Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit nadere regels Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Veenendaal |
Citeertitel | Besluit nadere regels |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
Verordening maatschappelijke ondersteuning
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 15-02-2017 | Nieuwe regeling | 28-10-2014 Gemeenteblad Veenendaal | Onbekend |
Vanaf 2015 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning ingrijpend veranderd. De nieuwe Wmo gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van mensen om hun vragen en beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid thuis en maatschappelijke participatie op te lossen en verantwoordelijkheid van gemeenten om aanvullende ondersteuning te bieden waar nodig.
In een nieuwe Verordening Maatschappelijke Ondersteuning geeft de gemeente Veenendaal haar juridische kaders voor invulling van de Wmo in Veenendaal aan. Deze verordening is door de gemeenteraad vastgesteld vanuit hun kaderstellende bevoegdheid.
In onderhavig Besluit nadere regels Maatschappelijke Ondersteuning zijn de rechten en plichten van de betrokkenen bij de uitvoering van deze wet verder ingevuld. Onderdelen van de wet die in de verordening afdoende zijn beschreven komen niet terug in de regels. Zowel de rechten en plichten van de gemeente in de uitvoering van de Wmo staan omschreven als de rechten en plichten van inwoners en andere betrokkenen.
In dit document worden eerst de nadere regels Maatschappelijke Ondersteuning beschreven. Hierna volgt een toelichting, om de betrokkenen mee te nemen in het denkkader van het college.
beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
i ndividuele o ndersteuning : omvat activiteiten voor en met cliënten met beperkingen ten gevolge van een somatische, psychogeriatrische en/of psychiatrische aandoening en/of een verstandelijke en/of lichamelijke handicap en is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid van de cliënt.
Artikel 2- Melding ondersteuningsvraag
In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Zorgaanbieders zijn gemachtigd indien nodig tijdelijk ondersteuning in te zetten voor de melding waarbij de zorgaanbieder binnen 24 uur de bevoegd ambtenaar op de hoogte stelt van de inzet.
Artikel 3- Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan
b) De cliënt dient te beschikken over een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Beschikt de cliënt niet over een geldig identificatiedocument dan kan deze lopende het onderzoek aangevraagd en overgelegd worden.
Gedurende zeven dagen na de melding kan de cliënt aan het college een persoonlijk plan overhandigen als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen Wmo-consulent en degene door wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in de toelichting, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of participatie zodat de cliënt zo min mogelijk een beroep hoeft te doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Hoofdstuk 3. Algemene voorziening schoonmaakondersteuning
Per 1 januari 2015 bieden we eenvoudige ondersteuning op huishoudelijk gebied in de vorm van een algemene voorziening schoonmaakondersteuning. Deze nieuwe ondersteuningsvorm geldt per januari 2015 voor nieuwe cliënten, en per 19 september 2015 voor alle cliënten.
Voor meer complexe ondersteuning bij het voeren van een huishouden is per 1 januari 2015 een maatwerkvoorziening individuele ondersteuning beschikbaar, zoals omschreven in hoofdstuk 9.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen
Artikel 8- Woonvoorziening als maatwerkvoorziening
1.Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen.
Artikel 9- Vormen van een woonvoorziening
De volgende woonvoorzieningen zijn mogelijk:
In afwijking van het gestelde in artikel 8 kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar/logeerbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Het bedrag dat verstrekt wordt bij het bezoekbaar / logeerbaar maken van een woning betreft maximaal € 2.300,-.
4. Verhuizen: indien het college vaststelt dat een cliënt in verband met zijn beperkingen het beste kan verhuizen naar een geschikte woning, omdat de bestaande woning niet of moeilijk aangepast kan worden of de kosten hiervoor te hoog zijn kan een verhuisvergoeding van maximaal € 2.850 verstrekt worden.
Artikel 11- Terugbetaling bouwkundige woningaanpassing bij verkoop
Wanneer een woning binnen 10 jaar na gereedmelding van de woningaanpassing wordt verkocht, dient de meerwaarde van de woning als gevolg van de aangebrachte woonvoorziening te worden terugbetaald volgens onderstaand afschrijvingsschema.
Terug te betalen bij verkoop binnen:
De meerwaarde wordt bepaald op grond van een taxatie door een onafhankelijke taxateur. De taxatiekosten worden vergoed in het kader van de wet.
Artikel 13- Vervoersvoorziening als maatwerkvoorziening
De volgende vervoersvoorzieningen kunnen worden verstrekt als maatwerkvoorziening:
a. standaard worden 900 reiszones per jaar toegekend;
b. op basis van het onderzoek kan binnen de voorziening CVV meer maatwerk geboden worden, mits de geldende contracten met de aanbieder van CVV hiervoor ruimte bieden;
Indien uit onderzoek blijkt dat een persoon ondersteuning nodig heeft in de vorm van het gebruik van een eigen (aangepaste) auto dan kan hiervoor een persoonsgebonden budget verstrekt worden, voor zover deze niet tot het normale bestedingspatroon van de cliënt behoort, van maximaal € 50,- per 4 weken.
Artikel 18- Vormen van begeleiding
Een voorziening voor begeleiding kan verstrekt worden in de vorm van:
Artikel 20- Individuele ondersteuning
Lichte ondersteuning betreft het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het uitvoeren van regie en/of het ondersteunen bij praktische vaardigheden en handelingen. Er worden taken overgenomen die de cliënt zelf niet meer kan verrichten en die ook niet (meer) kunnen worden aangeleerd. Er is geen intensief toezicht nodig op het functioneren van de cliënt, om bijvoorbeeld het gedrag te kunnen bijsturen of bijvoorbeeld complicaties bij een ziekte te voorkomen. Het ziektebeeld van de cliënt is ook niet dermate complex dat een hoge graad van deskundigheid nodig is voor de omgang met de cliënt.
Bij middelzware ondersteuning gaat het om meer complexe ziektebeelden (er zijn zodanige stoornissen en beperkingen dat kennis van het ziektebeeld en deskundigheid in de omgang hiermee noodzakelijk is) en/of meer complexe activiteiten (er is bijvoorbeeld toezicht en sturing nodig op het psychisch of lichamelijk functioneren van de cliënt of de cliënt is leerbaar en er kan geoefend worden met het aanbrengen van structuur en/of uitvoeren van handelingen/vaardigheden).
Van de ondersteuner wordt methodisch handelen verwacht, aangepast aan de complexiteit van de ondersteuningsvraag. Hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een resultaat conform het ondersteuningsplan. Het te behalen doel kan zijn: (gedeeltelijk) herstel, behoud of vertraging in mogelijke achteruitgang van de zelfredzaamheid.
Artikel 21- Groepsgerichte Ondersteuning
Dagbesteding is een vorm van groepsgerichte ondersteuning gericht op het structureren van de dag, op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen. De dagbesteding houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel en methodische aanpak, waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem/haar zingeving verleent. En (toewerken naar) een passende vorm van maatschappelijke participatie, waar mogelijk naar (betaalde) arbeid of een re-integratietraject. Deze ondersteuning is vooral bedoeld voor jongeren vanaf 18 jaar en volwassenen tot 67 jaar, waarbij sprake is van een (definitieve) arbeidsbeperking.
Dagopvang is een vorm van groepsgerichte ondersteuning gericht op contacten en een betekenisvolle invulling van de dag, waar maatschappelijke participatie buiten de dagopvang niet mogelijk of gewenst is. En het bieden van activiteiten met als doel het aanbrengen van structuur, sociale participatie, zoveel mogelijk handhaven van de zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden, het voorkomen van sociaal isolement en het ontlasten van mantelzorgers.
Lichte groepsgerichte ondersteuning betreft het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het uitvoeren van regie en/of het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen. Er worden taken overgenomen die de cliënt zelf niet meer kan en die ook niet (meer) kunnen worden aangeleerd. Er is geen intensief toezicht nodig op het functioneren van de cliënt, bijvoorbeeld om gedrag te kunnen bijsturen of bijvoorbeeld complicaties bij een ziekte te voorkomen. Het ziektebeeld van de cliënt is ook niet dermate complex dat een hoge graad van deskundigheid nodig is voor de omgang met de cliënt.
Bij middelzware groepsgerichte ondersteuning gaat het om meer complexe ziektebeelden (er zijn zodanige stoornissen en beperkingen dat kennis van het ziektebeeld en deskundigheid in de omgang hiermee noodzakelijk is) en/of meer complexe activiteiten (er is bijvoorbeeld toezicht en sturing nodig op het psychisch of lichamelijk functioneren van de cliënt of de cliënt is leerbaar en er kan geoefend worden met het aanbrengen van structuur en/of uitvoeren van handelingen/vaardigheden).
Van de ondersteuner wordt methodisch handelen verwacht, aangepast aan de complexiteit van de ondersteuningsvraag. Hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een resultaat conform het ondersteuningsplan. Het te behalen doel kan zijn: (gedeeltelijk) herstel, behoud of vertraging in mogelijke achteruitgang van de zelfredzaamheid.
Hoofdstuk 9. Persoonsgebonden budget
Artikel 26- Kwaliteitseisen gesteld aan hulpmiddelen en aanpassingen ingekocht met een persoonsgebonden budget
De kwaliteitseisen gesteld aan met pgb ingekochte hulpmiddelen en aanpassingen, geleverd door een professionele organisatie, zijn gelijk aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan de gecontracteerde in natura leveranciers.
Artikel 27- Kwaliteitseisen en voorwaarden gesteld aan diensten ingekocht met een persoonsgebonden budget
Artikel 28- Hoogte Persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget kent de navolgende twee soorten tarieven:
Het persoonsgebonden budget dat wordt ingezet voor een hulpmiddel, aanpassing van een hulpmiddel, dan wel woningaanpassing, of dienst, geleverd door een professionele aanbieder, is maximaal gelijk aan (100% van) de kostprijs van hetzelfde product/categorie ondersteuning, dat door een door de gemeente gecontracteerde organisatie kan worden geleverd, inclusief een vergoeding voor onderhoud en verzekeringen.
Voor diensten geleverd door eenmanszaken, is het pgb-tarief gelijk aan dat voor professionele aanbieders.
Het persoonsgebonden budget dat wordt ingezet voor diensten door niet-professionele ondersteuners (bijvoorbeeld door iemand uit het sociale netwerk van de cliënt) bedraagt voor individuele ondersteuning het vaste bedrag van € 14,- per uur, voor groepsgerichte ondersteuning het vast bedrag van € 20,- per dagdeel en voor logeeropvang het vast bedrag van € 30,- per etmaal. Het indexeringspercentage is gelijk aan dat voor ondersteuning in natura.
Artikel 34- Omvang en duur van eigen bijdragen.
De cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd voor de duur van de verstrekking van de maatwerkvoorziening, met een maximum van de reguliere levensduur van het hulpmiddel dan wel de aanpassing en de kostprijs van het hulpmiddel dan wel de aanpassing en met inachtneming van het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Hoofdstuk 12. Mantelzorgwaardering
Artikel 36- Mantelzorgwaardering
Het college belegt de ondersteuning van mantelzorgers en de daarmee samenhangende waardering integraal bij een aanbieder als algemene voorziening. De jaarlijkse waardering van mantelzorgers krijgt invulling conform de wettelijke vereisten.
Met de aanbieder wordt afgestemd hoe de waardering wordt vormgegeven. Deze afspraken worden vervat in jaarlijks prestatieafspraken. De criteria waaronder een mantelzorger in aanmerking komt voor de ondersteuning en waardering wordt in die jaarafspraken beschreven.
Artikel 37- Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
In artikel 9 van de verordening wordt omschreven aan welke kwaliteitseisen aanbieders van ondersteuning en hulpmiddelen moeten voldoen. Aanvullend wordt het volgende vastgesteld:
De aanbieder van individuele en groepsondersteuning stelt bij de start van de ondersteuning in overleg met de cliënt een ondersteuningsplan op en stelt het Wmo loket van de gemeente Veenendaal in het bezit van dit plan, ondertekend door de cliënt. De basis van dit ondersteuningsplan wordt gevormd door:
Alle aanbieders van algemene en maatwerkvoorzieningen dienen te beschikken over een effectieve en laagdrempelige klachtenregeling voor de afhandeling van klachten van cliënten, conform de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) en zij dienen dit onder de aandacht te brengen van hun cliënten.
Hoofdstuk 14. Overige bepalingen
Artikel 40- Afbakening met de Wet Langdurige Zorg
Het college verstrekt geen Wmo voorzieningen aan cliënten die een indicatie hebben in het kader van de Wet Langdurige Zorg (Wlz) en gaat er vanuit dat alle benodigde ondersteuning dan vanuit de Wlz aan cliënten worden geboden.
Artikel 41- Afbakening met de zorgverzekeringswet
Indien een cliënt recht heeft op een voorziening vanuit de zorgverzekeringswet (ZVW) die de zelfredzaamheid en participatie van deze cliënt kan bevorderen wordt dat gezien als voorliggend op de Wmo. Waar nodig worden aanvullende, andere ondersteuningsvormen vanuit de Wmo geboden.
Artikel 42- Uitzonderingsclausule
Het college kan besluiten voorzieningen of diensten te regelen welke afwijken van het bepaalde in de verordening en/of de nadere regels indien het college dat noodzakelijk acht en indien dit ten gunste gebeurt van de cliënt.
Onverminderd het bepaalde in artikel 19 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Veenendaal, behouden cliënten die op 31 december 2014 een voorziening in de vorm van huishoudelijke ondersteuning 1 (HO1), ontvangen, hun recht op deze voorziening tot en met uiterlijk 18 september 2015.
Dit Besluit treedt in werking op het moment van publicatie, direct na vaststelling door het college, of uiterlijk op 1 januari 2015.
Bijlage: Artikelsgewijze toelichting bij de nadere regels
Toelichting bij Hoofdstuk 2. Procedure
Artikel 2- Meldings ondersteuningsvraag
We spreken van spoedeisende gevallen indien het noodzakelijk is om binnen 24 tot 48 uur
ondersteuning in te zetten om onaanvaardbare gezondheidsrisico's voor de cliënt en/of
zijn gezin te voorkomen. Een dergelijke situatie komt bijvoorbeeld voor indien er sprake is van:
Indien er een melding wordt gedaan van een spoedeisende situatie beoordeelt de spoeddienst terstond de noodzaak voor de inzet van de gevraagde ondersteuning. De spoeddienst wordt gevormd door een dienstdoende Wmo-consulent die aangewezen is om spoedeisende situaties als eerste op te pakken en binnen 24 uur af te handelen. Buiten de openingstijden van het Wmo-loket is de zorgaanbieder bevoegd om de noodzakelijke ondersteuning tijdelijk in te zetten. Op de eerste dag dat het Wmo-loket bereikbaar is moet de zorgaanbieder een melding maken van de ingezette ondersteuning en dit vastleggen in de werkafspraken. De ingezette ondersteuning duurt zolang het onderzoek als bedoeld in art. 2.3.2 van de wet nog niet is afgerond.
Artikel 3- Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan
Het vooronderzoek is een apart onderdeel van de procedure en behelst in elk geval:
Tijdens het vooronderzoek verifieert het Wmo-loket in de Gemeentelijke Basis Administratie of de cliënt in het bezit is van een geldig identificatiebewijs. Indien de cliënt niet beschikt over een geldig identificatiebewijs dient de cliënt deze aan te vragen en te melden bij het Wmo-loket als deze in zijn/haar bezit heeft zodat dit door het loket geverifieerd kan worden in het GBA.
Dit artikel (afgeleid van artikel 2.3.2 van de wet) omschrijft de mogelijkheid voor cliënten om een persoonlijk plan in te dienen. In dit persoonlijk plan omschrijft de cliënt in ieder geval de volgende zaken:
Indien een cliënt een persoonlijk plan indient, wordt deze tijdens het gesprek besproken. Het indienen van een persoonlijk plan bepaalt niet het recht op een maatwerkvoorziening maar werkt ondersteunend in het zoeken naar de juiste oplossing voor de ondersteuningsvraag van de cliënt. Indien de gemeente tot andere conclusies komt dan de cliënt in zijn persoonlijk plan heeft omschreven dient de gemeente dit beargumenteerd te motiveren en op te nemen in het gespreksverslag.
Dit artikel omschrijft het gesprek. In het artikel worden een aantal zaken besproken die nadere toelichting vereisen. Zo wordt er in lid 1, onder f, gesproken over algemene voorzieningen en over maatschappelijk nuttig zijn. De gemeente zal de komende jaren meer algemene voorzieningen gaan ontwikkelen of algemene voorzieningen in de plaats van maatwerkvoorzieningen inzetten waar dat mogelijk is. Zo bestaat vanaf 2015 huishoudelijke ondersteuning 1 niet meer en is in de plaats daarvan een algemene voorziening in de vorm van een schoonmaakvoorziening in het leven geroepen. Zie hoofdstuk 3 van de nadere regels. Meer algemene voorzieningen zijn mogelijk. Te denken valt aan rolstoel- of scootmobielpools, verhuisservice, etcetera. Indien algemene voorzieningen voorhanden zijn zal de cliënt hiernaar verwezen worden (wanneer uit onderzoek is gebleken dat betreffende voorziening passend is). Het feit dat betreffende cliënt deze voorziening niet kan betalen is geen reden om over te gaan naar een maatwerkvoorziening.
Een te verkiezen mogelijkheid om de zelfredzaamheid of de maatschappelijke participatie van een cliënt te verbeteren, is waar mogelijk het door de cliënt zelf verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten. Indien dit voor iemand mogelijk is, moet die kans uiteraard ook benut worden. De cliënt die maatschappelijke ondersteuning ontvangt kan door het verrichten van die activiteiten zijn eigen maatschappelijke participatie verbeteren en tegelijkertijd een maatschappelijke bijdrage leveren. Dit geeft mensen een sterker gevoel van eigenwaarde dan wanneer men enkel ontvangt – hoe noodzakelijk dat ook kan zijn. Eenzaamheid kan bijvoorbeeld mogelijk worden verminderd door ouderen te laten voorlezen op de voorschoolse opvang voor kinderen met een taalachterstand; of de gepensioneerde boekhouder die rolstoelgebonden is, wordt vrijwilliger in het kader van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Tijdens het onderzoek dat door de gemeente uitgevoerd wordt, zal dit thema besproken worden. Indien de cliënt bereid is om zijn of haar expertise vrijwillig in te zetten, vindt een overdracht plaats naar Veens. Veens is verantwoordelijk voor het matchen van aanbod en vraag.
Het is echter niet mogelijk om cliënt te verplichten om in ruil voor de ondersteuning vanuit de Wmo maatschappelijke nuttige activiteiten te verrichten. Het feit dat een cliënt niet bereid is iets terug te doen voor de maatschappelijke ondersteuning kan als zodanig niet leiden tot weigering van een aangevraagde maatwerkvoorziening.
Lid 1f. Algemene voorzieningen
Momenteel kent Veenendaal de volgende algemene voorzieningen.
Schoonmaakondersteuning Zie voor de procedure hoofdstuk 3 van de nadere regels. Indien een cliënt zich meldt bij het Wmo-loket met een vraag voor huishoudelijke ondersteuning wordt door een medewerker nagegaan wat exact de vraag is. Zijn er ondersteuningsvragen met de organisatie van het huishouden of is er ondersteuning nodig bij maaltijden of kinderverzorging dan zal het nodig zijn om een keukentafelgesprek in te plannen en na te gaan of er een noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening. Zijn betreffende ondersteuningsvragen er niet en betreft het een vraag voor huishoudelijke ondersteuning in de zin van schoonmaakhulp alleen dan kan de cliënt verwezen worden naar de zorgaanbieder om gebruik te maken van de algemene voorziening schoonmaakondersteuning.
Welzijnswerk In Veenendaal is sinds januari 2014 een overkoepelende welzijnsorganisatie actief die gecontracteerd is voor het welzijnswerk en een aantal algemene voorzieningen binnen de Wmo. Zij zijn actief in de wijk en ondersteunen cliënten met lichte ondersteuningsvragen. Deze organisatie regelt samen met de cliënt vrijwilligers of helpt de cliënt zelf zijn ondersteuningsvragen op te lossen. Daarbij kan de cliënt via deze organisatie gebruik maken van diverse algemene voorzieningen. Waar behoeftes en mogelijkheden zijn worden door deze organisatie nieuwe algemene voorzieningen ontwikkeld in nauwe samenwerking met de gemeente. Een paar voorbeelden van algemene voorzieningen die via deze organisatie momenteel te gebruiken zijn de 55+bus en de weerbaarheidstraining van Veens. De 55+bus betreft een vervoersmogelijkheid voor ouderen vanaf 55 om binnen Veenendaal de nodige bestemmingen te bereiken. Bij het beoordelen of een cliënt de maatwerkvoorziening CVV nodig heeft, zal door het Wmo-loket bekeken worden of de 55+ bus het vervoersprobleem kan oplossen. De weerbaarheidstraining is voor mensen die moeite hebben met nee zeggen en zich te verweren tegen opdringerige mensen geeft Veens weerbaarheidstraining. Cliënten die zich met bijvoorbeeld een begeleidingsvraag melden bij het Wmo-loket kunnen indien hun vraag geheel of gedeeltelijk te maken heeft met weerbaarheidsondersteuningsvragen, verwezen worden naar Veens voor deze trainingen.
Het aanbod van algemene voorzieningen die via een welzijnsorganisatie aanwezig is binnen de gemeente is niet statisch en zal voortdurend aangepast worden aan de behoeftes en mogelijkheden die zich voordoen.
Lid 3. Rechten en plichten van de cliënt
In de procedure moet het college de cliënt inlichten over zijn of haar rechten en plichten indien er sprake is van een melding:
Dit lid is bedoeld om te voorkomen dat cliënten die reeds bekend zijn bij de gemeente doordat eerder een of meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden verplicht opnieuw een gesprek moeten ondergaan terwijl dit voor de bepaling van de noodzaak van bijvoorbeeld een maatwerkvoorziening niet nodig is.
Indien de cliënt het niet eens is met de conclusies uit het onderzoek welke verwoord zijn in een gespreksverslag mag hij te allen tijde een aanvraag indienen. Het college dient binnen 2 weken een beslissing te nemen over deze aanvraag.
Lid 3. Aanvragen maatwerkvoorziening
Er kan een los aanvraagformulier gebruikt worden indien:
In de overige gevallen wordt het ondertekend gespreksverslag als aanvraag gezien.
Toelichting bij Hoofdstuk 3. Algemene voorziening schoonmaakondersteuning
De algemene voorziening schoonmaakondersteuning is bedoeld voor cliënten die niet zelfstandig hun huis kunnen schoonhouden (inclusief de was) maar wel voldoende regievermogen hebben (zelf of bijvoorbeeld door een partner of mantelzorger). Regie over het huishouden wordt daarbij gezien als de mogelijkheid om de hulp aan te sturen. Indien een cliënt die mogelijkheid niet heeft (bijvoorbeeld als gevolg van een psychatrische aandoening of verstandelijke beperking) en ook niemand heeft die die regiefunctie kan overnemen dan wordt de algemene voorziening schoonmaakondersteuning niet gezien als een geschikte voorziening. Deze cliënten kunnen mogelijk een beroep doen op individuele ondersteuning zoals omschreven in hoofdstuk begeleiding.
Voor cliënten die de algemene voorziening schoonmaakondersteuning niet kunnen betalen, bestaat een financieel vangnet.
Artikel 7- Procedure algemene voorziening schoonmaakondersteuning
Indien een cliënt gebruik wenst te maken van de algemene voorziening schoonmaakondersteuning dan kan hij zich wenden tot één van de gecontracteerde zorgaanbieders. Indien een cliënt zich meldt bij het Wmo-loket en indien het regieprobleem zoals hierboven benoemd niet aanwezig is, zal hij of zij verwezen worden naar de gecontracteerde zorgaanbieders. Indien er wel regieproblemen zijn zal een gesprek met een van de Wmo-consulenten ingepland worden om te bezien of er een noodzaak bestaat voor individuele ondersteuning.
De gecontracteerde zorgaanbieder gaat met de cliënt die zich meldt in gesprek en beoordeelt of er sprake is van beperkingen in het doen van het huishouden. Daarbij kijkt de zorgaanbieder naar de hele gezinssituatie.
Toelichting bij Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen
Artikel 8- Woonvoorziening als maatwerkvoorziening
Het hoofdverblijf is de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de betrokkene zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven. Indien de cliënt een briefadres heeft betreft het hoofdverblijf het feitelijke adres. Uitgangspunt is de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie.
Een persoon met een beperking kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als een algemene/voorliggende voorziening geen oplossing kan bieden, verhuizing naar een aangepaste of makkelijker aan te passen woning niet te realiseren of niet de goedkoopst compenserende oplossing is. De belanghebbende dient afhankelijk te zijn van de voorziening voor het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen.
Voor het wel of niet verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt rekening gehouden met de voorzienbaarheid. Indien bijvoorbeeld de noodzaak om te verhuizen te voorzien was door de cliënt wordt geen maatwerkvoorziening gegeven.
Voorzienbaarheid is een moeilijk begrip waar zorgvuldig mee omgegaan moet worden. Vanbelang is wanneer en wat de cliënt had kunnen weten. Als een cliënt een aantal jaar geleden een bad heeft laten plaatsen en in de jaren daarna gezondheidsklachten heeft ontwikkeld, kan gesteld worden dat de problemen niet te voorzien waren. Echter is het wel mogelijk dat op het moment dat de gezondheidsklachten ontstonden, cliënt al had kunnen voorzien dat er problemen met de woning zouden ontstaan en kan dus verwacht worden van een cliënt dat hij
rekening houdend met deze verwachting nagedacht zou hebben over bijvoorbeeld verhuizen.
Artikel 9- Vormen van een woonvoorziening
Lid 1 en 2. (Niet) bouwkundige woonvoorzieningen
Of de aanvrager in aanmerking komt voor een losse (roerende) of vaste (onroerende)
woonvoorziening, hangt mede af van de bouwkundige situatie, van de belemmeringen bij het
wonen en prognoses omtrent de te verwachten gebruiksduur, hetgeen uit het integraal advies
moet blijken. Ook factoren als urgentie en de medische prognose worden meegewogen bij het
te nemen besluit. Dergelijke voorzieningen worden in principe in bruikleen verstrekt tenzij dit in een specifiek geval niet mogelijk blijkt. In dat geval wordt de voorziening in eigendom verstrekt.
Lid 3. Bezoekbaar/logeerbaar maken woning
In afwijking van het gestelde in artikel 8 kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar/logeerbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Het bezoekbaar maken van een woning wordt alleen dan overwogen als er sprake is van een noodzaak vanuit de behoefte om belangrijke sociale contacten zoals die met directe familie te kunnen onderhouden. Met andere woorden, zonder het bezoekbaar maken van een woning wordt de client ernstig beperkt in zijn sociale contacten. Een voorbeeld van een situatie wanneer dit van toepassing kan zijn betreft het kunnen bezoeken van ouders vanuit een AWBZ instelling. Bezoekbaar maken betekent dat een toilet en een woonkamer bereikt en gebruikt kunnen worden en beperkt zich uitsluitend daartoe. Het is niet mogelijk om voor client meerdere woningen bezoekbaar te maken via deze regeling.
De cliënt kan in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding indien op (medisch) advies verhuisd wordt naar een aangepaste of een makkelijker aan te passen woning. De gemeente van waaruit de belanghebbende verhuist, verstrekt het PGB voor de verhuiskosten. Voor verhuizingen naar AWBZ/WLZ-instellingen of andere zorginstellingen wordt geen vergoeding verstrekt, evenmin voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning. Indien de cliënt een WLZ-indicatie heeft wordt tevens geen verhuiskostenvergoeding verstrekt.
Voor verhuizing is het noodzakelijk dat op het moment van de beslissing een aangepaste of gemakkelijk aan te passen woning binnen de gemeente beschikbaar is of dat binnen een redelijke termijn een dergelijke woning beschikbaar zal komen. Van de persoon met een beperking wordt verwacht dat hij/zij actief op zoek gaat naar een andere woning en de ondernomen activiteiten schriftelijk bijhoudt, zo mogelijk in de vorm van kopieën van de correspondentie.
Vergelijking aanpassingskosten huidige woning versus nieuwe woonruimte
Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen:
Artikel 10- Wijze van verstrekken
Lid 1. Woonvoorziening in natura
De meeste losse woonvoorzieningen werden al in natura verstrekt, hierbij valt te denken aan een tillift of een douchestoel. Onder de nieuwe Wmo bestaat het begrip financiële tegemoetkoming niet meer. We praten dan ook vanaf nu alleen nog over woonvoorzieningen in natura dan wel een persoonsgebonden budget. Op woonvoorzieningen bij huurwoningen van de woningcorporaties wordt verwezen naar het convenant tussen gemeente en woningcorporaties (bij het vaststellen van deze regels is er nog geen vastgesteld convenant, daarom is nog geen formele verwijzing opgenomen).
Artikel 12- Persoonsgebonden budget woonvoorziening
Om te bewerkstelligen dat een via pgb betaalde woonvoorziening wordt uitgevoerd conform het programma van eisen en er aldus een adequate aanpassing wordt verstrekt is een aantal voorwaarden gesteld om de toegekende pgb ook daadwerkelijk uit te betalen. De voorwaarden moeten ook middels de beschikking aan de aanvrager worden bekendgemaakt. Het zijn immers de voorwaarden waaraan het besluit is gebonden. De volgende voorwaarden zijn van toepassing:
Toelichting bij Hoofdstuk 5. Vervoer
Artikel 13- Vervoersvoorziening als maatwerkvoorziening
Een vervoersvoorziening is een voorziening ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen (ongeveer 20 km of 6 zones in een straal rondom de woning). Een uitzondering is als er sprake is van een (dreigend) sociaal isolement, de gemeente moet dan ook overwegen of er een noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening voor vervoer buiten de regio. Óf de gemeente moet er zorg voor dragen dat er aansluiting is op het bovenregionaal vervoer. Hierbij valt de te denken aan het vervoer met de trein waarbij er begeleiding vanuit de NS geboden wordt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van Valys (buitenregionaal aangepast vervoer).
Uitgangspunt is dat een persoon met beperkingen in staat gesteld wordt deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer. Daarbij wordt uitgegaan van het 'normale leven van alledag' Bij de beoordeling van het verzoek zijn de volgende factoren van belang:
Bij het bestaan van vervoersondersteuningsvragen zal altijd eerst gekeken wordt of algemene voorzieningen daarvoor een snelle en eenvoudige oplossing kunnen bieden. Bij algemene voorzieningen kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een vrijwilliger die met iemand op pad gaat of de 55plus bus. Indien een algemene voorziening niet geschikt of beschikbaar is wordt gekeken of collectief vervoer de ondersteuningsvraag kan oplossen. Is dat ook niet het geval dan komen mogelijk maatwerkvoorzieningen in aanmerking. Ook combinaties van vervoersvoorzieningen zijn mogelijk.
Bij het bepalen van de noodzaak voor het gebruik van collectief vervoer wordt meegenomen welke specifieke eisen cq. behoeftes de client heeft ten aanzien van het collectief vervoer. Te denken valt aan het meenemen van een sociale dan wel medische begeleider, beenruimte, het meenemen van voorzieningen of bijvoorbeeld een hulphond.
Lid 2. Overige vervoersvoorzieningen
Om voor een maatwerkvoorziening voor de korte afstand in aanmerking te komen moeten allereerst de beperkingen en de vervoersbehoefte en de vervoersnoodzaak in kaart worden gebracht. Daarna wordt beoordeeld of algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals een brommer of fiets met hulpmotor de beperkingen in het vervoer kunnen oplossen. Zo ja dan zijn deze voorzieningen voorliggend op de Wmo. Zo nee dan is er mogelijk sprake van de noodzaak voor een maatwerkvoorziening. Mogelijke oplossingsrichtingen in het kader van de Wmo zijn een scootmobiel of een driewielfiets.
Hoofdstuk 6. Rolstoelvoorzieningen
Een rolstoel is een voorziening om het bestaande verplaatsingsprobleem in en om de woning te verminderen of op te heffen. Verplaatsen is vervoer over kleine afstanden, van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden meters.
Een persoon met een beperking kan voor een rolstoel in aanmerking komen wanneer:
Indien een client verzoekt om een rolstoel voor incidenteel gebruik wordt beoordeeld of er sprake is van noodzaak tot gebruik in het kader van activiteiten van alle dag. Er hoeft voor een rolstoel voor incidenteel gebruik geen sprake te zijn van dagelijkse noodzaak tot zittend verplaatsen.
Artikel 17- Sportvoorzieningen
Lid 1. Sportvoorziening is een bovenwettelijke voorziening.
Het betreft een pgb voor de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel dan wel een specifieke individuele voorziening voor aangepast sporten. Hierbij geldt dat de voorziening aangepast moet zijn op de belanghebbende. Het kan derhalve geen voorziening betreffen voor gezamenlijk gebruik of een voorziening die ook een niet-gehandicapte zou hebben aangeschaft voor sportbeoefening.
Als eerste voorwaarde wordt gesteld dat de cliënt aantoonbaar lid is van een sportvereniging en de gevraagde voorziening noodzakelijk is voor de sportbeoefening.
In de gesprekken die consulenten voeren over een sportvoorziening moet nagegaan worden in hoeverre bij betreffende gehandicaptensportvereniging de mogelijkheid geschapen kan worden een sportrolstoel te lenen. Dit kan nuttig zijn om uit te proberen of een bepaalde sport die aantrekkelijk lijkt wel bij iemand past. Zo wordt voorkomen dat een aangeschafte sportrolstoel uiteindelijk niet of nauwelijks gebruikt wordt. Een recreatieve vereniging wordt niet gezien als een sportvereniging en een lidmaatschap van een dergelijke vereniging is dan ook niet voldoende om voor een sportvoorziening in aanmerking te komen.
Als tweede voorwaarde wordt gesteld dat de cliënt kan aantonen dat hij de sportvoorziening nodig heeft om te kunnen participeren. Er zijn bij veel cliënten meerdere mogelijkheden om te kunnen participeren waarvan de gekozen sport er een van kan zijn maar niet persee de beste dan wel goedkoopste manier om te kunnen participeren. Op basis van deze voorwaarde wordt samen met de cliënt afgewogen welke participatiemogelijkheden er zijn en kan daaruit de beste en goedkoopste worden gekozen.
Artikel 18- Vormen van begeleiding
Voor een goede afweging in welke situaties ondersteuning van een cliënt door een niet-professional kan worden beschouwd als voorliggend danwel wanneer ondersteuning in de vorm van een algemene voorziening of maatwerkvoorziening nodig is wordt de belastbaarheid van de mantelzorger beoordeeld. Bij (dreigende) overbelasting is inzet van een ondersteunende voorziening gewenst.
Artikel 20- Individuele ondersteuning
Lid 1. Individuele ondersteuning
De individuele ondersteuning kan plaatsvinden in de vorm van de volgende activiteiten:
De 5% persoonlijke verzorging die uit de AWBZ overkomt naar gemeenten, noemen wij geen ‘persoonlijke verzorging’ maar laten wij vallen onder de ‘individuele ondersteuning’ en is vervat in de te behalen doelen binnen het ondersteuningsgebied zelfzorg.
Lichte Ondersteuning betreft het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het uitvoeren van regie en/of het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen.
Lichte ondersteuning is mogelijk voor verschillende ondersteuningsgebieden waaronder die van het huishouden betreffen, zoals ondersteuning bij zelfzorg, bij post en eenvoudige administratie en bij het onderhouden van sociale contacten. De volgende kenmerken zijn van toepassing:
Gericht op overnemen regie huishouden: te denken aan: wanneer moet er wat gebeuren, licht aansturing in huishoudelijke taken, bestellen van boodschappen en organiseren van maaltijdvoorziening, verzorgen van materialen, aanbrengen van structuur in het huishouden en behouden van overzicht, planning in de week, aansturen in initiatief, bewaken van hygiëne.
Lid 3. Middelzware ondersteuning
Bij middelzware ondersteuning wordt van de ondersteuner methodisch handelen verwacht; hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een doel conform ondersteuningsplan. Het te behalen doel kan zijn (gedeeltelijk) herstel, behoud of vertraging in mogelijke achteruitgang van de zelfredzaamheid.
Zware ondersteuning wordt ingezet in de meest complexe situaties. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan:
In de praktijk blijkt dat veel ondersteuningsvragen zich het beste laten vertalen naar combinaties van lichte, middelzware en zware ondersteuning. Zo kan het voorkomen dat een cliënt in relatiemanagement grote gedragsproblemen laat zien waar middelzware of zware ondersteuning voor nodig is terwijl bij het huishouden, de administratie en de zelfzorg lichte ondersteuning toegepast kan worden. Door slimme combinaties kan een aanbod op maat geregeld worden. Of een cliënt die elke week ondersteuning nodig heeft, maar voldoende heeft aan elke week lichte ondersteuning en éénmaal per maand zware ondersteuning.
Artikel 21- Groepsgerichte Ondersteuning
De indeling van groepsgerichte ondersteuning wordt aangegeven in het onderstaande schema:
De verdeling tussen licht, midden en zwaar is vrijwel identiek met de verdeling bij ondersteuning individueel. Er ontstaan op deze wijze 6 vormen van groeps ondersteuning. De dagbestedingsvormen zijn gericht op activeren en kunnen een belangrijke schakel zijn richting (betaalde) arbeid. De mate van zwaarte wordt bij deze groeps ondersteuningsvorm bepaald door de mogelijkheden van de cliënt om te leren dan wel door de mate van complexiteit van de aandoening en beperkingen en eventueel bijbehorende gedragsproblemen.
De dagopvangsvormen zijn meer gericht op onderhoud van activiteiten en het bieden van een zinvolle daginvulling. De mate van zwaarte wordt in deze ondersteuningsvorm bepaald door de complexiteit van de aandoening en beperkingen en eventueel bijbehorende gedragsproblemen.
De consulent bepaalt in overleg met de cliënt en betrokkenen welke vorm van groepsondersteuning het beste past.
Groepsondersteuningen zijn onderling niet te combineren. Wel kan op den duur de keuze veranderen van de ene vorm van groepsondersteuning naar de andere. Het combineren van individuele ondersteuning en groepsondersteuning is wel mogelijk. Anders dan bij de AWBZ wordt groepsondersteuning niet als voorliggend gezien op individuele ondersteuning. Wel zal door de Wmo consulent bekeken worden of nodige individuele ondersteuning binnen de groepsondersteuning gegeven kan worden.
Artikel 22- Vervoer van en naar groepsgerichte ondersteuning
Toelichting bij hoofdstuk 8. Logeeropvang
In situaties waarin de huisgenoot, partner, ouder, externe mantelzorger die de dagelijkse zorg biedt, daartoe niet in staat is wegens (dreigende) overbelasting bestaat er een mogelijkheid om logeeropvang in te zetten.
De Wmo consulent gaat met de cliënt en/of mantelzorger die de zorg verleent in gesprek en bekijkt de mogelijkheden om de overbelasting op te heffen bijvoorbeeld door een betere verdeling van de zorg in het eigen netwerk of door inzet van voorliggende voorzieningen. Als dit onvoldoende oplossing biedt, kan een indicatie voor logeeropvag worden gesteld, waarin de zorgtaken periodiek worden overgenomen. De mantelzorger heeft dan tijd om op adem te komen.
Logeeropvang is vooral preventief bedoeld: een indicatie voor logeeropvang heeft tot doel om
overbelasting bij mantelzorgers te voorkomen of te verminderen, zodat zij de zorg bij de cliënt thuis vol kunnen houden en (veel duurdere) opname in een intramurale instelling wordt voorkomen, of op zijn minst uitgesteld.
NB: Het gaat hier niet om acute opname in crisissituaties, maar om structurele verlichting in situaties van aanhoudende mantelzorg.
Logeeropvang dient, zoals gezegd, met name als respijtzorg en als preventie voor opname. Daarnaast zou het een meerwaarde kunnen hebben voor de cliënt die wordt opgevangen. Bijvoorbeeld voor het contact met lotgenoten, het oefenen met uit huis zijn of zelfstandigheidstraining.
Toelichting bij Hoofdstuk 9. Persoonsgebonden budget
Artikel 25- Soorten persoonsgebonden budget (pgb)
Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt als een maatwerkvoorziening nodig is. Dat betekent dat bij algemene voorzieningen (vaak lichte, niet complexe zorg) geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.
In de wet zijn de volgende voorwaarden voor inzet van een persoonsgebonden budget vastgelegd (Wmo, art. 2.3.6, lid 2):
Een wettelijke voorwaarde is dat de cliënt, hiermee wordt in het vervolg bedoeld de cliënt zelf, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger, naar het oordeel van college voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en tot een verantwoorde uitvoering van de aan een pgb verbonden taken. Deze wettelijke bepalingen worden als volgt getoetst:
Een wettelijke voorwaarde is dat de diensten, hulpmiddelen, woonvoorzieningen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit zijn. In de nadere regels is bepaald dat deze kwaliteitseisen bij inkoop van een professionele aanbieder gelijk zijn aan de kwaliteitseisen die conform contract gesteld worden aan voorzieningen in natura. Deze wettelijke bepaling wordt als volgt getoetst:
Artikel 30- Uitsluitingsgronden persoonsgebonden budget
Onderstaande situaties kunnen reden zijn om aan te nemen dat een cliënt problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget:
Beoordeeld moet worden of een cliënt dusdanig in de financiële problemen zit, dat bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget de verwachting bestaat dat het al dan niet met opzet verkeerd gebruikt kan worden. Immers zal verstrekking van een pgb in dergelijke situaties tot vergroting van de problematiek leiden. Een belangrijk aspect bij deze problematiek is de aanwezigheid van een financiële bewindvoerder. Is er een financiële bewindvoerder aanwezig dan kan een persoonsgebonden budget toch een optie zijn.
Overige situaties waarin een persoonsgebonden veelal niet wordt ingezet zijn:
Bij aanvragers met een zeer progressief ziektebeeld staat meestal al op voorhand vast dat het geïndiceerde hulpmiddel dan wel de aanpassing/dienst binnen korte tijd vervangen, aangepast dan wel beëindigd moet worden. Verstrekking van een pgb maakt snelle aanpassing aan dergelijke situaties niet mogelijk en werkt kostenverhogend. In nauw overleg met aanvrager wordt beoordeeld of het pgb moet worden afgewezen of dat er zwaarwegende redenen zijn om toch een pgb te verstrekken.
- Hulpmiddel dan wel aanpassingen voor kinderen
Door lichamelijke groei zijn veel hulpmiddelen en aanpassingen voor kinderen slechts kortdurend bruikbaar. Snelle en efficiënte aanpassing of vervanging is dan nodig. Verstrekking van een pgb werkt in dergelijke situaties vertragend en kostenverhogend.
Artikel 32- Periode persoonsgebonden budget
Indien er een noodzaak is een persoonsgebonden budget te beëindigen, dient verhoudingsgewijs terugbetaald te worden. Er is een aantal situaties denkbaar:
De cliënt komt te overlijden. Indien er sprake is van een pgb voor individuele ondersteuning wordt deze uitbetaald t/m de dag van overlijden. Het teveel aan verstrekte pgb wordt dan teruggevorderd. Indien er een partner achterblijft wordt het pgb nog 1 maand ongewijzigd voortgezet. Na 1 maand wordt de situatie opnieuw beoordeeld en wordt gekeken of op naam van de partner een nieuwe indicatie afgegeven kan worden. Indien er sprake is van een pgb voor een hulpmiddel of een aanpassing dan wordt beoordeeld of deze voorziening kan worden hergebruikt en ingenomen.
De cliënt verhuist naar een AWBZ-instelling of naar een andere gemeente. Indien er sprake is van een pgb voor individuele ondersteuning wordt deze uitbetaald tot de dag van verhuizing. Het teveel aan verstrekte pgb wordt dan teruggevorderd. Indien er sprake is van een pgb voor een hulpmiddel of een aanpassing dan wordt beoordeeld of deze voorziening kan worden ingenomen en hergebruikt.
Toelichting bij Hoofdstuk 10. Eigen bijdragen
Artikel 33- Voor welke voorziening geldt een eigen bijdrage?
Voor algemene voorziening kunnen aanbieders aan cliënten een bijdrage vragen. Dit is een specifieke bijdrage die los staat van de eigen bijdrage systematiek; de belangrijkste daarvan, schoonmaakondersteuning, staat beschreven in hoofdstuk 3.
Artikel 34- Omvang en duur van eigen bijdragen
In het landelijk vastgestelde Uitvoeringsbesluit Wmo worden in hoofdstuk 3 regels gegeven voor de omvang en duur van de eigen bijdrage. Het CAK voert de eigen bijdrage systematiek uit. Op de website van het CAK zijn de precieze bedragen van de eigen bijdrage beschreven. Deze zijn afhankelijk van iemands inkomen, de soort ondersteuning en ze kunnen geïndexeerd worden. De Wmo-consulenten zullen in hun gesprekken de cliënten wijzen op het systeem van een eigen bijdrage, zodat dit voor hen geen verrassing kan zijn.
Toelichting bij hoofdstuk 11. Beschermd wonen
Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening (tot 2015 ZZP GGZ categorie C). Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermde woonomgeving centraal staat.
Onder beschermd wonen wordt in de wet verstaan:
Voor het bieden van beschermd wonen kan aanleiding bestaan indien iemand er vanwege psychisch problematiek niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder direct nabijheid van 24 uur per dag toezicht of ondersteuning.
Tot 2015 wonen veel mensen die zich vanwege psychische problemen niet zelfstandig kunnen handhaven in regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW).
De 43 centrumgemeenten worden verantwoordelijk voor beschermd wonen. De regie voor plaatsing van cliënten ligt bij de centrumgemeenten. Gemeente Veenendaal mandateert dit aan gemeente Amersfoort.
Toelichting bij Hoofdstuk 14. Overige bepalingen
Cliënten die met ingang van 1 januari 2015 een beroep doen op ondersteuning voor eenvoudige huishoudelijke werkzaamheden zijn aangewezen op een algemene voorziening voor schoonmaakondersteuning. In overeenstemming met de zorgaanbieders is vastgelegd dat de cliënten die op 31 december 2014 een voorziening voor huishoudelijke ondersteuning 1 (HO1) ontvangen, hun rechten op grond van de bestaande Verordening behouden tot en met 18 september 2015.
In de periode tussen inwerkingtreding van het Besluit nadere regels Maatschappelijke Ondersteuning en 1 januari 2015 geldt het volgende: