Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Barneveld

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Barneveld
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum en bron bekendmaking onbekend

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201219-07-2013Onbekend.

20-12-2011

Barneveld Vandaag 29 december 2011

Onbekend.
01-01-2011nieuwe regeling

21-12-2010

Barneveld Vandaag 23 december 2010

Onbekend.

Tekst van de regeling

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld

Inhoud

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN.. 3

Artikel 1 Begripsomschrijvingen. 3

Artikel 2 Indiening aanvraag. 4

Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling. 4

Artikel 4 Draagkracht 4

Artikel 5 Draagkrachtperiode. 5

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND.. 6

Artikel 6 Bijzondere bijstand. 6

Artikel 7 Woonkostentoeslag voor woonkosten beneden de huurtoeslaggrens. 6

Artikel 8 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de huurtoeslaggrens. 6

Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen. 6

HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND.. 7

Artikel 9 Computer. 7

Artikel 10 65 jaar en ouder. 7

Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering. 7

HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN.. 8

Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen. 8

Artikel 13 Verenigings- en aanverwante activiteiten. 8

Artikel 14 Onderwijskosten. 8

Artikel 15 Culturele activiteiten. 8

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN.. 9

Artikel 16 Bevoegdheid college. 9

Artikel 17 Hardheidsclausule. 9

Artikel 19 Inwerkingtreding. 9

Artikel 20 Citeertitel 9

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2. Deze regeling verstaat onder:

a. wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

b. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

c. inkomen: 1. het netto-inkomen; derhalve het bruto-inkomen na aftrek

van de verschuldigde loonheffing en premies ingevolge sociale zekerheidswetten, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet;

2. inkomsten op grond van hoofdstuk 4 van de wet worden niet tot het inkomen gerekend;

d. woning: een woning, woonwagen of woonboot;

e. woonkosten: 1. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand

geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

2. indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag

per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaaraandeel van de onroerende zaakbelasting, de opstalverzekering, het eigenaaraandeel van de waterschapslasten en een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bedrag voor de kosten van groot onderhoud. Inkomsten verband houdende met het bezit van de eigen woning, waaronder begrepen de fiscale voordelen, worden op de woonlasten in mindering gebracht;

3. indien een woonwagen in huur dan wel in eigendom wordt bewoond de tot een bedrag per maand herleide woonkosten, overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de huurtoeslag;

f. bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet, tenzij daarvan in de tekst wordt afgeweken;

g. verenigingsactiviteiten: sociaal-culturele en sportieve activiteiten, in georganiseerd verband, uitgezonderd activiteiten welke binnen kerken of binnen instellingen voor verzorging en verpleging voor degenen die daar verblijven, worden georganiseerd;

h. verenigingsjaar: het verenigingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar;

i. schooljaar: het schooljaar is de periode van september tot september;

j. college: het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.

Indien de inhoud van een begrip bij de toepassing van deze regeling niet eenduidig blijkt te zijn, bepaalt het college de nadere invulling of uitleg van dit begrip.

Artikel 2 Indiening aanvraag

1. Aanvragen op grond van deze beleidsregels worden uiterlijk drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt ingediend bij het college. Deze bepaling geldt niet voor toepassing van artikel 11.

2. In afwijking van het eerste lid worden aanvragen op grond van artikel 7 en 8 ingediend voordat de kosten zijn gemaakt.

3. In afwijking van het eerste lid worden aanvragen op grond van artikel 10 tot uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderjaar ingediend bij het college.

4. In afwijking van het eerste lid worden aanvragen op grond van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4, die afzonderlijk de € 50,- niet te boven gaan binnen drie maanden nadat ze gezamenlijk het bedrag van € 50,- overschrijden, ingediend bij het college.

5. Aanvragen op grond van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 die het gehele jaar gezamenlijk de € 50,- niet te boven gaan, worden uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt ingediend bij het college.

Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling

De kosten waarvoor op grond van deze beleidsregels bijzondere bijstand kan worden verleend worden toegerekend aan het kalenderjaar waarin de kosten verschuldigd zijn.

1. Bij de aanvraag dient belanghebbende slechts die bewijsstukken te overleggen die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op een bijdrage te kunnen beoordelen.

2. De betaling van de in deze beleidsregels genoemde kosten kan op basis van een proforma nota rechtstreeks plaatsvinden aan de leverancier.

3. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het opvragen van bewijsstukken en het verrichten van betalingen.

Artikel 4 Draagkracht

1. Voor de vaststelling van de draagkracht met betrekking tot deze beleidsregels wordt in aanmerking genomen:

100% van de saldi op de lopende rekeningen en spaarrekeningen van de belanghebbende, diens partner en/of minderjarige kinderen, dat uitstijgt boven de vermogensgrens ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de wet;

2. In afwijking van het eerste lid vindt geen berekening plaats van de draagkrachtruimte bij aanvragen op grond van de artikelen 9 en11.

3. Indien belanghebbende, op de datum van aanvraag van het bedrag genoemd in artikel 10, beschikt over draagkracht als bedoeld in artikel 5, dan wordt deze draagkracht op het vaste bedrag in mindering gebracht.

4. In afwijking van het eerste lid wordt voor de toepassing van aanvragen om periodieke bijzondere bijstand op grond van de artikelen 7 en 8 de in aanmerking te nemen draagkracht van belanghebbende bepaald door:

a. 100% van het vermogen, dat uitstijgt boven de vermogensgrens ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de wet;

b. het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm.

5. Voor de toepassing van het vierde lid wordt de draagkracht berekend per maand.

6. De draagkracht kan worden gecorrigeerd in verband met bijzondere kosten en worden slechts in uitzonderlijke omstandigheden betrokken bij het vaststellen van de draagkracht, indien omstandigheden daartoe aanleiding geven en deze omstandigheden door belanghebbende bij de aanvraag expliciet als zodanig zijn aangegeven.

7. Het college kan nadere regels vaststellen voor het in aanmerking nemen van buitengewone kosten en wijziging van de vastgestelde draagkracht bij gewijzigde omstandigheden.

Artikel 5 Draagkrachtperiode

1. Bij verstrekking van een vergoeding op grond van de bijzondere bijstand of minimaregeling wordt de draagkracht vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend, vastgesteld en dient de aanwezige draagkracht direct volledig verrekend te worden.

2. De draagkrachtperiode wordt als volgt vastgesteld:

a. voor belanghebbenden van 65 jaar en ouder: tot het moment waarop er een wijziging is in de persoonlijke en/of financiële omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijzondere bijstand;

b. voor belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB: gedurende de volledige uitkeringsduur;

c. voor overige belanghebbenden: 24 maanden.

3. Bij verstrekking van bijzondere bijstand voor periodieke kosten wordt de draagkracht voor de periode van één jaar, ingaande de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend, dan wel de eerste dag van de maand waarin de bijstandsverlening ingaat, vastgesteld en dient de aanwezige draagkracht naar evenredigheid van de periode waarover bijstand wordt verstrekt te worden verrekend.

4. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de begindatum van het draagkrachtjaar op een eerder tijdstip worden vastgesteld als op het moment van de aanvraag reeds andere noodzakelijke kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking had kunnen komen.

5. De begindatum van het draagkrachtjaar zoals genoemd in het vierde lid, kan niet eerder worden vastgesteld dan de maand januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 6 Bijzondere bijstand

1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

2. De bijstand ingevolge het eerste lid wordt verleend met inachtneming van de bepalingen inzake de financiële draagkracht, zoals deze volgens deze beleidsregels worden bepaald.

Artikel 7 Woonkostentoeslag voor woonkosten beneden de huurtoeslaggrens

1. Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag, en nog geen aanspraak op huurtoeslag bestaat, wordt een toeslag verleend.

2. De toeslag bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag ingevolge de Wet op de huurtoeslag, die in de laagste inkomenscategorie voor de woonkosten per maand zou worden ontvangen.

3. Het college kan nadere regels vaststellen voor de vaststelling van de woonkostentoeslag ingeval er sprake is van inwonende verdienende medebewoners dan wel onderhuur.

Artikel 8 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de huurtoeslaggrens

1. Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, wordt een toeslag verleend.

2. De toeslag bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de woonkosten, verminderd met het bedrag dat maximaal voor eigen rekening van de belanghebbende zou blijven indien zijn woonkosten de maximale huurgrens in het kader van de Wet op de huurtoeslag zouden bedragen.

3. Aan de verlening van de toeslag als bedoeld in dit artikel wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende actief omziet naar huisvesting waarvan de woonkosten niet meer bedragen dan de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag.

4. De toeslag ingevolge dit artikel wordt verstrekt voor de duur van maximaal één jaar.

5. In bijzondere individuele omstandigheden kan worden afgezien van de voorwaarde als bedoeld in het derde lid, dan wel de termijn genoemd in het vierde lid worden verlengd.

Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen

De kosten die gemoeid zijn met de aanschaf en de vervanging van duurzame gebruiksgoederen, behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten uit de uitkering of het inkomen betaald worden.

Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden kan voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand worden verstrekt.

Indien er sprake is van dringende redenen kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt.

HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND

Artikel 9 Computer

1. Aan een gezin met schoolgaande, ten laste komende kinderen, in de leeftijd van 8 tot 16 jaar, met een inkomen, welke gelijk is of minder bedraagt dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm kan een computer inclusief printer worden verstrekt.

2. Eenmaal per 60 maanden kan maximaal één computer per gezin worden verstrekt.

3. De verstrekking vindt uitsluitend plaats in natura.

4. Er bestaat geen recht op een computer als er in de afgelopen vijf kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag al een computer is verstrekt op basis van deze of een andere gemeentelijke regeling.

Artikel 10 65 jaar en ouder

1. Het college kan aan belanghebbenden van 65 jaar en ouder per kalenderjaar een vast bedrag verstrekken voor het bestrijden van noodzakelijke verborgen kosten die samenhangen met deze leeftijdsfase.

2. De bijstand als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

- € 310,-- voor een echtpaar/gezin;

- € 175,-- voor een eenoudergezin;

- € 150,-- voor een alleenstaande.

3. Het vaste bedrag wordt ineens uitbetaald.

4. Voor kosten die vallen onder het vast bedrag kan geen vergoeding worden verstrekt voor deze kosten op basis van een andere gemeentelijke regeling.

Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering

1. De alleenstaande (ouder) of de gehuwden van 18 jaar en ouder, waarvan het (gezins)inkomen niet meer bedraagt dan 110% van het minimumloon, wordt voor 1 januari of zoveel eerder als in de Zorgverzekeringswet is bepaald, in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de collectieve Optimaal Basis verzekering van Agis Zorgverzekeringen N.V.

2. Ten behoeve van degene met een uitkering krachtens de WWB, de Ioaw/Ioaz en of het Bbz 2004 wordt de premie van deze verzekering op de uitkering in mindering gebracht en doorbetaald aan Agis Zorgverzekeringen N.V.

3. Degene die geen uitkering van het college geniet, betaalt de verschuldigde premie via een automatische incasso ten name van Agis Zorgverzekeringen N.V. Betalingsachterstanden kunnen leiden tot beëindiging van de verzekering.

4. Het college verstrekt een bijdrage van € 8,-- per maand aan de volwassen polishouder(s).

5. De bijdrage in het vierde lid wordt rechtstreeks aan Agis Zorgverzekeringen N.V. betaald.

HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN

Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen

Dit artikel komt te vervallen.

Artikel 13 Verenigings- en aanverwante activiteiten

De vergoeding voor deelname aan verenigingsactiviteiten is gelijk aan de kosten van de contributie, bijdrage of daarmee gelijk te stellen kosten, deelname aan een speel-o-theek of het bezoeken van een peuterspeelzaal tot een maximum van € 215,-- per deelnemer per kalenderjaar.

Afzonderlijk of in combinatie met de vergoedingen als bedoeld in dit artikel kan een vergoeding worden verstrekt voor de kosten van een zwem(les)abonnement of zwembadenkaart van een der gemeentelijke zwembaden in de gemeente Barneveld, van de belanghebbende, diens partner en/of kinderen. De vergoeding van de zwembadenkaart bedraagt maximaal de vergoeding van een zwemabonnement.

Artikel 14 Onderwijskosten

Indien een of meer kinderen schoolgaand zijn kunnen de volgende kosten worden vergoed:

€ 110,- per jaar per kind die de basisschool bezoekt voor kosten van ouderbijdragen aan het schoolfonds, schoolreisjes, schoolbenodigdheden, werkkampen, excursies en daarmee vergelijkbaar te stellen activiteiten;

€ 230,- per jaar per kind die het voortgezet middelbaar onderwijs bezoekt voor kosten schooltas, huur schoolkluisje, schoolreisjes, excursies en/of vakantiekampen en fiets;

vergoeding van aanschaf van een fiets is slechts eenmaal tijdens de periode dat het kind het voortgezet onderwijs bezoekt mogelijk.

Artikel 15 Culturele activiteiten

Aan belanghebbende, diens partner en/of kinderen kunnen vergoedingen worden verleend voor de kosten van:

- het lesgeld van de Muziekschool Barneveld, tot een maximum van € 380,-- per schooljaar.

- een Cultureel Jongerenpaspoort,

- een Museumkaart,

- het lidmaatschap van de Bibliotheek in de gemeente Barneveld,

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Bevoegdheid college

Het college kan voor de uitvoering nadere regels vaststellen. Deze nadere regels worden opgenomen in het handboek Wet werk en bijstand.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze regeling als toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011.

Op die datum worden de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld, zoals vastgesteld op 4 november 2009, ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze gewijzigde beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 21 december 2010

burgemeester en wethouders,

D. Bakhuizen J.W. A. van Dijk

secretaris burgemeester

Toelichting beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Algemeen

De beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen geven de kaders aan waaraan het college zich moet houden bij de verstrekkingen binnen dit kaderen zijn gebaseerd op het Beleids- en visieplan WWB en het Plusprogramma gemeentelijk minimabeleid Gemeente Barneveld.

In hoofdstuk 1 zijn algemene bepalingen opgenomen waarin helderheid gegeven wordt over de regels over het indienen van een aanvraag, de draagkracht en de draagkrachtperiode.

In hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen over het verstrekken van bijzondere bijstand in het algemeen en in het bijzonder voor een woonkostentoeslag en een aanvullende uitkering voor uitwonende jongeren van 18 tot 21 jaar. Overige kosten moeten individueel worden beoordeeld. Er kan sprake zijn van een bijzondere noodzaak die voortvloeit uit de soort kosten (kosten die niet iedereen heeft en die onvermijdelijk zijn en niet voortvloeien uit eigen keuze) of kosten die uit hun aard niet bijzonder zijn maar die (deels) bijzonder worden door de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

In hoofdstuk 3 zijn de regels opgenomen voor het verstrekken van categoriale bijstand. Het gaat om de computerregeling voor schoolgaande kinderen, het vast bedrag voor 65 plussers en de collectieve ziektekostenverzekering van zorgverzekeraar Agis. In hoofdstuk 4 zijn de regels opgenomen voor de zogenaamde minimaregelingen.

Een minimaregeling is een inkomensondersteunende voorziening voor belanghebbenden met een inkomen, dat niet hoger is dan 110% van het sociaal minimum. Een belanghebbende kan voor meerdere regelingen in aanmerking komen. Het doel van de regelingen is om de deelname aan het maatschappelijk verkeer te bevorderen.

Minimaregelingen onderscheiden zich van bijzondere bijstand doordat het wettelijk kader niet aanwezig is en daarmee de toetsing van de kosten aan de gestelde regels van het wettelijk kader. Zo hoeft er geen noodzaak te worden vastgesteld, er hoeft geen sprake te zijn van kosten die uit hun aard bijzonder zijn en ook de beoordeling van bijvoorbeeld het reserveringsprincipe is niet noodzakelijk.

Door het opnemen van deze minimaregelingen in een afzonderlijk hoofdstuk is beoogd om het verschil tussen bijzondere bijstand en de minimaregelingen ook visueel tot uitdrukking te brengen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de begripsbepalingen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de in de wet genoemde begrippen.

Bij lid 2 onder c wordt vermeld wat onder inkomen wordt verstaan. Het college heeft beleidsvrijheid om te bepalen welke inkomens- en vermogensbestanddelen als middelen in aanmerking worden genomen.

Opgemerkt wordt dat alle middelen als bedoeld in artikel 31 lid 2 van de WWB worden vrijgelaten zoals bepaalde heffingskortingen, huurtoeslag, een re-integratie premie, de inkomsten-vrijlating wegens arbeidsinschakeling, maar ook het vermogen beneden de grens en de langdurigheidstoeslag, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de wet.

Artikel 2 Indiening aanvraag

In dit artikel wordt een termijn vastgelegd waarbinnen een aanvraag om bijzondere bijstand, een aanvraag voor categoriale bijstand voor 65 plussers en aanvragen op grond van de minimaregelingen uiterlijk moet worden ingediend: binnen drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt!

Volgens de regels van de WWB moet een aanvraag in beginsel voordat de kosten zijn gemaakt worden ingediend, in dit artikel wordt enige verruiming van die regel geboden.

Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling

Omdat de kosten betrekking kunnen hebben op twee kalenderjaren regelt dit artikel o.a. de toekenning over de periode waarin de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Slechts die bewijsstukken worden aan belanghebbende gevraagd, die niet buiten belanghebbende om verkregen kunnen worden.

Bewijsstukken kunnen tot uiterlijk 1 april van het kalenderjaar volgend op de maximale periode van toekenning, zoals aangegeven in het besluit tot toekenning worden ingediend bij het college. De overlegde bewijsstukken die betrekking hebben over de periode van toekenning kunnen worden vergoed.

De betaling kan daarnaast plaatsvinden op basis van een pro forma nota voor zover er sprake is van een rechtstreekse betaling aan de leverancier. Het is in het kader van administratieve lastenverlichting in principe niet noodzakelijk om belanghebbende te verplichten om een factuur te overleggen. Dit is slechts anders als er voldoende aanleiding bestaat om deze factuur te vragen.

Artikel 4 Draagkracht

Dit artikel regelt de toepassing van de draagkrachtsystematiek bij de kosten die vallen onder de deze beleidsregels.

Eerste lid:

Het college heeft beleidsvrijheid om te bepalen welke inkomens- en vermogensbestanddelen als middelen in aanmerking worden genomen. Voor wat betreft de vermogensvaststelling en het vaststellen van de draagkracht heeft het college bepaald om bij de vaststelling van het vermogen enkel de saldi op de lopende rekeningen en spaarrekeningen van de belanghebbende, diens partner en/of kinderen in aanmerking te nemen voor zover het totaalsaldi uitstijgt boven de vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 van de wet.

Tweede lid:

In de genoemde artikelen is de maximale inkomensgrens vastgesteld op 110%. Bij een inkomen boven deze grens bestaat er geen recht op de in deze artikelen genoemde verstrekking, zodat het niet noodzakelijk is om de draagkrachtruimte te berekenen.

Derde lid:

In dit lid wordt geregeld dat als er bij belanghebbenden van 65 jaar en ouder een draagkracht is berekend, dit in mindering moet worden gebracht op het vast bedrag. Het verschil tussen de berekende draagkracht en het vast bedrag kan aan belanghebbende worden uitbetaald.

Vierde lid:

Dit lid geeft de draagkrachtsystematiek aan van de verstrekkingen in het kader van periodieke bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag.

Deze verstrekkingen zijn bijzonder omdat zij niet zijn begrepen in de algemene bijstandsuitkering. Anderzijds zijn het in feite verstrekkingen die zeer nauw aansluiten bij de algemene bijstand.

In verband met de bijzondere aard van deze verstrekkingen is een afwijking van de draagkrachtmethode gerechtvaardigd.

Uitgangspunt is hierbij dat het inkomen boven de bijstandsnorm volledig als draagkracht moet worden aangemerkt. Als voor deze kosten de reguliere draagkrachtberekening zou worden gehanteerd zou dit tot onwenselijke situaties leiden, bijvoorbeeld dat iemand met een woonkostentoeslag beter af is dan met huurtoeslag. Omdat het vaak gaat om periodieke kosten wordt de draagkracht per maand berekend.

Zesde lid:

Het zesde lid bepaalt dat met bijzondere kosten rekening kan worden gehouden. In de praktijk komt het slechts zelden voor dat er aanleiding bestaat om rekening te houden met buitengewone kosten waarmee de hoogte van de draagkracht kan worden verlaagd. Bij iedere aanvraag wordt wel om deze specifieke gegevens gevraagd.

In het kader van administratieve lastenverlichting voor zowel de aanvrager als ook de gemeente is om die reden gekozen voor de optie, dat op verzoek van de aanvrager met deze buitengewone kosten rekening wordt gehouden voor het corrigeren van de draagkracht.

Artikel 5 Draagkrachtperiode

De periode waarbinnen de draagkracht wordt vastgesteld kan per aanvraag verschillen.

De draagkrachtperiode wordt overeenkomstig de in het tweede lid genoemde categorieën vastgesteld.

Opgemerkt wordt dat een belanghebbende van 65 jaar zowel in categorie a als ook in categorie b van het genoemde lid kan vallen. In een dergelijk geval verdient het aanbeveling de draagkrachtperiode vast te stellen voor de volledige uitkeringsduur.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 6 Bijzondere bijstand

Dit artikel geeft aan wanneer bijzondere bijstand kan worden verstrekt, gelet op noodzaak en middelen.

Op grond van artikel 35 WWB heeft het college de beleidsvrijheid om vast te stellen welke kosten van het bestaan niet uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag of het vermogen kunnen worden voldaan. Alle kosten die onder het collectieve contract van zorgverzekeraar Agis vallen worden niet als bijzondere kosten beschouwd. Dat geldt voor alle inwoners, ongeacht de wijze waarop zij verzekerd zijn. Het college heeft dat al eerder besloten (besluit van 27 maart 2006 nr. 237979). Dit besluit wordt hierbij als ingevoegd beschouwd.

Nadere uitwerking:

a Afhankelijk van het aanbod van de zorgverzekeraar kan de uitkeringsgerechtigde kiezen voor geen eigen risico of een eigen risico van € 100,-- tot max. € 500,-- euro. Met een eigen risico moeten de zorgkosten tot dit bedrag zelf worden betaald. Daar staat tegenover dat minder premie wordt betaald, wat extra bestedingsmogelijkheden geeft. Het geld kan ook gereserveerd worden als zich hoge ziektekosten aandienen en het hoge eigen risico inderdaad moet worden opgebracht. Bij de hoogte van een bijstandsinkomen is deze keuze een schijnvrijheid. Vandaar dat de gemeente Barneveld in de collectieve verzekering bij Agis uitgaat van een eigen risico van nul euro voor de uitkeringsgerechtigde. Dit betekent dat als de uitkeringsgerechtigde kiest voor een ander verzekeraar met een eigen risico hoger dan nul euro, het risico geheel voor rekening van de uitkeringsgerechtigde blijft;

b Kosten die door de aanvullende verzekering (AV) in het collectieve contract van Agis wel worden vergoed, maar niet door de AV van de andere gekozen verzekeraar, komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Als bewust gekozen is voor het afsluiten van een andere (aanvullende) zorgverzekering omwille van de persoonlijke en/of medische omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde kan dit aanleiding geven wel bijzondere bijstand te verstrekken.

c Indien de uitkeringsgerechtigde zich helemaal niet aanvullend heeft verzekerd wordt alleen bijzondere bijstand verstrekt voor zover dit in de van toepassing zijnde richtlijn is opgenomen. Als de aanvullende verzekering tot een bepaald maximum vergoedt, dan worden de meerkosten niet via de bijzondere bijstand vergoed, tenzij er sprake is van bijzondere of medische omstandigheden.

Het niet kiezen betekent in feite dat men de resterende (bijzondere) kosten voor eigen rekening neemt. Ten opzichte van degene die kiest voor de collectieve verzekering is dit standpunt te verdedigen, omdat die persoon een aanvullende premie betaalt en geen bijzondere bijstand aanvraagt.

Door Agis wordt ook een extra aanvullende tandartsverzekering aangeboden: de TandExtra. Deze extra aanvullende verzekering wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd.

Vanuit de Wet werk en bijstand (WWB) is het niet afsluiten van een zorgverzekering aan te merken als een tekortschietend besef voor de verantwoordelijkheid van het bestaan. Het is niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor medische kosten aan personen die geen ziektekostenverzekering hebben afgesloten. Dit geldt zowel voor Nederlanders als in Nederland verblijvende vreemdelingen. Het behoort uit oogpunt van toepassing van de WWB in beginsel tot ieders eigen verantwoordelijkheid om zich deugdelijk te verzekeren tegen ziektekosten. De financiële gevolgen van het behandelen van onverzekerde personen komen voor rekening en risico van de betrokkene (en dus per saldo voor rekening van het desbetreffende ziekenhuis, de desbetreffende inrichting of de desbetreffende arts). Het is niet mogelijk om deze kosten af te wentelen op de bijzondere bijstand.

Op 1 januari 2008 is een wettelijk eigen risico ingevoerd. Het eigen risico komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking – er is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Het staat de aanvrager vrij te kiezen voor een verhoogd eigen risico met betrekking tot het afsluiten van een Zorgverzekering. De kosten die als gevolg van dit verhoogd eigen risico kunnen ontstaan komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Er is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Artikel 7 en 8 Woonkostentoeslag

Voor de genoemde verstrekkingen gelden de draagkrachtregels zoals omschreven in artikel 4.

Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter. Indien men tenminste beschikt over een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, dus ook indien men een algemene bijstandsuitkering ontvangt, wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren, dan wel achteraf gespreid te betalen.

Via de algemene normbijstand wordt dus tevens reeds bijstand verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen. Doet zich echter de bijzondere situatie voor dat een dergelijk goed bijvoorbeeld aan vervanging toe is, terwijl belanghebbende nog niet voldoende heeft gereserveerd, dan ligt het voor de hand dat de alsdan te verstrekken bijzondere bijstand, mede gezien het duurzame karakter van het goed, de vorm van een geldlening heeft. Voordat leenbijstand kan worden verstrekt, moet vast staan dat de belanghebbende de benodigde geldlening niet kan verkrijgen via de normale kredietverlenende instanties.

HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND

Artikel 9 Computer

De achtergronden van het invoeren van de computerregeling zijn drieledig:

De WWB is per 1 januari 2009 gewijzigd. Artikel 35 is in die zin gewijzigd dat er een lid is toegevoegd (artikel 35, vijfde lid) die het mogelijk maakt categoriaal bijzondere bijstand te geven voor een andere groep dan de 65 plussers.

De staatssecretaris op 10 december 2007 in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd in 2008 en 2009 jaarlijks 40 miljoen euro extra aan gemeenten beschikbaar te stellen voor de bestrijding van armoede bij kinderen. Met dat geld wil hij bereiken dat meer kinderen uit arme gezinnen deelnemen aan sport, cultuur of andere activiteiten. Het is zijn ambitie het aantal kinderen dat maatschappelijk niet meedoet om redenen van armoede deze kabinetsperiode met de helft terug te brengen.

In de oktoberraad van 2008 is door Pro ’98 een amendement ingediend. De letterlijke tekst van dit amendement was: “mensen die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, ook alleenstaanden en gezinnen zonder kinderen kunnen in 2009 een p.c. aanvragen in het kader van de bijzondere bijstand”. De gemeenteraad heeft dit amendement op 30 oktober 2008 aangenomen.

Eerste lid:

De computerregeling is ingevoerd voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 8 tot 16 jaar. Volgens een onderzoek van het Nibud heeft op 8-jarige leeftijd een kwart van de kinderen een computer op zijn eigen kamer staan. Het percentage bij 13-jarigen is zelfs 48%. Om deze reden is aansluiting gezocht bij de leeftijdsgrens vanaf 8 jaar. Vanaf 16 jarige leeftijd kunnen scholieren door het nemen van een bijbaantje gemakkelijker zelf een computer bij elkaar sparen.

De middelentoets (inkomen en vermogen) vindt plaats op het moment van aanvragen.

De inkomensgrens is een maximale grens. Als het inkomen boven de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm ligt moet de aanvraag worden afgewezen.

Ook de vermogenstoets is van toepassing. Als het vermogen uitstijgt boven de van toepassing zijnde vrij te laten vermogensgrens zoals bepaald in de wet moet de aanvraag worden afgewezen.

Voor de toepassing van de middelentoets is er dus geen sprake van het berekenen van draagkracht.

Omdat er geen eigen bijdrage wordt gerekend is een vergoeding voor de kosten van een internetabonnement uitgesloten.

Onder een computer wordt een desktop of laptop verstaan. Ook een printer kan hierbij worden verstrekt..

Tweede lid:

Voor de toepassing van de 60 maanden termijn wordt uitgegaan van de aanvraagdatum.

Derde lid:

Van overheidswege is bepaald dat de voorziening in natura en niet als geldbedrag worden verstrekt. De achterliggende gedachte hiervan dat de verstrekking zoveel mogelijk ten goede zal komen aan de kinderen zelf.

Vierde lid:

Als er in de afgelopen drie kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag al een computer is verstrekt bestaat er geen recht op een computer. Dit is het geval als er op basis van deze of een andere gemeentelijke regeling heeft plaatsgevonden. Onder de andere gemeentelijke regelingen worden verstaan: de langdurigheidstoeslag, de regeling duurzame gebruiksgoederen, het inrichtingskrediet, via de individuele bijzonder bijstand of in het kader van een verplicht re-ïntegratie en/of inburgeringstraject,

Artikel 10 65 jaar en ouder

Aan belanghebbenden van 65 jaar en ouder kan onder de genoemde voorwaarden een vast bedrag worden verstrekt voor het bestrijden van noodzakelijke verborgen kosten die samenhangen met deze leeftijdsfase. Hierbij kan worden gedacht extra telefoonkosten, extra energiekosten, het lidmaatschap van belangenorganisaties, of overige verborgen kosten zoals bijvoorbeeld een klussendienst of boodschappendienst. Deze lijst is niet limitatief.

De draagkrachtsystematiek is gebaseerd op 110 % van de toepasselijke bijstandsnorm. De verstrekking kan plaatsvinden per kalenderjaar en wordt ineens betaald zonder overlegging van nota's.

Het verstrekken van categoriale bijstand aan deze doelgroep sluit het recht op individuele bijzondere bijstand en de aanspraak op de verstrekkingen zoals genoemd in deze beleidsregels niet uit.

Voor kosten die vallen onder het vast bedrag kan geen vergoeding worden verstrekt voor dezelfde kosten op basis van een andere gemeentelijke regeling.

Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering

Vanaf 1 januari 2006 wordt de collectieve ziektekostenverzekering voor uitkeringsgerechtigden WWB, Ioaw en Ioaz voortgezet met toepassing van de Zorgverzekeringswet. Vanaf 1 januari 2007 kunnen ook de overige minima tot 110% van het netto minimumloon deelnemen.

Het aanbieden van een collectieve verzekering heeft voor drie partijen voordelen:

uitkeringsgerechtigden zijn beter verzekerd; het verbeteren van de verzekeringspositie is een hoofddoelstelling voor de gemeente.

de gemeente krijgt minder bijzondere bijstandsaanvragen, waardoor de uitvoeringslasten dalen;

omdat de gemeente de premie rechtstreeks op de uitkering inhouden, heeft Agis een veel lager debiteurenrisico.

Voorwaarde is dat de premie op de uitkering ingehouden wordt en vervolgens wordt doorbetaald aan Agis.

Degene die geen uitkering van de gemeente ontvangt, kan alleen meedoen als voor de betaling een automatische incasso wordt afgegeven. Dat is geen volledige garantie op stipte betaling als er een roodstand is. Betalingsachterstanden worden door Agis geïncasseerd en leiden in het uiterste geval tot beëindiging van de verzekering.

Omdat de gemeente bespaart op uitvoeringskosten (er worden minder bijzondere bijstandsaanvragen ingediend) krijgt de deelnemer een bijdrage vanuit de bijzondere bijstand € 8,-- per maand per volwassen polishouder. Dit bedrag kan jaarlijks worden aangepast. Deze premie voor de deelnemer wordt met € 8,-- per maand verlaagd en deze bijdrage wordt vervolgens door de gemeente rechtstreeks aan Agis betaald.

De inkomensgrenzen ten behoeve van de overige minima zijn vastgesteld op basis van het bruto minimumloon en volgen het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Aan de hand van de belastingaanslag wordt getoetst of belanghebbenden in aanmerking komen voor deelname.

Het college kan nadere regels stellen voor zaken die in de uitvoering moeten worden opgelost.

HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN

Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen

Vervallen.

Artikel 13 Verenigings- en aanverwante activiteiten

Het is een maximumbedrag waarbinnen zowel de contributie als sportkleding en dergelijke kunnen worden vergoed (voorheen lid 2 van de beleidsregels: de bijdrage die kan worden verstrekt die noodzakelijk zijn om aan de verenigingsactiviteiten te kunnen deelnemen).

Er kan ook een vergoeding voor zwemles worden gegeven t/m het behalen van het zwemdiploma A. De aanvrager is vrij om te kiezen voor een zwembad in Barneveld, Voorthuizen of Putten e.d., maar de vergoeding is gebaseerd op de tarieven van de Veluwehal in Barneveld.

Voor de kosten van zwemlessen kan bijstand worden verstrekt tot en met het behalen van het zwemdiploma A. De periode waarin dit zwemdiploma wordt behaald is in principe niet begrensd.

Wel bestaat de mogelijkheid om in het individuele geval te bepalen dat deze kosten niet meer voor vergoeding in aanmerking komen als het diploma vrijwel zeker niet meer (kan) worden behaald en de zwemlessen al enkele jaren voortduren.

Als de aanvrager deelneemt aan een zwemvereniging (bijvoorbeeld DWK) waar tijdens de deelname aan deze verenigingsactiviteit ook het diploma A wordt behaald kan alleen een vergoeding worden verstrekt voor de deelname aan deze verenigingsactiviteit.

De aanvrager is vrij om te kiezen voor een zwembad in Barneveld, Voorthuizen of Putten e.d.

De vergoeding is gebaseerd op de tarieven van de Veluwehal in Barneveld en bedraagt maximaal de vergoeding van een zwemabonnement. Het tarief voor dit abonnement is leeftijdsafhankelijk. De maximumvergoeding wordt daarom afgestemd op het voor de aanvrager geldend tarief van de Veluwehal. Hierbij maakt het niet uit of de aanvrager zwemt in een binnenbad of een buitenbad en wat voor soort kaart is gekocht (enkel bad, 5-badenkaart, 10-badenkaart, 10-badenmunten, abonnement enz…).

Onder verwijzing naar de begripsomschrijving van verenigingsactiviteiten en het doel van de regeling (opheffen van sociaal isolement) is het uitdrukkelijk niet de bedoeling om activiteiten in kerkelijk verband als verenigingsactiviteit aan te merken. Ook een belangrijk element in deze is de scheiding van kerk en staat.

Daarnaast beschouwen we alleen het volgen van een cursus aan de Volksuniversiteit en het sporten bij een sportschool wel als een verenigingsactiviteit.

Artikel 14 Onderwijskosten

Op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) bestaat de mogelijkheid voor tegemoetkoming in de directe schoolkosten voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) die jonger zijn dan achttien jaar. Ook de vrijwillige schoolbijdrage valt onder de WTOS. De WTOS is bij de Informatie Beheer Groep aan te vragen.

De WTOS is een passende en toereikende voorliggende voorziening voor de direct met het volgen van een studie samenhangende kosten. Aangezien voor directe onderwijskosten een beroep gedaan kan worden op deze voorziening is de omschrijving van de te vergoeden kosten (alleen indirecte kosten) aangepast. In het kader van de bijzondere bijstand kan een vergoeding voor indirecte onderwijskosten worden verleend voor leerlingen van het voortgezet onderwijs.

De aanschaf van een fiets voor het bezoeken van het voortgezet onderwijs behoort ook tot de mogelijkheden, met uitzondering van eventuele reparatiekosten of aanschaf accessoires. De vergoeding van aanschaf van een fiets is slechts eenmaal tijdens de periode dat het kind het voortgezet onderwijs bezoekt mogelijk.

Ouders van lagere schoolkinderen kunnen geen beroep doen op de WTOS. Daarom zijn weer een aantal indirecte kosten opgenomen. Let nu wel op de verschillen tussen de vergoedingen voor lagere school en middelbare school!

Artikel 15 Culturele activiteiten

Vergoedingen voor de Muziekschool hebben betrekking op een schooljaar.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Bevoegdheid college

De WWB geeft het kader aan, waaraan het college is gehouden. Binnen dat kader heeft het college op bepaalde terreinen beleidsvrijheid. Die beleidsvrijheid wordt bijv. op het gebied van de bijzondere bijstand beschreven in deze regeling. Nadere uitvoeringsregels (niet alleen op het gebied van de bijzondere bijstand) neemt het college op in het handboek Wet werk en bijstand.

Artikel 17 Hardheidsclausule

De hardheidsclausule wordt in zeer bijzondere omstandigheden toegepast ten gunste van belanghebbende. Van deze mogelijkheid wordt sporadisch en in incidentele gevallen gebruik gemaakt ter voorkoming van precedentwerking.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011. Op die datum worden de oude beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze gewijzigde beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld.