting en Jaarrekening
Aan de opstelling van de begroting gaat de kadernota/voorjaarsnota vooraf. Hierin staan de hoofdlijnen van het beleid voor de komende jaren en de globale financiële gevolgen daarvan. Het algemeen bestuur bespreekt deze nota in april.
Gemeenten kunnen hierdoor tijdig invloed uitoefenen op de begroting, die het dagelijks bestuur opstelt nadat het algemeen bestuur de kadernota/voorjaarsnota heeft vastgesteld.
Het algemeen bestuur stelt de begroting in juli vast (wettelijke termijn) en daarbij ook de (verplichte) inwonersbijdrage voor het basispakket.
De GGD volgt hierbij de indexsystematiek van de gemeente Tilburg. Jaarlijks voorspelt deze gemeente de loon- en prijsstijgingen en corrigeert dan ook voor de werkelijke ontwikkeling in het vorige jaar. Naast deze aanpassing voor nominale ontwikkelingen is er principe geen budgetaanpassing.
Daarnaast stelt het dagelijks bestuur in december een beheersbegroting vast, die de middeleninzet beschrijft van personeel, huisvesting en kapitaallasten.
De jaarrekening geeft een beredeneerd financieel verslag over het afgelopen jaar, inclusief accountantsverklaring. Het algemeen bestuur stelt deze vast in juli.