Organisatie | Bunnik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Bunnik 2012 |
Citeertitel | Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Bunnik 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Gehandicapten parkeerplaatsen. Meer in het bijzonder, regels voor openbare parkeerplaatsen die zijn gereserveerd voor mensen met een loopbeperking. |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2012 | Nieuwe regeling | 06-11-2012 Nieuwsbode 21 November 2012 | Onbekend |
Zoveel mogelijk mensen moeten veilig gebruik kunnen maken van de openbare ruimte. Voor mensen met een goede gezondheid levert dat in de praktijk weinig problemen op, maar voor mensen met een functiebeperking is dat vaak anders. Om het voor gehandicapten toch mogelijk te maken aan het verkeer deel te nemen zijn bijzondere voorzieningen mogelijk, zoals regels voor gehandicaptenvoertuigen, gehandicaptenparkeerkaarten en -parkeerplaatsen.
Voor gehandicaptenparkeerplaatsen gelden een aantal wettelijke regelingen. Op grond daarvan heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) de bevoegdheid (1) algemene parkeerplaatsen aan te wijzen en (2) om specifiek parkeerplaatsen aan één bepaalde gebruiker toe te kennen, de individuele gehandicaptenparkeerplaats. Deze regelingen laten ruimte voor beoordeling en belangenafweging. Voor een consistent gebruik van de bevoegdheid van het college om aanvragen voor gehandicapten parkeerplaatsen toe te wijzen of te weigeren, worden deze beleidsregels toegepast.
Een algemene gehandicaptenparkeerplaats is herkenbaar aan het bord E6 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en een vakmarkering op de weg.
Wettelijk is bepaald dat uitsluitend personen in het bezit van een gehandicaptenparkeerkaart (bestuurder of passagier) mogen gebruik maken van een algemene gehandicaptenparkeerplaats (Rvv 1990, art. 26).
Een individuele gehandicaptenparkeerplaats is op dezelfde manier aangeduid als een algemene gehandicaptenparkeerplaats en tevens voorzien van een onderbord met een kenteken of de aanduiding “gehandicaptenvoertuig”. Deze mag alleen gebruikt worden door de eigenaar of gebruiker van het aangegeven voertuig.
Voor het verkrijgen en gebruiken van een gehandicaptenparkeerplaats en voor het aanwijzen van gehandicaptenparkeerplaatsen zijn de volgende wettelijke artikelen van belang:
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
artikel 21, waarin is bepaald dat de motivering van een verkeersbesluit in elk geval vermeldt welke doelstelling(en) met het verkeersbesluit wordt of worden beoogd. Alsmede dat daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid van de Wegenverkeerswet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit;
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
De inrichting van een gehandicaptenparkeerplaats is beschreven in het ASVV 2004 (Aanbevelingen voor de inrichting van wegen binnen de bebouwde kom). Deze adviezen zijn op zich niet bindend, maar hebben zich zodanig in de praktijk bewezen dat afwijking daarvan niet wenselijk is.
De genoemde regels en richtlijnen laten veel ruimte voor beoordeling en belangenafweging aan het college. De kaders voor het nemen van het verkeersbesluit om een gehandicaptenparkeerplaats aan te wijzen worden slechts gevormd door de in de Wegenverkeerswet in artikel 2 genoemde belangen. Op grond van artikel 21 BABW moet het college in zijn motivering van het verkeersbesluit aangeven welke doelstelling met het besluit wordt beoogd en welke van de in artikel 2 Wegenverkeerswet genoemde belangen daarmee worden gediend. Het college is daardoor vrij in zijn beoordeling of dergelijke belangen dienen te worden beschermd. In de wettelijke regelingen zijn voor aanvragen van gehandicaptenparkeerplaatsen ook geen specifieke weigeringsgronden te vinden. Daarvoor moet het college zich uitsluitend baseren op de algemene kaders van de Wegenverkeerswet en het BABW.
Omwille van de duidelijkheid en consistentie bij de besluitvorming door het college gelden in de gemeente Bunnik de volgende beleidsregels voor gehandicaptenparkeerplaatsen.
2 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen
Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen
In dorpscentra en bij openbare voorzieningen is per 50 openbare parkeerplaatsen tenminste één gehandicaptenparkeerplaats aanwezig. Bij (zorg)instellingen of andere voorzieningen waar naar verwachting relatief meer mensen met een functiebeperking komen, zijn tenminste twee gehandicaptenparkeerplaatsen per 50 parkeerplaatsen aanwezig.
3 Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen
Beoordelingscriteria voor toekenning en weigering van een individuele gehandicaptenparkeerplaats
het motorvoertuig waarmee de aanvrager als passagier wordt vervoerd bij de woning c.q. het werkadres van de aanvrager zonder gevaar voor de verkeersveiligheid kan stilstaan gedurende de tijd die benodigd is om de aanvrager te begeleiden naar diens woning c.q. het werkadres, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 3.8.
In afwijking van artikel 3.6 lid e, kan een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden toegewezen als aangetoond wordt dat de aanvrager-passagier niet alleen kan worden gelaten en verplaatsing van en naar de auto onevenredig inspannend en tijdrovend is.
Onderhoud en verwijderen individuele gehandicaptenparkeerplaats
6 november 2012
Burgemeester en wethouders van Bunnik,
De secretaris, De burgemeester,
G.Veenhof H.M. Ostendorp
Bij twijfel of de parkeerdruk de aanleg van een individuele parkeerplaats rechtvaardigt, onderzoekt de gemeente de parkeerdruk op tenminste drie momenten van de dag en avond, dan wel in de periode(s) dat de aanvrager aangeeft dat er een parkeerprobleem is. Deze waarnemingen worden schriftelijk vastgelegd. Is bij dit onderzoek tenminste twee maal een gebrek aan parkeerplaatsen is vastgesteld, dan wordt niet voldaan aan het criterium onder c. Indien bij een locatie steeds meerdere algemene gehandicaptenparkeerplaatsen vrij beschikbaar zijn, waarvan de aanvrager vrij gebruik kan maken, dan wordt wel aan het criterium onder c voldaan.
Indien de aanvrager-bestuurder gebruik kan maken van een rolstoel is er in beginsel geen noodzaak om een individuele gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen. De aanvrager kan in dit geval immers in zijn algemeenheid veelal een afstand van 100 meter afleggen. De aanvrager moet wel gebruik kunnen maken van voldoende ruime parkeerplaatsen. Dit moet ter plaatse worden beoordeeld.