Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wegsleepverordening Almere 2014 |
Citeertitel | Wegsleepverordening Almere 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-11-2014 | 01-05-2021 | nieuwe regeling | 02-10-2014 Gemeenteblad Almere nr. 118, 29-10-2014 | RV-59/2014 |
De raad van de gemeente Almere,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 september 2014;
gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;
overwegende dat het wenselijk is in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;
Artikel 2 Aanwijzing wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Almere aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
Artikel 5 Overbrenging en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid, van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 Intrekking Wegsleepverordening 2002 en overgangsrecht
Indien voor het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt toepassing is gegeven aan de bevoegdheid ex artikel 170, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel gebruik is gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, of van 174, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, blijft het onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding geldende recht daarop van toepassing.
Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 oktober 2014,
De raad van de gemeente Almere,
J.D. Pruim A. Jorritsma-Lebbink
Op grond van artikel 173 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) moeten bij gemeentelijke verordening nadere regels worden gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en van het Besluit wegslepen van voertuigen. De nadere regels betreffen in elk geval:
De Wegsleepverordening Almere 2014 voorziet in deze nadere regels.
Op 1 juli 2002 is de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen in werking. Artikel 170 tot en met 174 van de WVW 1994 zijn daarbij geheel vervangen door nieuwe bepalingen.
Bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders
Het uitvoeren van deze regeling is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 170, eerste lid, van de WVW 1994:
Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met
Op grond van de tot 1 juli 2002 geldende wetgeving mochten op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Sinds de herziening mag een voertuig ook weggesleept worden als fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke.
Een voertuig kan niet zonder meer worden weggesleept als aan een van de criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepverordening is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig noodzakelijk is.
Van de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen wordt geen gebruik gemaakt als de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging een aanvang wordt gemaakt (artikel 170, lid 6, van de WVW 1994. De overbrenging vangt aan op het moment dat het vastkoppelen van het fout geparkeerde voertuig aan de takelwagen is voltooid). De kosten verbonden aan de voorbereiding van de overbrenging zijn overigens wel verschuldigd (Artikel 170, lid 6, tweede en laatste volzin, van de WVW1994).
3.Last onder bestuursdwang en WetMulder
Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, bestaan de volgende methoden op daartegen op te treden:
In de regeling tot 2002 bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal worden opgemaakt. Indien de zaak werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig worden terugbetaald. Deze koppeling is vervallen. Het opmaken van een proces-verbaal is niet meer vereist om het voertuig weg te kunnen slepen.
Het opmaken van een proces-verbaal en de toepassing van bestuursdwang kunnen naast elkaar worden toegepast.
4.Wegsleepwaardige overtredingen
Zoals hiervoor reeds is aangegeven mag een voertuig sinds de herziening van de WVW 1994 ook weggesleept worden als fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. De concrete situatie bepaalt of het fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren. Er kan daarom geen compleet overzicht worden gegeven van de gevallen waarin een voertuig weggesleept zal kunnen worden.
Verkeersveiligheid en doorstroming
Een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 van het RVV1990).
Laten stilstaan voertuig (zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 van het RVV1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV1990).
Een voertuig is tot stilstand gebracht:
Parkeren voertuig (zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 van het RVV1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV1990).
Tot stilstand brengen voertuig in strijd met een bevel of aanwijzing
Een voertuig dat tot stilstand is gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon.
Gevaarlijk of hinderlijk gedrag
Een voertuig dat zodanig tot stilstand is gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd (zie artikel 5 van de WVW1994).
Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen
Artikel 1 [Begripsomschrijvingen]
In artikel 1 is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zicht. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.
RVV 1990 is de afkorting voor het “Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990”.
Als de term wet wordt gebruikt, dan betreft dat de Wegenverkeerswet 1994;
Als de term “Besluit” wordt gebruikt dan wordt daarmee het “Besluit wegslepen van voertuigen” bedoeld.
Het begrip voertuig is reeds omschreven in artikel 1 van het RVV 1990.
Onder voertuig wordt verstaan: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in de Algemene Plaatselijke Verordening is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen op de openbare weg. Deze bepaling is aanvullend op wat de Wegenverkeerswet beoogt te regelen. Daarbij spelen andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.
In artikel 1, eerste lid, onder c, van de WVW 1994 is een motorrijtuig omschreven als: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning.
Artikel 2 [Aanwijzen van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten].
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeenten aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
Artikel 3 [Plaats van bewaring voertuigen]
Op grond van artikel 173, tweede lid, van de WVW1994 moet(en) in de verordening de plaats(en) worden aangewezen waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld. Aangewezen is thans de locatie van firma Bergnet die in opdracht van de gemeente voertuigen wegsleept die onder deze wegsleepverordening vallen. De bewaarplaats van dit bedrijf is gevestigd op het adres Koningsbeltweg 32, 1329 AG Almere.
Artikel 4 [Kosten overbrenging en bewaren voertuigen]
Het wegslepen van een voertuig is feitelijk handelen (bestuursdwang). De kosten van het wegslepen en bewaren kunnen en zullen worden verhaald.
In artikel 12 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke kosten in rekening kunnen worden gebracht. De kosten zijn onderverdeeld in directe en indirecte kosten. Voor Almere zijn de volgende bepalingen van toepassing.
Kostendekkendheid is het uitgangspunt geweest voor de hoogte van de kosten.
In het tweede lid van deze bepaling, waarin de kosten van bewaring van voertuigen worden geregeld, wordt het begrip 'etmaal' gebruikt. Het etmaal, zoals hier bedoeld, begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later. Verder is artikel 13 van het Besluit van belang. Daarin is aangegeven dat bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, ook indirecte kosten tot ten hoogste 15% van de directe kosten in aanmerking kunnen worden genomen. Op grond van deze bepaling zijn de tarieven waarbij sprake is van de toepassing van bestuursdwang vermeerderd met 15%.
De overtreder wordt te allen tijde geconfronteerd met de voorrijkosten. Deze kosten worden in rekening gebracht bij een zgn. loze rit. Hiervan is sprake als opdracht gegeven is aan het wegsleepbedrijf om het voertuig weg te slepen en de overtreder zich tussentijds meldt. Bij de overtreder worden dan de voorrijkosten in rekening gebracht. Op het moment dat er naast het voorrijden andere kosten zijn gemaakt en de overtreder meldt zich, worden ook deze kosten in rekening gebracht.
De bedragen die in artikel 4, eerste lid, onder b en c, staan aangegeven zijn inclusief voorrijkosten en de toeslag van 15% indirecte kosten.
Voor vrachtvoertuigen gelden andere tarieven. Afhankelijk van de grootte van het voertuig kost het meer tijd om een dergelijk voertuig weg te slepen.
Het vierde lid geeft de mogelijk om de kosten te indexeren aan de hand van de indexeringscijfers van het CBS. Om de kosten inzichtelijk te houden, worden deze jaarlijks meegenomen in de Tarievennota.
Artikel 5 [Overbrenging en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat]
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:
de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het 'knoeien' met kentekens in geval van autodiefstal.
Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt. Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.