Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening REP-SNN |
Citeertitel | Verordening REP-SNN |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Milieu, Natuur |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht inwerking op 01-01-2011.
Provinciewet, art. 145
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-10-2019 | artikel 7, 14, 15, 19 | 09-10-2019 | K15836 | ||
29-10-2014 | 01-01-2011 | 18-10-2019 | nieuwe regeling | 10-10-2014 Elektronisch Provincieblad, 28-10-2014 | 538214 |
Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 10 oktober 2014 , nr. 538214, afd. ECP, tot bekendmaking van het besluit van Provinciale Staten van 21 mei 2014, nr. B.3., tot vaststelling van de Verordening REP-SNN.
Gedeputeerde Staten der provincie Groningen;
maken bekend dat door Provinciale Staten in hun vergadering van 21 mei 2014, nr. B.3., is vastgesteld hetgeen volgt:
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard («de algemene groepsvrijstellingsverordening») (Pb EU L 214);
watertechnologie: alle technologieën en technieken ten behoeve van het bereiden, transporteren, leveren, verzamelen, behandelen en (her)gebruiken van drinkwater, proceswater en afvalwater voor en van burgers, huishoudens, industrie, land- en tuinbouw, recreatie en toerisme, alsmede daaraan gelieerde applicatiekennis en kennis en advies over organisatie, beheer en financiering van watertechnologie;
agribusiness: voedingstechnologie, agribusiness (verwerkende industrie inclusief producenten van biomassa ten behoeve van biobrandstoffen of andere nieuwe grondstoffen), biotechnologie en nutrition (novel foods, functional foods, nutriceutals). Activiteiten binnen de primaire sector zijn in deze definitie uitgesloten. Uitzondering hierop vormen initiatieven waarbij de primaire sector onderdeel is van een ketenproject en de verleende steun past binnen de geldende (Europese) staatssteunregels;
Hoofdstuk II Verstrekken van subsidie
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die:
bijdragen aan de hoofddoelstelling van het REP-SNN, zijnde het versterken van kansrijke sectoren en de ruimtelijk-economische structuur van Noord-Nederland, door het stimuleren van kansrijke sectoren. Het stimuleren van de kansrijke sectoren vindt plaats door activiteiten te ondersteunen die bijdragen aan onderzoek en innovatie, kennisontwikkeling en ondernemerschap;
gericht zijn op versterking van één of meerdere van de volgende nationale topsectoren zoals genoemd in hoofdstuk 4 van het Uitvoeringskader REP-SNN:
High Tech Materialen en Systemen, vooral High Tech Sensorsystemen,
of bijdragen aan de versterking van één of meerdere van de andere vier nationale topsectoren zoals genoemd in hoofdstuk 4 van het Uitvoeringskader REP-SNN, als wordt aangetoond dat het project een bijzondere meerwaarde heeft voor de Noord-Nederlandse kenniseconomie. Dit betreft de volgende sectoren:
Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een door het SNN opgesteld volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier, vergezeld van de in het aanvraagformulier genoemde documenten. De subsidieaanvraag dient volledige informatie te bevatten met betrekking tot projectomschrijving, organisatie, begroting en financiering. Hiervoor dient een door het SNN verstrekt format te worden gebruikt.
Voor het bepalen van de subsidie worden de kosten in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen of niet gecompenseerd wordt uit het BTW-compensatiefonds als genoemd in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds.
Hoofdstuk III Standaardmethoden van berekenen subsidiabele kosten
Artikel 10 Berekening loonkosten
Indien de aanvrager kiest voor de loonkosten-plus-overhead-systematiek, worden de subsidiabele kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een voltijds dienstverband van 40 uren, vermeerderd met een vaste opslag voor indirecte kosten van 30%. Per medewerker zijn jaarlijks maximaal 1.650 gedeclareerde uren subsidiabel.
Indien de aanvrager kiest voor de vaste-uurtarief-systematiek, worden de subsidiabele kosten berekend door het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 40,--, waarin zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen.
Artikel 11 Berekening overige kosten
De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.
Subsidie wordt verstrekt over de aanschafwaarde van materiële vaste activa wanneer de aanschaf van de betreffende materiële vaste activa het doel van het subsidieproject betreft of wanneer deze aanschaf onderdeel uit maakt van het doel van het project. Wanneer materiële vaste activa niet het doel van het project betreffen en zij worden ingezet c.q. aangeschaft om dit doel te kunnen bereiken (rand voorwaardelijk) dan dienen de jaarlijkse exploitatiekosten (afschrijvingen) te worden toegerekend aan het project, rekening houdend met algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes in deze en de mate van gebruik van de betreffende materiële vaste activa voor het project.
De kosten voor aankoop of inbreng van gebouwen en onroerende zaken zijn gebaseerd op de objectief aangetoonde actuele marktwaarde, blijkend uit bij de aanvraag om subsidievaststelling gevoegde gegevens en documenten, als voor het gebouw of onroerende zaken in de afgelopen 10 jaar geen nationale of communautaire steun is verleend. Het onroerend goed dient gedurende minimaal vijf jaar na de datum van de definitieve vaststelling van de subsidie, met uitzondering van gebouwen en onroerende zaken die als onderdeel van het project worden gesloopt, voor de vastgestelde bestemming te worden gebruikt. Elke wijziging in de bestemming van het onroerend goed binnen deze periode, die de aard of de omstandigheden van de uitvoering van het project zou veranderen, dan wel de wijziging in het eigendom van het onroerend goed, dient ter goedkeuring aan het SNN te worden voorgelegd.
De kosten van het gebruik voor het project van machines en apparatuur die in het bezit zijn van een deelnemer aan het kennisproject of van derden dienen te zijn gebaseerd op de objectief aangetoonde actuele marktwaarde, blijkend uit bij de aanvraag om subsidievaststelling gevoegde gegevens en documenten.
Hoofdstuk IV Beslissing aanvraag
Indien de subsidie wordt verstrekt aan deelnemers in een samenwerkingsverband wordt de beschikking aan de penvoerder gezonden.
De aanvrager c.q. subsidieontvanger doet direct mededeling aan het SNN van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan hem of een verzoek tot faillietverklaring van hem.
De subsidieontvanger stelt de indicatoren, zoals deze in hoofdstuk 5 van het Uitvoeringskader REP-SNN zijn opgenomen, beschikbaar voor de raming vooraf en metingen tussentijds en achteraf van de effecten van het project. Er dient bij de raming vooraf en de metingen tussentijds en achteraf een onderbouwing aangeleverd te worden van de (verwachte) uitkomsten op deze indicatoren. Als er sprake is van verwachtingen dan dient dit duidelijk te zijn aangegeven.
De subsidieontvanger dient minimaal één keer per jaar een rapportage in te dienen over de inhoudelijke voortgang (een voortgangsverslag en rapportage over de gerealiseerde indicatorenwaarden) en de financiële voortgang (de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten) van het project. Gerapporteerd dient te worden in het daartoe door het SNN verstrekte format.
Op aanvraag van de subsidieontvanger kan met behulp van het daartoe ingevulde declaratieformulier het tweede voorschot van 30% van de subsidie voor een in de verleningsbeschikking genoemde periode verleend worden, indien aangetoond is dat 30% van de totale subsidiabele kosten is gemaakt en betaald en voldaan is aan alle van toepassing zijnde voorwaarden.
Op aanvraag van de subsidieontvanger kan indien de financiële situatie van de projectindiener daartoe noopt in uitzonderingsgevallen, met behulp van het daartoe ingevulde declaratieformulier, een vierde voorschot van 10% verstrekt worden, indien aangetoond is dat 80% van de totale subsidiabele kosten is gemaakt en betaald en voldaan is aan alle van toepassing zijnde voorwaarden.
Indien de subsidie is verleend aan een door het Agentschap NL aangewezen Technologisch Top Instituut (TTI) dan geldt, in afwijking op het hierboven in lid 1 tot en met 4 genoemde, een apart bevoorschottingsschema. Dit schema wordt samen met de subsidieontvanger vastgesteld op basis van het verwachte kasritme en zal tijdens de looptijd van het project telkens geactualiseerd worden.
Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, worden de voorschotten verstrekt via de penvoerder aan de subsidieontvanger. Deze betaling geldt als betaling aan de subsidieontvanger. Indien de penvoerder failliet is verklaard, in surséance van betaling verkeert, dan wel indien op hem de wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, kunnen de voorschotten worden verstrekt aan de afzonderlijke subsidieontvangers.
Artikel 16 Intrekking/wijziging subsidieverlening
Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de wet en artikel 14 van de Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000 kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:
Verleende subsidies en voorschotten worden niet uitgekeerd en reeds uitgekeerde voorschotten en vastgestelde subsidies kunnen onmiddellijk en zonder enige ingebrekestelling worden teruggevorderd:
zodra, binnen een periode van vijf jaar na datum van de definitieve vaststelling van de subsidie, blijkt dat de zaken waarvoor de subsidie is verleend buiten gebruik zijn gesteld, van functie en/of eigenaar zijn veranderd, dan wel zijn verplaatst buiten het gebied waar het subsidieprogramma van toepassing is, tenzij hiervoor expliciet door het SNN toestemming is verleend.
Hoofdstuk VI Subsidievaststelling
Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, wordt het subsidiebedrag aan de penvoerder betaald. Deze betaling geldt als betaling aan de subsidieontvangers. Indien de penvoerder failliet is verklaard, in surséance van betaling verkeert, dan wel indien op hem de wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, kan het subsidiebedrag worden betaald aan de afzonderlijke subsidieontvangers.
Projectkosten zijn alleen subsidiabel indien zij binnen de projectperiode zijn gemaakt en zijn betaald vóór het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, met uitzondering van kosten ten behoeve van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden ten behoeve van (het verzoek tot) vaststelling.
Het subsidiebedrag zal naar evenredigheid worden verlaagd indien de werkelijke subsidiabele kosten lager worden vastgesteld dan de in de subsidieverleningsbeschikking opgenomen begrote subsidiabele kosten of wanneer de werkelijke inkomsten hoger zijn dan geraamd in de projectbegroting en/of de subsidieverleningsbeschikking.
Indien sprake is van een subsidie in een exploitatietekort dan geldt het volgende:
indien de subsidie is verleend op basis van een aandeel in het exploitatietekort, dan is de verleende subsidie een aandeelfinanciering ten opzichte van de overige partijen die het project financieren. De verhouding tussen de financiers in de subsidieverleningsbeschikking zal gehandhaafd worden in de definitieve vaststelling;
bij een gemengde financiering met deels bijdragen van projectparticipanten en deels verwachte inkomsten uit de markt, wordt het tekort van het project bij de vaststelling als geheel bepaald en vervolgens naar rato aan de financieringsparticipanten toegerekend op basis van de in de subsidieverleningsbeschikking vermelde financiering.
In alle externe communicatie omtrent een project dient te worden vermeld dat het project mede mogelijk gemaakt is door een bijdrage van het SNN, waarbij in elk geval het logo van SNN dient te worden getoond. Indien ook gebruik gemaakt wordt van een tekst dan dient deze te luiden: “dit project wordt medegefinancierd door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), Ruimtelijk Economisch Programma”.
In geval van infrastructuur- en (ver)bouwprojecten gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
tijdens de uitvoering van het project dient een informatiebord te worden geplaatst op een voor het publiek zichtbare plaats. Hierop dienen in elk geval te worden vermeld: de titel van het project, het SNN-logo (in kleur) en de tekst “dit project wordt medegefinancierd door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), Ruimtelijk Economisch Programma”. Het logo en bijbehorende teksten dienen voldoende leesbaar te zijn;
bij permanent voor het publiek toegankelijke projecten dient na realisatie van het project een permanent gedenkbord/plaquette te worden aangebracht op een voor het publiek zichtbare plaats. Hierop dienen in elk geval te worden vermeld: de titel van het project, het SNN-logo (in kleur) en de tekst “dit project is medegefinancierd door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), Ruimtelijk Economisch Programma”. Het logo en bijbehorende teksten dienen voldoende leesbaar te zijn.
Groningen, 21 mei 2014.
Provinciale Staten voornoemd:
M.J. van den Berg, voorzitter.
H. Engels-van Nijen, griffier.
Groningen, 10 oktober 2014.
Gedeputeerde Staten voornoemd: Deze beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door het lid van Gedeputeerde Staten dat het onderwerp in portefeuille heeft.
M.J. van den Berg, voorzitter.
H.J. Bolding, secretaris.
Toelichting op de verordening REP-SNN
Artikel 3 In artikel 3 is opgenomen dat subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de hoofddoelstelling van het REP-SNN en die één of meerdere van de vijf nationale topsectoren Energie, Water, Life-sciences and Health, Agro-food (waaronder Biobased Economy) en High Tech Materialen en Systemen versterken. Deze vijf nationale topsectoren zijn ook belangrijke economische clusters in Noord-Nederland. Als uitzondering hierop kan ook subsidie worden verstrekt voor projecten die één of meerdere van de overige vier nationale topsectoren ondersteunen, mits het gaat om projecten die aantoonbaar een meerwaarde voor de Noord-Nederlandse kenniseconomie hebben. De subsidieaanvrager dient dit in voldoende mate aan te tonen bij de aanvraag.
Artikel 4 lid 2 Voor het indienen van een subsidieaanvraag stelt het SNN vaste formats ter beschikking. De aanvrager is verplicht om deze formats te gebruiken. Het betreft onder andere formats voor het subsidieaanvraagformulier, projectplan, kostenbegroting, financieringsplan en staatssteunanalyse.
Artikel 5 sub i Uit artikel 5 aanhef en sub i blijkt dat de aanvraag wordt afgewezen indien een aanmerkelijke kans bestaat dat het verlenen van subsidie in strijd is met de nationale of Europese regels. Dat kan het geval zijn indien er een aanmerkelijke kans bestaat dat het verlenen van subsidie zal leiden tot het verlenen van ongeoorloofde staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Staatssteun Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Gerecht van de Europese Unie blijkt dat er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie indien aan vier voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet een voordeel door de overheid worden verleend. Ten tweede moet het voordeel worden verleend aan ondernemingen. Ten derde moet dit voordeel selectief zijn. Ten slotte moet het voordeel de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en een invloed op de handel tussen lidstaten hebben. In het kader van deze regeling wordt altijd aan de eerste en aan de laatste voorwaarde voldaan. Aan de derde voorwaarde wordt gezien deze regeling ook bijna altijd voldaan.
Ook kan de conclusie zijn dat de verlening van subsidie aan het project niet leidt tot staatssteun, omdat de subsidie als De-minimis is te verstrekken conform Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (Pb EU 2013, L 352), indien de aanvrager heeft verklaard te kunnen voldoen aan de betreffende voorwaarden.
Indien het dagelijks bestuur van het SNN op basis van het projectplan tot het oordeel komt dat de verstrekking van subsidie aan het project leidt tot staatssteun in de zin van artikel 107, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking ten aanzien van de in het projectplan opgenomen uit te voeren activiteiten en subsidie voor de betreffende activiteiten ook niet als geoorloofde staatssteun kan worden aangemerkt, zal de aanvraag worden afgewezen.
Voor het bepalen of een activiteit geoorloofde staatssteun bevat wordt verwezen naar de regelgeving van de Europese commissie en door de Europese commissie goedgekeurde nationale regelgeving en dan het bijzonder naar:
Artikel 6 lid 2 Onder “eigen middelen” wordt verstaan de eigen bijdrage in de projectkosten van de subsidieontvanger en de overige projectpartners (indien van toepassing). Dit kan een eigen bijdrage in ‘cash’ en/of in natura zijn.
Artikel 7 lid 1 31 december 2022 is de einddatum van het programma. Dit betekent dat alle projecten uiterlijk op deze datum dienen te zijn afgerond.
Artikel 10 lid 1 sub c Een voorbeeld van een door het Rijk aanvaarde methode is de Integrale Kosten Systematiek (IKS) van Agentschap NL. Hiervoor dient een goedkeuringsverklaring van Agentschap NL te worden overlegd.
Artikel 14 lid 5 Per jaar dient minimaal één keer een voortgangsrapportage te worden ingediend. Voor ieder project afzonderlijk worden in de subsidieverleningsbeschikking nadere voorwaarden opgenomen over de periode waarop de jaarlijkse rapportage betrekking moet hebben en wanneer deze uiterlijk moet worden ingediend.
Artikel 18 lid 2 Voor het indienen van een aanvraag om subsidievaststelling stelt het SNN vaste formats ter beschikking. De aanvrager is verplicht om deze formats te gebruiken. Het betreft onder andere formats voor het vaststellingsformulier en het eindverslag.
Artikel 20 lid 5 sub c Uit artikel 21 lid 5 aanhef en sub c blijkt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld, indien de activiteiten in strijd met de nationale of Europese regelgeving zijn uitgevoerd. Hierbij kan men denken aan staatssteun of aan de nationale en Europese regelgeving met betrekking tot aanbesteden.
Aanbesteding Wanneer een eindbegunstigde of subsidieontvanger een aanbestedende dienst is en sprake is van verstrekking van opdrachten voor infrastructurele werken, leveringen of diensten of als de eindbegunstigde of subsidieontvanger in het project een opdracht plaatst die voor meer dan 50% rechtstreeks door aanbestedende diensten wordt gesubsidieerd dan dient voldaan te worden aan de regelgeving voor aanbesteden, waarbij de geldende drempels en procedures gevolgd dienen te worden.
Artikel 21 Het SNN-logo kan worden gedownload van de website www.snn.eu.