ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als
afgestorven, met een stamomtrek van minimaal 100 centimeter op
1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het betreft boom in
publiek eigendom, geldt in afwijking van het in vorige zin
bepaalde een stamomtrek van 40 centimeter op 1,3 meter hoogte.
In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de
dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de
stamomtrek kleiner zijn dan 100 cm respectievelijk 40 cm op 1,3
meter boven het maaiveld, indien sprake is van:
- ·
een bijzonder waardevolle boom als bedoeld in artikel
5;
- ·
een houtopstand in het kader van een herplant- of
instandhoudingplicht als bedoeld in de artikelen 9 en
10. (Een houtopstand is hakhout, een houtwal of een of
meer bomen).
- b.
bijzonder waardevolle boom: bijzondere beschermwaardige boom met een relatief hoge leeftijd en
met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere
functie voor de omgeving.
- c.
vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20
procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van
kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als
ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige
ontsiering van de boom ten gevolge kunnen hebben.
- d.
rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse
deel van de boom.
- e.
kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het
bovengrondse deel van de boom.
- f.
kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam
met takstompen.
- g.
bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld
overeenkomstig artikel 1 lid 5 van de Boswet.
- h.
boomwaarde de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd
volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging
van Taxateurs van Bomen.
- i.
bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen
van voorgenomen bouw of aanleg voor de boom/ bomen, op basis van
landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.
- j.
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste
lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
ARTIKEL 2: Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag bomen te
vellen of te doen vellen.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen die
aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als
bedoeld in artikel 15 van de Boswet.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:
- a.
bomen die moeten worden geveld krachtens de
Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van
Burgemeester en Wethouders, zulks onverminderd het bepaalde
in de artikelen 9 en 10 van deze verordening.
- b.
het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het
reguliere onderhoud.
- c.
het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke
beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of
leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.
ARTIKEL 3: Aanvraag vergunning
- 1.
De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van
een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met
toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene
die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de
boom te beschikken.
- 2.
Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit aan Burgemeester en Wethouders een afschrift is
toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van
de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een
vergunningsaanvraag.
ARTIKEL 4: Criteria
- 1.
Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel
onder voorschriften verlenen.
- 2.
Een vergunning kan in elk geval worden geweigerd indien het belang
van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden
van behoud van de boom/ bomen:
- ·
natuur- en milieuwaarden;
- ·
landschappelijke waarden;
- ·
cultuurhistorische waarden;
- ·
waarden van stads- en dorpsschoon;
- ·
waarden voor recreatie en leefbaarheid.
- 3.
In beginsel wordt geen vergunning verleend voor bomen voorkomend op
de vastgestelde lijst van bijzonder waardevolle bomen, als bedoeld
in artikel 5, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de
openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke
situaties.
- 4.
In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd
is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora en faunawet, de
Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake
natuurbescherming.
- 5.
De beslissing op een aanvraag van een vergunning tot vellen kan
worden opgeschort als de aanvraag is ingediend in samenhang met de
realisatie van een ander vergunningplichtig werk, zolang op die
andere vergunningaanvraag niet is beslist.
- 6.
Een vergunning tot vellen kan worden geweigerd indien de
rechthebbende aanvrager van de vergunning tot vellen niet, of niet
tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of
anderszins waardevolle boom heeft aangemeld aan Burgemeester en
Wethouders.
- 7.
De Burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien
sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.
ARTIKEL 5: Bijzonder waardevolle bomen
- 1.
De gemeenteraad stelt tegelijk met deze verordening een lijst vast
met bijzonder waardevolle bomen als bedoeld in artikel 4, lid
3.
- 2.
De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen
voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de
landelijke Bomenstichting, aangevuld met lokale bijzonder
waardevolle bomen.
- 3.
De lijst met bijzonder waardevolle bomen kan indien nodig, iedere
vier jaar herzien en vastgesteld worden door het college van
Burgemeester en Wethouders.
- 4.
De lijst geeft aan om welke boomsoort het gaat en op welke locatie
de boom staat, bovendien verwijst de lijst naar een tekening waarop
de locatie van de boom nader is aangegeven.
- 5.
De eigenaar van een boom die vermeld staat op de lijst van bijzonder
waardevolle bomen is verplicht Burgemeester en Wethouders
onmiddellijk mededeling te doen van:
- ·
eigendomsoverdracht van de houtopstand;
- ·
het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de boom;
- ·
de dreiging dat de boom geheel of gedeeltelijk teniet kan
gaan.
- 6.
De gemeente geeft eigenaren van bijzonder waardevolle bomen de
mogelijkheid om het onderhoud ten behoeve van het duurzaam in stand
houden van de bijzonder waardevolle bomen door de gemeente uit te
laten voeren.
ARTIKEL 6: Procedure
- 1.
Van een aanvraag van een vergunning wordt overeenkomstig afdeling
3.4 Algemene wet bestuursrecht onverwijld na ontvangst kennis
gegeven in een lokaal huis-aan-huisblad en deze aanvraag wordt ter
inzage gelegd gedurende de in lid 2 bedoelde termijn.
- 2.
Een ieder kan gedurende twee weken vanaf de dag na de in lid 1
bedoelde bekendmaking zijn zienswijze geven.
- 3.
Van het besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt
onverwijld kennis gegeven in een huis-aan-huisblad onder
gelijktijdige verzending aan aanvrager. Bij deze kennisgeving wordt
de concrete datum van verzending aan de aanvrager genoemd als begin
van de bezwaartermijn van zes weken voor belanghebbenden.
ARTIKEL 7: Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften behoort het
standaardvoorschrift dat de vergunning pas van kracht wordt met ingang
van de dag na de dag waarop de verleende vergunning onherroepelijk is
geworden.
ARTIKEL 8: Vervaltermijn vergunning
- 1.
De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt van
rechtswege twee jaar na datum van onherroepelijk worden van het
besluit indien van de vergunning geen gebruik is gemaakt;
- 2.
Indien het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom
betreft, vervalt, in afwijking van lid 1, de vergunning een jaar na
datum van onherroepelijk worden van het besluit, indien van de
vergunning niet voor alle bomen gebruik is gemaakt, ook als in fasen
geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.
- 3.
Indien sprake is van een vergunningsvoorschrift als bedoeld in
artikel 9, lid 4 van deze verordening vangt de in lid 1 en 2
bedoelde termijn aan vanaf de dag waarop de in het voorschrift
genoemde andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures
onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële
voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
ARTIKEL 9: Bijzondere vergunningsvoorschriften
- 1.
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het
voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door
het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.
- 2.
Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een
vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift
dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk
herplantfonds.
- 3.
In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald
binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen
herplant moet worden vervangen.
- 4.
Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het
voorschrift behoren dat pas tot vellen van de boom/ bomen op en bij
bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of
reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of
ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de
feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd
is.
- 5.
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren
aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en
voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende
flora en fauna.
- 6.
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift
behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in
geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.
- 7.
Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit
artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan
te voldoen.
ARTIKEL 10: Herplant-/instandhoudingsplicht
- 1.
Indien in strijd met artikel 2, lid 1 van deze verordening
houtopstand is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan,
zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd aan de zakelijk gerechtigde
tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene
die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is,
de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te
geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
- 2.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan
kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant
en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden
vervangen.
- 3.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze
afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden
bedreigd, kunnen Burgemeester en Wethouders aan de zakelijk
gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel
aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen
bevoegd is, de verplichting opleggen om:
- ·
overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een
door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen,
waardoor die bedreiging wordt weggenomen;
- ·
een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden
binnen een door hen te stellen termijn..
- 4.
Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in
dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht
daaraan te voldoen.
ARTIKEL 11: Schadevergoeding
Burgemeester en Wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding
bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17,
juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.
ARTIKEL 12: Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt
vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en
heggen.
ARTIKEL 13: Bestrijding van iepenziekte
- 1.
Dit artikel verstaat onder:
- a.
iepenziekte: de aantasting van iepen door de schimmel
Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn.
Ceratocystis ulmi
(Buism.) C. Moreau);
- b.
iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium,
behorende tot de soorten Scolytus
scolytus (F.) en
Scolytus
multistratus (Marsch) en Scolytus
pygmaeus.
- 2.
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders gevaar opleveren van
verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de
iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door
Burgemeester en Wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij
aanschrijving vast te stellen termijn:
- a.
indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
- b.
de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te
vernietigen;
- c.
de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of
zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte
wordt voorkomen.
- 3.
a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in
voorraad te hebben of te vervoeren;
- b.
het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast
iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4
centimeter;
- c.
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het onder a. van dit lid gestelde verbod.
- 4.
Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving
biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de
noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van
aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden
verricht.
ARTIKEL 14: Bescherming publieke houtopstand
- 1.
Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:
- ·
te beschadigen, te bekladden of te beplakken;
- ·
daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente
opgedragen boomverzorgende taken.
- 2.
Het is verboden om zonder vergunning van het college van
Burgemeester en Wethouders één of meer voorwerpen in of aan een
publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen.
ARTIKEL 15: Strafbepaling
- 1.
Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, vijfde en
zesde lid, artikel 5 vierde lid, artikel 7, artikel 8 eerste en
tweede lid, artikel 9 eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde,
zevende, achtste lid, artikel 10 eerste, tweede, derde en vijfde
lid, artikel 13 tweede, derde en vierde lid en artikel 14 eerste en
tweede lid is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als
bedoeld in artikel 10 derde lid is opgelegd, alsmede diens
rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.
- 2.
Overtreding van artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift
onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid,
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of
geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke
beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de
strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de
boomwaarde.
ARTIKEL 16: Opsporing
Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn
behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van
strafvordering, belast de daartoe door Burgemeester en Wethouders
aangewezen personen.
ARTIKEL 17: Overgangsrecht
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 2 die zijn ingediend
vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden
afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop
artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is
getreden.
Artikel 18: Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.
Artikel 19: Citeerregel
Deze verordening wordt aangehaald als: “Eerste wijziging
Bomenverordening Sliedrecht 2009”