Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2015 |
Citeertitel | Verordening Wmo 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 en de Verordening begeleidingscommissie maatschappelijke ondersteuning.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2018 | Nieuwe regeling | 16-10-2014 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Als cliënten te maken hebben met meervoudige domeinoverstijgende problematiek op hetterrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet zorgt het college voor een goede afstemming van de ondersteuning.
Artikel 1.5. Fraudepreventiebeleid
Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college cliënten informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening dan wel persoonsgebonden budget zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.
Hoofdstuk 2 De aanvraag procedure
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen, de cliënt en zijn mantelzorger(s):
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Een cliënt kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Dit kan door dit aan te geven op het verslag of door een aanvraagformulier in te vullen.
Artikel 2.7. Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag of melding om een maatwerkvoorziening. De cliënt en zonodig zijn huisgenoten moeten aan die onderzoek meewerken.
Artikel 2.10. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a en e, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Hoofdstuk 5 De kwaliteit van de voorzieningen
Artikel 5.2. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
Hoofdstuk 6. Gebruikelijke zorg
Artikel 6.1. Gebruikelijke zorg bij huisgenoten
Ten aanzien van gebruikelijke zorg geldt dat:
een 18-23 jarige verondersteld wordt een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren, waarbij de volgende taken te onderscheiden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen, te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week;
van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Als in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd kan, indien nodig, hulp voor de zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend.
Hoofdstuk 7. Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen
Artikel 7.1. Hulp bij het voeren van een huishouden
De maatwerkvoorziening gericht op hulp bij het voeren van een huishouden geeft hulp bij het:
thuis te beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften en schone en draagbare kleding. Dit geldt ten aanzien van het doen van boodschappen voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, toiletartikelen en het bereiden en aanreiken van maaltijden, maar ook het wassen, drogen, strijken en opruimen van de was;
Artikel 7.1.1. Richtlijnen voor woonvoorzieningen
De eigenaar of bewoner, die een persoonsgebonden budget in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen, waarvan het bedrag hoger is dan het bedrag zoals genoemd in het Besluit, en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereed melding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het College hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient, geheel of gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald, tot maximaal het door de gemeente betaalde bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen.
Artikel 7.3.1. Richtlijnen voor vervoersvoorzieningen
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt bij het vaststellen van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich op grond van individuele omstandigheden een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de cliënt zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Artikel 7.4. Hulp bij de mogelijkheid om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan (participatie)
Artikel 8.2 Gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.
Deze verordening is een uitwerking van het beleidsplan Wmo. Hij geeft nadere regels die nodig zijn om het geformuleerde beleid te vertalen in de uitvoering daarvan. Een uitvoering die cliëntvriendelijk, doelgericht en toetsbaar is aan het beleid.
Dit is een van de redenen waarom de gemeente Breda kiest voor een verordening die zo compleet mogelijk de rechten en plichten van zowel de cliënt, de aanbieders van voorzieningen en de gemeente beschrijft.
De andere reden is dat de gemeente open en toegankelijk deze rechten en plichten voor iedereen beschikbaar wil maken. De brede werking die de Wmo heeft brengt met zich mee dat het belangrijk is dat mensen zelf een beeld kunnen vormen van de (wettelijke) mogelijkheden die er zijn aan maatschappelijke ondersteuning. Voorkomen moet worden dat mensen op grond van een verkeerd beeld daarvan op ondersteuning rekenen die zij juist zelf zouden moeten organiseren. Deze verordening wil daarbij door zijn vormgeving een hulpmiddel zijn.
Doordat de verordening gedetailleerd is zal het vaker nodig zijn om hem aan te passen aan ontwikkelingen in de maatschappij en uitvoering. Dit geldt ook voor het beleidsplan. Deze periodieke actualisatie sluit goed aan bij de gewenste betrokkenheid van de gemeenteraad bij de uitvoering van het Wmo-beleid.
De gedetailleerdheid van de verordening brengt ook met zich mee dat het vaker nodig zal zijn om van de verordening af te wijken. Dat zal nodig zijn omdat bij de uitvoering van de Wmo als algemeen uitgangspunt geldt dat maatwerk voor op staat. Vooral de bepalingen in hoofdstuk zes hebben meer het karakter van richtlijnen dan strikt wettelijke regels.
De verordening is een uitwerking van het Beleidsplan Wmo 2015 dat tegelijk met deze verordening is vastgesteld.
Het Beleidsplan Wmo 2015 en dus ook deze verordening leggen veel bevoegdheden bij de raad. De feitelijke uitvoering van het beleid zal natuurlijk namens het college gedaan worden door ambtenaren of andere deskundigen. In het Beleidsplan Wmo 2015 is de organisatie van de uitvoering geschetst.
De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per verordening de regels moet vast stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de verordening moet in ieder geval bepaald worden:
hoe inwoners, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg;
of de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen ook als de cliënt de voorziening zelf inkoopt met een persoonsgebonden budget anders bepaald wordt. Daarbij kan ook worden bepaald dat op de bijdrage een korting wordt gegeven voor personen die behoren tot daarbij aan te wijzen groepen en dat de bijdrage afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot;
of aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, en vaststellen welke de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot de financiële draagkracht;
In deze verordening is er naar gestreefd al deze onderwerpen te behandelen en het beleid te vertalen in regels voor de uitvoering. Dit althans voor zover onderwerpen niet opgenomen zijn in een andere gemeentelijke verordening of ervoor gekozen is om geen regeling in de verordening op te nemen. Deze keuzes zijn toegelicht in het Beleidsplan Wmo 2015.
Mede op verzoek van de klankbordgroep Wmo is er uitdrukkelijk voor gekozen om de rechten en plichten van cliënten, aanbieders en gemeente zo helder mogelijk te verwoorden.
Tot slot van deze inleiding is het goed om nogmaals te benadrukken dat de uitvoering van de Wmo echt maatwerk vraagt. In de uitvoering tijdrovend en kostbaar maar de opbrengst is dat zeker waard, het gaat immers steeds om kwetsbare mensen die hulp vragen en op weg geholpen moeten worden om weer zelf de regie te nemen over hun leven.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Alleen de belangrijkste begrippen die gebruikt worden in de verordening zijn hier opgenomen. Voor alle begrippen in de verordening geldt dat de omschrijving aansluit bij die van de wet zelf.
Waar in de verordening over cliënt gesproken wordt moet steeds ook gelezen worden zijn of haar vertegenwoordiger.
De definitie van het plan sluit aan bij die van de Wmo. In de praktijk zal het plan in eerste instantie overeenkomen met het gespreksverslag of het aangevulde plan dat de cliënt zelf heeft opgesteld. Dit plan is ook de basis van de beschikking als er na het gesprek een aanvraag volgt. In het traject daarna wordt het plan aangevuld met informatie over de uitvoering en de voortgang.
Het besluit bevat nadere gedetailleerde regels voor de uitvoering.
Artikel 1.3 Cliëntparticipatie
Het college vindt het erg belangrijk om cliënten of hun vertegenwoordigers te betrekken bij het beleid en de uitvoering van de Wmo. Om dit tot uiting te brengen is het artikel waarin de cliëntenparticipatie geregeld wordt aan het begin van de verordening geplaatst.
Bepaald is dat de Klankbordgroep Wmo als formele vertegenwoordiger van de cliënten optreedt.
Artikel 1.5. Fraudepreventiebeleid
Dit geldt ook voor het fraudepreventiebeleid. Daarom is ook dit artikel almeteen vooraan de verordening geplaatst. Aangesloten is bij het algemene gemeentelijke fraudebeleid.
Artikel 2.1. Melding hulpvraag
Formeel wordt de hulpvraag bij het college gedaan, feitelijk wordt de toegang zo breed mogelijk ingericht zodat hulpvragen op een eenvoudige manier gedaan kunnen worden en doorgeleid worden naar de wijkteams.
Er zijn geen eisen aan de vorm gesteld waarop een hulpvraag moet worden ingediend.
De ontvangst van een hulpvraag of melding wordt altijd schriftelijk bevestigd omdat dan de wettelijke termijn gaat lopen waar binnen het gesprek plaats moet vinden en eventueel een besluit genomen moet worden.
De in het derde lid genoemde spoedeisende gevallen zijn de situaties zoals bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet.
De aanvraagprocedure ziet in schema als volgt uit:
Artikel 2.2. Cliëntondersteuning
De cliëntondersteuning is kosteloos. Als een cliënt een eigen ondersteuner wil meenemen kan dat natuurlijk. Maar daarvoor kan geen vergoeding verstrekt worden. Het college zorgt immers voor een goede onafhankelijke ondersteuning.
Het is belangrijk dat de cliënt en zijn mantelzorger voor het gesprek geïnformeerd worden over deze mogelijkheid.
De cliëntondersteuning moet van voldoende kwaliteit zijn om de cliënt ook echt te kunnen ondersteunen. Belangrijk daarbij is dat hij bijdraagt aan de zelfredzaamheid en afhankelijkheid tegengaat. MEE is hiervan een belangrijke aanbieder.
Artikel 2.3. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
Het college stelt altijd een vooronderzoek in waarbij gegevens die al bekend zijn al vast verzameld worden. Dit om te voorkomen dat iemand telkens al bekende gegevens opnieuw moet aanleveren.
Tegelijkertijd kan de cliënt, die zelf een plan wil maken dit opstellen. In de wet is geregeld dat hier slechts 7 dagen voor beschikbaar zijn. Wij leggen dit uit als 7 werkdagen waardoor maximale ruimte ontstaat voor het maken van het plan.
Uiteraard kan het vooronderzoek achterwege blijven als de situatie voldoende bekend is bij het college.
Bij het gesprek moet als uitgangspunt altijd ook de mantelzorger (of mantelzorgers) aanwezig zijn. Het gesprek is de kern waar een succesvolle uitvoering van de Wmo van afhangt. Daarom is hier uitgebreid beschreven wat zoal in het gesprek aan de orde zal moeten komen.
Onderdeel van het gesprek is het vaststellen van de draagkracht van de mantelzorger.
In het gesprek wordt de hele situatie van de cliënt en zijn sociaal netwerk geïnventariseerd.
Samen met de cliënt wordt nagegaan welke oplossingen er zijn om de hulpvraag te beantwoorden. Deze oplossingen kunnen gevonden worden in allerlei voorzieningen die de gemeente, het Rijk of instellingen/organisaties aanbieden. Denk hierbij aan het aanbod van algemene voorzieningen als maaltijdvoorzieningen, sociale alarmering, boodschappendienst, aanbod van buurtactiviteiten, maatschappelijk werk, begeleiding door vrijwilligers voor bijvoorbeeld het leren op orde brengen van de financiële administratie, etc. Denk aan de voorzieningen vanuit allerlei wetgeving.
De hulpvraag en de oplossingen kunnen dus veel breder zijn dan het aanbod van de individuele voorzieningen vanuit de gemeente. Als een van de oplossingen een maatwerkvoorziening is kan dat leiden tot een verstrekking daarvan.
Het gesprek is voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de Wmo de logische start. Wie door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al bekend is kan wellicht de fase van het gesprek overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.
Tijdens het gesprek wordt een complete inventarisatie gemaakt, met aandacht voor:
Speciale aandacht gaat uit naar de mantelzorger(s). Als er sprake is van een meer dan gebruikelijke belasting wordt individueel de belastbaarheid vastgesteld en opgenomen in het verslag.
Als de situatie van de cliënt voldoende bekend is bij het college hoeft natuurlijk geen gesprek gehouden te worden en kan een aanvraag meteen in behandeling genomen worden .
De cliënt kan op het verslag aangeven dat hij een aanvraag indient; er hoeft dan geen apart formulier ingevuld te worden. Het verslag is onderdeel van het persoonlijk plan, waar in de beschikking naar verwezen kan worden.
In situaties dat er geen gesprek is gehouden kan de aanvraag rechtstreeks ingediend worden door een aanvraagformulier in te vullen.
Artikel 2.7. Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening
Aan de hand van het verslag wordt de aanvraag beoordeeld op basis van de wettelijke criteria. In dit artikel is ook aangegeven wanneer een vervangende maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wanneer eren voorziening zonder meer niet verstrekt wordt.
Als voorliggende voorzieningen zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen genoemd en algemene voorzieningen. Voorbeelden hiervan zijn mengkranen, douchestangen, etc. respectievelijk het maatschappelijke werk, een steunpunt mantelzorg, etc.
Het college kan zich aanvullend laten adviseren. Cliënten zullen mee moeten werken aan zo’n onderzoek.
Artikel 2.9. Inhoud beschikking
In de beschikking wordt aangegeven wat het beoogde resultaat is van het verstrekken van de maatwerkvoorziening. De voorziening zelf wordt in algemene bewoordingen beschreven opdat de cliënt samen met de aanbieder ruimte heeft om de precieze invulling af te spreken.
Als de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb verstrekt wordt zullen ook de kwaliteitseisen beschreven zodat die in de beschikking vastliggen. In de beschikking kan verwezen worden naar het individuele plan en het budgetplan als het gaat om een pgb.
Als aan alle wettelijke voorwaarden voldaan is kan een pgb niet geweigerd worden. De motivering waarvan sprake is mag niet getoetst worden. Hij is slechts van belang om aan te tonen dat het de beslissing van de cliënt zelf is om het pgb aan te vragen.
Het tweede lid geeft aan dat het in beginsel niet mogelijk is om achteraf kosten te declareren.
Het plan dat in lid drie genoemd wordt is het budgetplan waarin de cliënt aangeeft waar het budget aan besteed wordt.
Het pgb is gemaximeerd tot de kostprijs van een gelijkwaardige maatwerkvoorziening in natura. In het besluit is de hoogte van het pgb nader uitgewerkt waarbij een onderscheid is gemaakt tussen hulp door een professional werkend bij een instelling, een zzp’r en een betaalde kracht uit het sociaal netwerk. Dit onderscheid is gebaseerd op een andere verhouding tussen kostprijs en overheadkosten.
De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten
Als een pgb verstrekt wordt voor een hulpmiddel en een tweedehands voorziening aangeschaft wordt, wordt het pgb daar op afgestemd met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarover de voorziening technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.
Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. Dat betekent dat cliënten dan zelf moeten bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
Ook besteding van het pgb aan personen die deel uitmaken van het sociale netwerk is mogelijk. Dus ook aan mantelzorgers. In dat geval natuurlijk alleen als het niet om gebruikelijke hulp gaat. Deze mogelijkheid is beperkt tot situaties waarbij sprake is van substantiele inzet van de mantelzorger en deze daardoor inkomsten mist (door korter te gaan werken) of hogere kosten heeft om beschikbaar te zijn voor het verlenen van de betreffende hulp. Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen is minder goed denkbaar omdat het beoordelen van de kwaliteit lastig zal zijn (tenminste veilig, doeltreffend en cliëntgericht).
Tot slot is bepaald dat het pgb niet besteed mag worden aan tussenpersonen.
Keuzevrijheid is een belangrijk principe binnen de Wmo. Daarom is geregeld dat personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze hebben tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget (pgb). Het pgb is een middel om ervoor te zorgen dat de cliënt de meest optimale voorziening kan kiezen. Met het oog op hergebruik van (voor kortere tijd te verstrekken) voorzieningen streeft de gemeente overigens naar terughoudendheid bij het verstrekken van pgb’s voor rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen (voorkomen kapitaalvernietiging).
Gedacht moet worden aan de volgende situaties:
Kwaliteitsafspraken die de gemeente heeft gemaakt met leveranciers
Bij het leveren van de voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt, heeft de gemeente afspraken gemaakt met verschillende leveranciers die de voorzieningen in opdracht van de gemeente leveren. Hiermee is een goede kwaliteit van de voorziening gegarandeerd. Bij een persoonsgebonden budget is er vaak geen zicht op het kwaliteitsniveau van de leverancier die de cliënt kiest.
Serviceafspraken die de gemeente heeft gemaakt met leveranciers
Als de voorziening verstrekt wordt door een leverancier waarmee de gemeente afspraken heeft gemaakt, is er sprake van een gegarandeerd hoog serviceniveau. Bij een persoonsgebonden budget is het nog maar de vraag, of de leverancier die de cliënt heeft uitgezocht voldoende service verleent. Zo kan iemand die met pech komt te staan met een scootmobiel, als dat met de leverancier is afgesproken, na een telefoontje onmiddellijk geholpen worden. Bovendien kan de gemeente makkelijker de leverancier aanspreken waarmee afspraken zijn gemaakt als er problemen zijn met de voorziening. Bij een persoonsgebonden budget is dit niet mogelijk.
Prijs-/ Kortingsafspraken die de gemeente heeft gemaakt met leveranciers.
Doordat er garantie is dat er meerdere voorzieningen gedurende het hele jaar afgenomen worden bij de leverancier, kan de gemeente prijs-/ kortingsafspraken maken. Hierdoor zijn er door de jaren heen scherpe kortingsafspraken gemaakt.
Artikel 4.1. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen
De eigen bijdrage blijft gelijk aan de maximale bijdrage zoals die in het landelijk besluit is opgenomen. Net als voorheen zijn rolstoelen, deeltaxivervoer en vervoerskostenvoorziening uitgezonderd van een eigen bijdrage. Anders dan voorheen geldt voortaan dat een woningaanpassing voor minderjarigen een bijdrage verschuldigd is door de onderhoudsplichtige.
Artikel 5.1. Kwaliteitseisen van maatwerkvoorzieningen
De kwaliteitseisen zijn niet allemaal even objectief toetsbaar. Landelijke regelingen vervallen met de komst van de Wmo2015. De VNG heeft op zich genomen om voor gemeenten nieuwe standaarden te ontwikkelen. In afwachting daarvan zijn deze eisen nu al opgenomen in de verordening. Zodra de nieuwe regelingen vanuit de VNG beschikbaar komen zal daarbij aangesloten worden.
Daarnaast is het college voortdurend in overleg met aanbieders en cliënten om nieuwe kwaliteitsstandaarden te ontwikkelen en bestaande te verbeteren.
Artikel 5.2. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorzieningen door derden
Het college wil uitdrukkelijk niet alleen kijken naar de laagste prijs voor de uitvoering van de maatwerkvoorzieningen. Daarom zijn in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening wil houden. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden.
Artikel 5.3. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
In dit artikel is bepaald dat aanbieders elke calamiteit die zich bij de verstrekking van een voorziening voor heeft gedaan en elke vorm van geweld bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk moet melden aan de toezichthoudend ambtenaar.
Er is geen speciale regeling voor ontwikkeld; de betreffende ambtenaar kan naar bevind van zaken handelen en adviseert vervolgens het college over eventueel te zetten stappen.
De gemeente is op grond van de Algemene wet bestuursrecht al verplicht een klachtenregeling te hebben voor klachten over het personeel.
Daarnaast is in dit artikel bepaald dat voor alle aanbieders die maatwerkvoorzieningen leveren geldt dat zij een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten moeten hebben. Het college kiest er dus niet voor om dit alleen voor bepaalde voorzieningen vast te leggen.
Cliënten moeten kunnen klagen over alles wat hen niet aanstaat in de manier waarop zij zich bejegend voelen door de aanbieder. Het kan bijvoorbeeld gaan over de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning (in verband met de deskundigheid van de medewerker of een bepaalde houding of uitlating, gebrekkige communicatie of (on)bereikbaarheid van de aanbieder).
Het ligt voor de hand dat cliënten die zich benadeeld voelen zo veel mogelijk deze klacht eerst bij de betreffende aanbieder deponeren. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de aanbieder de klacht snel in behandeling neemt en de klacht ook snel afhandelt. Daar waar de afhandeling niet naar wens is, staat de weg naar de gemeente voor het indienen van de klacht open.
Artikel 5.5. Medezeggenschap bij aanbieders van maatwerk voorzieningen
In het eerste lid is bepaald dat aanbieders een regeling voor medezeggenschap moeten hebben voor alle besluiten die voor de gebruikers van belang zijn.
Dit omdat dit niet langer geregeld is vanuit de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.
In overleg met de Klankbordgroep Wmo is deze regeling opgenomen. Dit maakt het mogelijk om van geval tot geval te beoordelen hoe de waardering het beste tot uitdrukking gebracht kan worden. De aandacht gaat daarbij niet alleen uit naar mantelzorgers die via het gesprek in beeld zijn maar ook mantelzorgers die geen contact met de gemeente of de wijkteams hebben.
Het hoeft uitdrukkelijk niet om een jaarlijks terugkerend gebaar te gaan. In overleg met de mantelzorger kan het ook om een eenmalig of juist frequenter gebaar gaan. Het staat het college vrij om hiernaast een bijeenkomst te organiseren voor mantelzorgers of een speciale groep van mantelzorgers.
Hoofdstuk 6.1. Gebruikelijke zorg
In dit hoofdstuk is een omschrijving gegeven van wat verstaan wordt onder gebruikelijke zorg in een aantal situaties.
Er kunnen zich situaties voordoen dat huisgenoten geen gebruikelijke zorg kunnen of willen leveren. In schrijnende gevallen kan dan toch een maatwerkvoorziening verstrekt worden. Dit kan ook een pgb zijn, alleen niet als daarmee alsnog zorg ingekocht zou worden bij een van de huisgenoten. In dat geval kan alleen zorg in natura ingezet worden.
Hoofdstuk 7 Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen
In dit hoofdstuk enkele voorbeelden van maatwerkvoorzieningen. Deze zijn opgenomen om bestaande beleidskeuzes niet verloren te laten gaan bij de invoering van de Wmo 2015.
Onder huishoudelijke verzorging wordt verstaan hulp bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon of van de leefeenheid. Huishoudelijke verzorging kan ook aan mantelzorgers geboden worden die tijdelijk hun taken niet kunnen doen. Dit heet “respijtzorg”.
Onder woonvoorziening wordt elke voorziening verstaan die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een cliënt bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt. Bij ingrepen van bouwkundige of woon technische aard in of aan de woonruimte wordt een voorziening pas als woonvoorziening wordt aangemerkt als de voorziening:
Onder uitraasruimte wordt een verblijfsruimte verstaan waarin een cliënt die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen.
Het beleid met betrekking tot het verlenen van woonvoorzieningen is er op gericht optimaal van de mogelijkheden van de lokale/ regionale woningmarkt gebruik te maken. Om deze reden verdient het verhuizen naar een aangepaste, of eenvoudiger aan te passen woning soms de voorkeur. Dit houdt in dat de woonruimte van de cliënt niet automatisch wordt aangepast als het normale gebruik van de woonruimte op grond van ergonomische beperkingen of problemen van de cliënt niet (meer) mogelijk is. Als het om een relatief dure aanpassing gaat, biedt de verordening de mogelijkheid te onderzoeken, of een al aangepaste of goedkoper aan te passen woning in de gemeente aanwezig is, in dat geval kan verhuizing naar die woning als woonvoorziening worden aangeboden.
Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de voorraad aangepaste woningen in de gemeente. In de verordening is de grens voor de afweging van het toepassen van het primaat van verhuizen neergelegd bij een vast bedrag. Dit bedrag is opgenomen in het Besluit. Dit bedrag is zodanig gekozen dat daarmee veel voorkomende woningaanpassingen voor een persoonsgebonden budget in aanmerking kunnen komen en het primaat dus alleen toegepast wordt als het om duurdere woningaanpassingen gaat.
Ook bij rolstoelen is hergebruik een belangrijk uitgangspunt van het beleid. Bij het verstrekken van rolstoelen wordt nooit een eigen bijdrage gevraagd.
Cliënten die geen gebruik kunnen maken van openbaar vervoer komen in aanmerking voor een vervoersvoorziening. Dit is op de eerste plaats het collectief aanvullend vervoer. Alleen in situaties waarin men geen gebruik kan maken van dit collectieve systeem kan een vervangende voorziening worden getroffen in de vorm van een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten of het aanpassen van de eigen auto.
Collectieve systemen of individuele persoonsgebonden vervoersbudgetten zijn vervoersvoorzieningen voor de (middel)lange afstand. Daarnaast kunnen cliënten voorzieningen nodig hebben voor het verplaatsen over een korte afstand, het doen van een boodschap, het bezoeken van een kennis in de buurt etc. Hier biedt noch een taxi, noch een collectief systeem uitkomst. Voor deze verplaatsingen kan een scootmobiel of een fiets in bijzondere uitvoering of een ander vervoermiddel verstrekt worden. Hoewel het primaat bij de vervoersvoorzieningen dus bij een collectief systeem is gelegd, zal in een aantal gevallen moeten worden onderzocht of er naast dat collectieve systeem niet andere voorzieningen, aanvullend daarop, noodzakelijk zijn. Voorbeelden daarvan zijn opgenomen in de verordening.
Voor een sportvoorziening komt men in aanmerking als sportbeoefening zonder sportvoorziening onmogelijk is door aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek en deze sportbeoefening van wezenlijk en noodzakelijk belang is voor het onderhouden van sociale contacten. Recreatieve activiteiten worden niet onder sport gerekend. Om deze reden wordt wel de eis gesteld dat men actief lid is van een sportvereniging. Er moet op gewezen worden dat bij veel sportverenigingen de mogelijkheid geschapen wordt een sportvoorziening te lenen om uit te proberen of een bepaalde sport die aantrekkelijk lijkt ook bij iemand past. Dit kan nuttig zijn om te voorkomen dat een aangeschafte sportvoorziening uiteindelijk niet of nauwelijks gebruikt wordt. Een sportvoorziening wordt uitsluitend als financiële tegemoetkoming verstrekt. In het bedrag is een deel als bijdrage in de aanschaf van een sportvoorziening bedoeld en een deel voor onderhoud. Topsport zal net als bij mensen zonder beperking vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Deze regeling is daar niet voor bedoeld. Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakelijk maken.
Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen; hardheidsclausule
Hoewel maatwerk voorop staat in de Wmo kunnen er altijd bepalingen zijn die in een situatie onbillijk uitpakken. Voor die gevallen is deze bepaling
Artikel 8.2. Gevallen waarin de verordening niet voorziet
Een soortgelijke bepaling als het vorige artikel. Alleen betreft dit geen afwijking maar voorzien in situaties die onvoorzien zijn bij het opstellen van deze verordening. Zo nodig zullen die leiden tot aanpassing van de verordening.
De mogelijkheid om aanvullend beleidsregels te formuleren is open gehouden, maar meer voor het geval dat, dan als beoogde aanvulling op de verordening. Het streven is om geen aanvullend e beleidsregels te maken en te volstaan met wat in deze verordening en het bijbehorende besluit is vastgelegd.
Artikel 8.4. Intrekken oude verordeningen
Naast de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 wordt ook de verordening begeleidingscommissie maatschappelijke ondersteuning ingetrokken. De taken worden overgenomen door de klankbordgroep Wmo.
Artikel 8.5.Overgangsbepalingen
In dit artikel zijn alleen de overgangsbepalingen opgenomen zoals die gelden voor cliënten die tot 2015 een voorziening op grond van de Wmo hadden en zullen houden.
De wet staat niet toe om deze rechten zomaar te beëindigen. Maar omdat in de uitvoering veel verandert zullen de komende jaren gebruikt worden om de bestaande toekenningen om te zetten in voorzieningen die aansluiten bij de nieuwe werkwijzen in de uitvoering van de Wmo 2015.
Om de vele veranderingen in de praktijk goed te kunnen volgen wordt het beleid voorlopig jaarlijks geëvalueerd.