Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel |
Citeertitel | Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Wijziging van de artikelen 6 lid 5, 50 en 79. Bijlage 64 komt te vervallen. Inwerkingtreding van de wijziging van artikel 6 lid 5 en artikel 79 op 22 november 2007 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007. De overige wijzigingen treden op 22 november 2007 in werking met dien verstande dat de in die artikelen genoemde bijlagen van toepassing blijven op aanvragen die op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel voor het begrotingsjaar 2007 zijn ingediend.
Wet inrichting landelijk gebied,
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2007 | wijziging artikel(en) | 06-11-2007 Provinciaal Blad nr. 2007-91 | - | ||
15-11-2006 | 21-11-2007 | nieuwe regeling | - |
Via het onderhavige besluit worden de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel vastgesteld en voor de betreffende regelingen subsidieplafonds vastgesteld. Daarnaast strekt het besluit tot vaststelling van de hoogte van de beheersbijdragen en tot bekendmaking van de periode waarbinnen subsidie kan worden aangevraagd. Tenslotte worden nog enkele nadere bepalingen vastgesteld die onder meer verband houden met de invoering van een aantal nieuwe beheerspakketten.
Met de totstandkoming van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: WILG) wordt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van het gebiedsgerichte beleid in belangrijke mate overgedragen aan de provincies. De daarvoor benodigde financiële middelen worden ter beschikking gesteld in de vorm van het Investeringsbudget landelijk gebied (hierna: ILG). De toekenning van deze middelen geschiedt voor een programmeringsperiode van zeven jaar. De eerste periode loopt van 2007 tot en met 2013. Ter realisatie van het gebiedsgerichte beleid kunnen de provincies ten laste van het ILG onder meer subsidies verlenen, maar ook bijvoorbeeld gronden verwerven en inrichten. Tezamen met de bevoegdheden die de provincies al hadden op het vlak van ruimtelijke ordening en de bevoegdheden die de WILG verschaft ten aanzien van landinrichting, beschikken de provincies aldus over adequate instrumenten voor de realisatie van de met het Rijk afgesproken doelstellingen op onder meer het vlak van natuur en landschap.
In het ILG zijn middelen opgenomen ten behoeve van de voortzetting van het Programma Beheer. Het Programma Beheer is de verzameling van een groot aantal verschillende subsidiemaatregelen gericht op het stimuleren en ondersteunen van natuurbeheer door agrarische en niet-agarische natuurbeheerders. Het programma bevat verschillende, nauwkeurig beschreven beheerspakketten waarvoor subsidie wordt verleend.
Het Programma Beheer bestond tot op heden uit twee subsidieregelingen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: minister): de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Nnatuurbeheer. De Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 richt zich op gebieden waar de instandhouding, omvorming of ontwikkeling van natuurwaarden, bos en landschap de primaire functie vormt. Ook gronden die oorspronkelijk landbouwgrond waren en de functie natuur hebben gekregen vallen daaronder. De Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer ziet op stimulering van de ontwikkeling of het beheer van natuur en bos in gebieden waar uitoefening van landbouwactiviteiten blijvend voorop staat, alsmede op de ontwikkeling van landschappelijke elementen in dergelijke gebieden. Het Programma Beheer is tot nu toe grotendeels generiek van karakter: beheerspakketten worden in het gehele land op dezelfde wijze ingezet. In gebiedplannen kunnen provincies wel nader aangeven welke pakketten waar mogen worden ingezet.
Tussen Rijk en provincies is overeengekomen dat de provincies het Programma Beheer in 2007 en 2008 in de huidige vorm voortzetten, en dat in die jaren de uitvoering ten behoeve van de provincies zal blijven geschieden door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Aanpassingen vinden alleen plaats voor zover noodzakelijk in verband met de Europese regelgeving. Daarmee wordt de continuïteit van het beheer verzekerd en wordt tegelijk ruimte geschapen voor een zorgvuldige overgang naar een door de provincies in samenspraak met het Rijk en de terreinbeheerders vorm te geven nieuw Programma Beheer.
Bij de vormgeving van het nieuwe Programma Beheer wordt rekening gehouden met de resultaten van de evaluatie van het huidige Programma Beheer en het actieprogramma ‘Een rijk weidevogellandschap’ van 15 juni 2006 van het Weidevogelverbond. De evaluatie heeft zowel betrekking op de ecologische effecten van de beheerspakketten als op de doelmatigheid van de uitvoering en de administratieve lasten van de eindbegunstigden. Aansluiting wordt gezocht met de door de provincies samen met het Rijk ontwikkelde vergoedingssystematiek van de Catalogus groene en blauwe diensten. Het nieuwe Programma Beheer moet aldus een eenvoudiger en transparanter systeem bieden, dat beter inspeelt op de gebiedseigen omstandigheden in de onderscheiden provincies. Het zal per 1 januari 2009 operationeel zijn.
De Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel verschaffen het subsidiekader voor het Programma Beheer zoals dat in 2007 en 2008 door de provincie wordt opengesteld. Waar wordt aangesloten bij de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister, blijven de toelichtingen bij die regelingen en bij de wijzigingen daarvan en de jurisprudentie die betrekking heeft op die regelingen onverkort hun waarde behouden voor de uitleg van de provinciale verordeningen en de daarin gehanteerde begrippen en voorwaarden. Kortheidshalve wordt volstaan met daarnaar te verwijzen.
In de verordening is zoveel mogelijk de volgorde van de artikelen van de ministeriële regelingen aangehouden. Verwezen zij verder naar de bijgevoegde concordantietabellen.
De Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel wijken op een aantal punten af van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister. De doorgevoerde wijzigingen hebben deels te maken met het enkele feit van de overgang van een rijksregeling naar een provinciale regeling. Daarnaast zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in verband met de eisen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (PbEG L 277) (hierna: Kaderverordening). Tot slot zijn enkele wijzigingen doorgevoerd die onmiddellijk samenhangen met het kader van het ILG.
In het navolgende worden de verschillende wijzigingen besproken. De wijzigingen gelden voor zowel de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel als voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel, tenzij anders is aangegeven. Achter de wijzigingen is aangegeven waar de wijziging in de regeling te vinden is; hierbij wordt de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel aangehaald als SN en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel als SAN.
• Er zijn bepalingen toegevoegd om de continuïteit ten opzichte van ‘oude’ regelgeving als de Landinrichtingswet te waarborgen, bijvoorbeeld bij verwijzingen naar landinrichtingsplannen. Soortgelijke bepalingen uit de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer zijn niet overgenomen, indien die geen betekenis meer hebben.
• De verhouding tot de Algemene Subsidieverordening Overijssel wordt geregeld: ingeval bepalingen in de Subsidieregeling (Agrarisch) Natuurbeheer Overijssel afwijken van de bepalingen in de Algemene Subsidieverordening Overijssel, gelden de bepalingen uit de Subsidieregeling (Agrarisch) Natuurbeheer Overijssel (artikel 2, tweede lid, SN, artikel 2, tweede lid, SAN).
• Gebiedsplannen die zijn vastgesteld in het kader van de rijksregelingen blijven van kracht tot dat de provincie nieuwe gebiedsplannen heeft vastgesteld (artikel 81 SN, artikel 91 SAN). Bij het vaststellen van de nieuwe gebiedsplannen moeten de oude gebiedsplannen worden ingetrokken om te voorkomen dat er meerdere plannen van kracht zijn. Geen overgangsrechtelijke voorziening is getroffen voor de afhandeling van nog onder het oude Programma Beheer bij het Rijk ingediende subsidieaanvragen. Artikel 93 van de WILG en het daarop gebaseerde ministeriële besluit voorzien daarin. Uitgangspunt bij die voorziening is eerbiediging van het recht zoals dat op grond van het oude Programma Beheer gold, met dien verstande dat de bevoegdheden van de minister overgaan naar de provincie.
• Subsidieaanvragen worden net als in het verleden ingediend bij de directeur van de Dienst Regelingen. De aanvragen zijn anders dan in het verleden evenwel gebonden aan provinciegrenzen. Hierdoor zal een beheerder met grond in verschillende provincies voor de onderscheiden provincies afzonderlijke aanvragen moeten indienen (artikel 1, eerste lid, onderdeel b, SN, artikel 1, eerste lid, onderdeel c, SAN). Een uitzondering is de verzamelaanvraag (zie artikel 17 SN). Daarop blijft het oorspronkelijke regime van toepassing.
• De probleemgebiedenvergoeding wordt jaarlijks aangevraagd. Voorheen gebeurde dit zesjaarlijks. De eerste aanvraag moet worden ingediend binnen vier weken na dagtekening van de beschikking waarbij een beheerssubsidie is verleend. De volgende aanvragen moeten worden gedaan door middel van een aanvraag die tevens betrekking heeft op de toelagen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (artikel 18 SAN); in de Europese regelgeving (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel s, SAN) wordt deze aanvraag aangeduid als ‘verzamelaanvraag’, maar deze moet wordt onderscheiden van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 17 SN die een uitsluitend nationaal karakter heeft en niet ziet op verschillende aanspraken van één belanghebbende, maar op aanspraken van verschillende belanghebbenden. De probleemgebiedenvergoeding wordt per kalenderjaar toegekend.
• De collectieve weidevogelpakketten en het pakket Nestbescherming zijn niet meer in de subsidieregeling opgenomen. Als overwegingen gelden daarbij:
¿ strijdigheid met de Kaderverordening, aangezien deels sprake is van maatregelen die al voortvloeien uit generieke Europeesrechtelijke en nationaalrechtelijke verplichtingen inzake de bescherming van vogels, te weten Richtlijn (EEG) nr. 79/409 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) en de Flora- en Faunawet. De Kaderverordening laat niet toe dat subsidies worden verstrekt voor maatregelen die wettelijk zijn verplicht;
• Er zijn bepalingen toegevoegd met betrekking tot de mogelijkheid om subsidies voor bepaalde pakketten te cumuleren:
¿ de subsidie voor het pakket Grasland Ganzen mag cumuleren met subsidie voor het pakket Landschappelijk waardevol grasland en voor de weidevogelpakketten inclusief de collectieve pakketten uit de ministeriële regeling met uitzondering van de pakketten Weideranden en Plasdras (artikel 27, derde lid, SAN);
• Geen beheerssubsidies worden verstrekt voor terreinen waarvoor nog verplichtingen van toepassing zijn op basis van de subsidieregelingen van de minister (artikel 23 SN, artikel 33 SAN). Een uitzondering hierop is dat de subsidies voor de pakketten Natuurbraak en Ganzen als genoemd in de provinciale verordening mogen cumuleren met de subsidie voor het pakket Nestbescherming van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister.
• Gelet op de voorwaarden van de Kaderverordening, is het niet mogelijk voor degenen aan wie een inrichtingssubsidie is verleend op grond van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister om – zonder gevolgen – binnen het tijdvak als voorzien in die regeling te stoppen om vervolgens, na een functiewijziging, voor het resterende deel van het tijdvak inrichtingssubsidie te vragen op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer.
• De eisen van de goede landbouwpraktijk zijn vervangen door de veel uitgebreidere dwingende eisen op het vlak van onder meer milieu, gezondheid en dierenwelzijn en de minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 51 van de Kaderverordening. Het gaat dan onder meer om de normen gesteld bij of krachtens de in artikel 43, eerste lid, onderdeel h, SAN genoemde wetten, waaraan de agrariër die subsidie ontvangt op elk moment moet voldoen. Een nauwkeuriger en vollediger beschrijving van deze eisen is opgenomen in de artikelen 3 en volgende en bijlage 1 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (Stcrt. 2005, 235), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij regeling van de minister van 11 mei 2006 (Stcrt. 2006, 93).
• De grondslagen voor het vaststellen van de beheersbijdragen zijn naar aanleiding van de Kaderverordening enigszins aangepast. De grondslag ‘productiederving uitgedrukt in kilogram voedereenheden melk’ is vervangen door: productiederving. Tevens is de grondslag ‘transactiekosten’ toegevoegd (artikel 8 SAN).
• Het bedrag van de beheerssubsidie wordt bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald voor het gehele tijdvak. Dit in tegenstelling tot het oude systeem waarin het bedrag aan het einde van het tijdvak werd gecorrigeerd in verband met de loon- en prijsontwikkeling (artikel 32, tweede lid, SN, artikel 46, tweede lid, SAN).
• Indien een aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening heeft ingediend, wordt er het daarop volgende jaar geen subsidie verleend. Als subsidieaanvraag geldt zowel een subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel, als een aanvraag op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 (artikel 11 SN, artikel 13 SAN).
Openstelling en subsidieplafond
Provinciale Staten stellen een subsidieplafond vast voor de te verstrekken subsidies. Het is hierbij mogelijk om voor de verschillende beheers- en landschapspakketten, voor verschillende categorieën subsidieaanvragers en voor verschillende beheersgebieden verschillende subsidieplafonds vast te stellen (artikel 6, eerste lid, SAN). De bekendmaking van de vastgestelde subsidieplafond en van de openstelling van subsidiemaatregelen geschiedt op grond van de Provinciewet in provinciale publicatiebladen. Subsidieverlening geschiedt onder voorbehoud van goedkeuring door de Europese Commissie (artikel 82 SN, artikel 92 SAN).
In het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer zijn van subsidiëring uitgesloten de terreinen in die gebieden die in het ‘Natuurgebiedsplan Overijssel 2006’ zijn aangeduid als beheersgebied ‘ruime jas botanisch/akkerbeheer en botanisch/graslandbeheer’. Het gaat hier om een tijdelijke uitsluiting voor nieuwe overeenkomsten in verband met de voorgenomen aanpassing van de begrenzing van de ruime jas beheersgebieden.
Voor de behandeling van bezwaarschriften zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat de provincie ervoor kiest om de bevoegdheid om het beslissen op bezwaarschriften volledig te mandateren aan de Dienst Regelingen. In dat geval handelt deze dienst volledig af en beslist namens de provincie. De tweede optie is de bevoegdheid niet aan de Dienst Regelingen te mandateren, maar de voorbereiding de beslissing op het bezwaar volledig of gedeeltelijk door Dienst Regelingen te laten verrichten (artikel 2, derde lid, SN, artikel 2, derde lid, SAN). Overijssel heeft gekozen voor de eerste optie.
De Dienst Landelijk Gebied en de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn belast met het toezicht op de naleving van de onderhavige subsidieverordeningen (artikel 80 SN, artikel 89 SAN). De Algemene Inspectiedienst heeft daarbij primair een functie bij de controle op voldoening aan de in het voorgaande bij de beheerspakketten besproken Europese randvoorwaarden, als bedoeld in artikel 51 van de Kaderverordening.
Elk jaar dienen door Gedeputeerde Staten de tarieven voor de verschillende subsidievormen te worden vastgesteld. Voor de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel betreft het de bijdragen voor de basis-, plus-, recreatie- en landschapspakketten, terwijl de tarieven voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel betrekking hebben op de in die regeling opgenomen beheers- en landschapspakketten. Ten behoeve van de overzichtelijkheid is ervoor gekozen de tarieven in aparte, bij dit besluit gevoegde, bijlagen op te nemen. In bijlage I zijn de tarieven voor de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel opgenomen, terwijl de tarieven voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer zijn opgenomen in bijlage II.
Tevens worden in de onderdelen B.III en B.IV de maximumbedragen voor inrichtingssubsidie vastgesteld.
In tegenstelling tot de werkwijze in de eerste programmeringsperiode van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP 2000-2006) is er thans voor gekozen om de subsidie niet meer te indexeren. Dit betekent dat subsidieontvangers gedurende zes jaar, zijnde het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend, een vaste beheersbijdrage krijgen. Deze beheersbijdrage is gebaseerd op het tarief dat geldt in het begrotingsjaar waarvoor de subsidieaanvraag is ingediend.
In dit onderdeel worden de verschillende subsidieplafonds vastgesteld. Bij de vaststelling van de subsidieplafonds is onderscheid gemaakt tussen aanvragers die een aanvraag indienen voor een tweede tijdvak (onderdelen C.I, subonderdeel i en C.II, subonderdeel i) en aanvragers die voor het eerst een aanvraag indienen (onderdelen C.I, subonderdeel ii en C.II, subonderdeel ii). Dit onderscheid is gemaakt om de continuïteit van de reeds aanwezige natuurwaarden te garanderen.
Ook aanvragers die subsidie genieten op basis van één van de regelingen, genoemd in artikel 33, onderdeel d, subonderdelen 7 tot en met 10 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel kunnen ervoor kiezen om een subsidieaanvraag in het kader van de laatstgenoemde regeling in te dienen.
Aanvragers aan wie door de minister subsidie is verleend voor het pakket ‘Nestbescherming’ zoals opgenomen in de onderdelen 4 van de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling Aagrarisch Natuurbeheer van de minister behouden de mogelijkheid de subsidieverlening hetzij te verzwaren met het beheerspakket opgenomen in bijlage 17, hetzij om te zetten in een subsidieverlening voor het beheerspakket dat is opgenomen in bijlage 16. In dit kader wordt gewezen op artikel 80 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel.
Omdat het in beide gevallen het continueren van (agrarisch) natuurbeheer betreft, komen deze aanvragen ten laste van het continueringsbudget (onderdeel C.II, subonderdeel i, onder b).
Ten behoeve van de subsidie functieverandering en inrichtingssubsidie wordt een apart subsidieplafond vastgesteld (onderdeel C.I, subonderdeel iii). Gelet op de prioritering die reeds door de minister is aangebracht ten aanzien van de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), is dit budget slechts beschikbaar ten behoeve van terreinen die zijn gelegen binnen door de provincie begrensde natuurgebieden.
Artikel 37 van Verordening (EG) 1698/2005 bepaalt dat betalingen aan landbouwers voor gebieden met natuurlijke handicaps, ook bekend als de ‘probleemgebiedenvergoeding’ of ‘bergboerencomponent’, per jaar toegekend moeten worden. Dit betekent dat de probleemgebiedenvergoeding niet langer automatisch kan worden verstrekt, maar slechts op (jaarlijkse) aanvraag. Aanvragers die in aanmerking komen voor deze vergoeding zullen daartoe door de Dienst Regelingen worden benaderd. Het is echter reeds nu noodzakelijk daarvoor de noodzakelijke middelen te reserveren.
Binnen de verschillende subsidieplafonds worden de beschikbare bedragen verdeeld overeenkomstig de artikelen 6 van beide regelingen.
Ten opzichte van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister zijn in de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer een aantal beheerspakketten aangepast en een aantal nieuwe beheerspakketten opgenomen. Het betreft wijzigingen in de bijlagen 23 tot en met 27 van de SAN. Daarvoor in de plaats zijn thans de bijlagen 23a tot en met 23c, 24a en 26a opgenomen.
Om subsidiëring voor deze nieuwe pakketten mogelijk te maken is het niet alleen vereist dat er middelen worden vrijgemaakt, maar is het tevens noodzakelijk dat het betreffende beheerspakket ook ter plekke is opengesteld. Dit laatste wordt geregeld in zogenaamde gebiedsplannen. Deze gebiedsplannen komen tot stand op basis van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het is echter niet mogelijk gebleken om tijdig de nodige aanpassingen van de gebiedsplannen te realiseren. Omdat de inspraakprocedure ten aanzien van de huidige gebiedsplannen reeds is voltooid, is er voor gekozen om daar waar de beheerspakketten, genoemd in de bijlagen 23 tot en met 27 van de ministeriële regeling, zijn opengesteld, ook de pakketten opgenomen in de bijlagen 23a tot en met 23c, 24a en 26a van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel open te stellen overeenkomstig de in dit besluit opgenomen tabel (onderdeel E.I). Gelet op de ecologische samenhang tussen de oude en de nieuwe beheerspakketten worden bedenkingen tegen deze openstelling niet verwacht.
In deze regeling wordt verstaan onder:
terrein: een in de provincie Overijssel gelegen gebied, niet zijnde een erf of tuin, dat niet wordt doorsneden door:
ii. waterlopen die op enig punt breder zijn dan 25 meter;
iii. een dubbelsporige spoorlijn, of
iv. een geëlektrificeerde spoorlijn,
en ten hoogste tot een oppervlakte van 1% van het gebied bestaat uit bebouwing;
landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande, met uitzondering van bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland of de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;
ruilgebied: gebied grenzend aan een gebied als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel f, onderscheidenlijk g, bestaande uit landbouwgronden die uitsluitend verworven kunnen worden met het oogmerk om te ruilen met landbouwgronden gelegen in gebieden als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel f, onderscheidenlijk g;
landinrichtingsplan: de plannen als bedoeld in de artikelen 73, en 102 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, dan wel een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wet inrichting landelijk gebied, plan van voorzieningen als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, herinrichtingsplan als bedoeld in artikel 16 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of reconstructieplan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;
plan van toedeling: plan van toedeling als bedoeld in artikel 201 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, als bedoeld in artikel 48 onderdeel b van de Wet inrichting landelijk gebied, als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, als bedoeld in artikel 85 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of als bedoeld in artikel 62 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;
Gedeputeerde Staten kunnen aan beheerders en aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 5 ter bevordering van de duurzame ontwikkeling en instandhouding van bossen en natuurterreinen, mede met het oog op de recreatieve functie daarvan, wegens de waardedaling als gevolg van de omzetting van landbouwgronden naar natuur en bos, alsmede ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van:
de ontwikkeling en omvorming van basis- of pluspakketten, onderscheidenlijk de aanleg of het herstel van landschapspakketten, door middel van maatregelen met een eenmalig karakter, die rechtstreeks en direct de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende terreinen wijzigen, of door middel van beheer, zonder welke wijzigingen en beheer de daarop volgende instandhouding van basis- of pluspakketten, onderscheidenlijk landschapspakketten, niet mogelijk is;
Aan gemeenten of samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan subsidie worden verstrekt overeenkomstig de hoofdstukken 4 en 6, met dien verstande dat het desbetreffende terrein overeenkomstig zijn functie in een goedgekeurd bestemmingsplan is bestemd en gedurende het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, deze bestemming niet wordt gewijzigd en dat de beschikking tot subsidieverlening vergezeld gaat van een overeenkomst ertoe strekkende dat alvorens een recht tot eigendom van het terrein gedurende de periode waarover subsidie wordt verleend aan anderen wordt aangeboden, de provincie als eerste in de gelegenheid wordt gesteld dit recht te verwerven.
Voorzover voor dezelfde of vergelijkbare doeleinden eveneens subsidie wordt verstrekt door Gedeputeerde Staten of andere overheidsorganen en hierdoor het totaal van de overheidsbijdrage meer bedraagt dan de desbetreffende beheersbijdrage opgenomen in de desbetreffende bijlage dan wel, voorzover het inrichtingssubsidie betreft, meer bedraagt dan 95% van de werkelijke kosten, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld dat het totaal van de overheidsbijdragen die beheersbijdrage, onderscheidenlijk die 95%, niet overstijgt.
Subsidie aan anderen dan beheerders kan worden verstrekt indien op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag:
de beheerder zich bij voorbaat verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager uit hoofde van deze regeling met betrekking tot het desbetreffende terrein gehouden is, zolang de beheerder beschikt over het recht tot gebruik en beheer van het desbetreffende terrein, alsmede zich verbindt, bij overdracht van het desbetreffende gebruiksrecht aan een ander dan het bureau beheer landbouwgronden of de provincie, van de verkrijger daarvan te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de in deze volzin bedoelde verplichtingen zal nakomen en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen, en
Gedeputeerde Staten stellen voor ieder begrotingsjaar een subsidieplafond vast voor de te verstrekken subsidies, bedoeld in artikel 2. Zij kunnen daarbij voor de in dat artikel onderscheiden subsidies, voor de verschillende maatregelen, bedoeld in artikel 2, onderdelen c en d, alsmede per natuurgebied, en voor de verschillende pakketten of voor verschillende categorieën subsidieaanvragen verschillende subsidieplafonds vaststellen.
Gedeputeerde Staten stellen tevens voor ieder begrotingsjaar met inachtneming van de subsidieplafonds, bedoeld in het eerste lid, afzonderlijk subsidieplafonds vast voor subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van terreinen waarop de in het natuurgebiedsplan opgenomen doelstellingen, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, worden ontwikkeld, onderscheidenlijk in stand gehouden en waarvoor eveneens subsidie functieverandering wordt verstrekt. Gedeputeerde Staten houden daarbij rekening met alle reeds aangegane verplichtingen
Gedeputeerde Staten verdelen de beschikbare bedragen naar de datum van ontvangst van de subsidieaanvragen. Bij gelijktijdige datum van ontvangst van de subsidieaanvragen wordt de volgorde van behandeling bepaald door loting. Als datum van ontvangst wordt aangemerkt de datum waarop de aanvraag volledig is ontvangen.
De beheersbijdragen en de recreatiebijdrage van basispakketten, pluspakketten, landschapspakketten en het recreatiepakket en het maximumbedrag aan inrichtingssubsidie worden jaarlijks door Gedeputeerde Staten vastgesteld, gebaseerd op de grondslagen bedoeld in artikel 9.
Indien beheerssubsidie, onderscheidenlijk inrichtingssubsidie, wordt aangevraagd door een beheerder aan wie, voorafgaand aan de aanvraag, reeds subsidie functieverandering, en beheerssubsidie, onderscheidenlijk inrichtingssubsidie, op grond van deze regeling is verstrekt, wordt beheerssubsidie, onderscheidenlijk inrichtingssubsidie, bij voorrang verstrekt, indien hij:
Indien de aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze regeling of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de Minister heeft ingediend, wordt geen subsidie verstrekt voor het daaropvolgende jaar.
Gedeputeerde Staten kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot het aantal van een planten- en diersoort, bedoeld in de onderscheidene basis-, plus- en landschapspakketten per oppervlaktemaat en de spreiding van de betreffende soort binnen de beheerseenheid, onderscheidenlijk de oppervlaktemaat.
Hoofdstuk 2. Begrenzing van natuur- en ruilgebieden
Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden natuurgebieden begrensd met de vaststelling van natuurgebiedsplannen, die in ieder geval bevatten:
een aanduiding waar verwerving van in het natuurgebied gelegen landbouwgronden of andere gronden met het oog op natuurontwikkeling, ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, dan wel ten behoeve van Staatsbosbeheer niet uitsluitend wordt nagestreefd, en
een aanduiding waar verwerving van in het natuurgebied gelegen landbouwgronden of andere gronden met het oog op natuurontwikkeling, uitsluitend wordt nagestreefd ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties of ten behoeve van Staatsbosbeheer dan wel ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van die regeling, doch ten aanzien van deze laatstbedoelde instellingen slechts voorzover die gronden zijn gelegen in een door de minister goedgekeurd begrenzingenplan als bedoeld in het derde lid van dat artikel.
Hoofdstuk 3. Aanvragen van subsidie
Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere basis-, plus-, landschaps- of recreatiepakketten binnen een terrein worden op de topografische kaart, bedoeld in het eerste lid, tevens de grenzen aangegeven waar de verschillende basis-, plus-, landschaps- of recreatiepakketten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zullen worden in stand gehouden.
Indien subsidie wordt aangevraagd op grond van artikel 5, gaat de aanvraag tot subsidieverlening tevens vergezeld van de met betrekking tot het desbetreffende terrein tot stand gekomen overeenkomst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, alsmede van de met betrekking tot die grond of dat water opgestelde verklaring, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b.
Een verzamelaanvraag voldoet aan de volgende voorschriften:
de aanvraag gaat vergezeld van een verklaring, overeenkomstig een door de directeur van de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt ten behoeve van welke beheerder of beheerders subsidie wordt aangevraagd.
Indien er met betrekking tot een terrein meer beheerders zijn, kan door hen gezamenlijk een aanvraag worden ingediend, welke aanvraag, onverminderd de artikelen 15 en 16, vergezeld gaat van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken inzake het beheer van dat terrein.
Subsidie wordt niet verstrekt aan een beheerder indien in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag voor subsidieverlening een verzoek tot intrekking van een subsidieverlening op grond van deze regeling of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, voor de desbetreffende beheerseenheid door de beheerder is ingediend en dit verzoek is gehonoreerd.
In afwijking van het eerste lid kan een subsidie worden verstrekt aan een beheerder, die conform een aanduiding als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdelen f of g, de desbetreffende beheerseenheid in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft verworven, aan wie een inrichtingssubsidie is verleend of die een aanvraag als bedoeld in artikel 17 heeft ingediend.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein wordt verstrekt met het oog op de instandhouding van een of meerdere basis- of pluspakketten die op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor beheerssubsidie op het terrein zijn ontwikkeld.
In afwijking van artikel 23, onderdeel a, kan beheerssubsidie worden verstrekt voor de instandhouding van een basis- of pluspakket op een beheerseenheid waarvan de oppervlakte kleiner is dan het aantal hectares dat is opgenomen als minimumoppervlakte in de bijlage waarin het desbetreffende basis- of pluspakket is vermeld, ingeval sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 17.
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt indien voor de desbetreffende beheerseenheid voor de instandhouding van een basis- of pluspakket bijdragen worden genoten door tussenkomst van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 5.
Indien op het terrein een basis- of pluspakket in stand wordt gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van de beheersbijdrage opgenomen in de bijlage van het desbetreffende basis- of pluspakket met het getal zes en het aantal hectares waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.
Indien op het terrein meerdere basis- of pluspakketten in stand worden gehouden, bedraagt de beheerssubsidie de som van de beheersbijdragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van de beheersbijdragen opgenomen in de bijlagen van elk van de onderscheiden basis- of pluspakketten met het getal zes en het aantal hectares per basis- of pluspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.
Gedeputeerde Staten verstrekken binnen acht weken na afloop van het eerste jaar van het tijdvak een voorschot en vervolgens telkens ten minste een jaar later. De hoogte van de voorschot komt overeen met de jaarlijkse beheersbijdrage van elk van de basis- of pluspakketten waarvoor ten behoeve van het desbetreffende terrein voor dat tijdvak subsidie wordt verleend.
In afwijking van het eerste lid wordt in een jaar het voorschot verminderd met 100% als de beheerder in de twee jaar voorafgaande aan de verstrekking van het voorschot op enig moment niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 29, onderdelen b tot en met l, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage.
Paragraaf 5. Subsidievaststelling
Telkens binnen 8 weken na afloop van een tijdvak dient de ontvanger van beheerssubsidie voor het desbetreffende terrein een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.
Een subsidieontvanger aan wie subsidie is verleend op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 17, verstrekt bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, een verklaring, overeenkomstig een door de directeur van de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt ten behoeve van welke beheerder of beheerders de subsidie is ontvangen.
In afwijking van het eerste lid wordt de subsidie vastgesteld op:
de beheersbijdrage, verminderd met 15% indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel a, maar wel is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, ingeval voor een terrein bij aanvang van een tijdvak subsidie is verleend voor een basispakket;
de beheersbijdrage van het corresponderende basispakket, verminderd met 10%, indien niet is voldaan aan de voorwaarden van het desbetreffende pluspakket, maar wel is voldaan aan de voorwaarden van het corresponderende basispakket, ingeval voor een terrein bij aanvang van een tijdvak subsidie is verleend voor een pluspakket; of
de beheersbijdrage van het in bijlage 34 opgenomen pluspakket soortenrijk weidevogelgrasland, verminderd met 10%, indien niet is voldaan aan de voorwaarden van het in bijlage 35 opgenomen pluspakket zeer soortenrijk weidevogelgrasland, maar wel is voldaan aan de voorwaarden van het in bijlage 34 opgenomen pluspakket soortenrijk weidevogelgrasland, ingeval bij aanvang van een tijdvak subsidie is verleend voor het pluspakket, opgenomen in bijlage 35.
Indien niet wordt voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 31, eerste lid, wordt behoudens overmacht, de subsidie per basis- of pluspakket 15% lager vastgesteld, tenzij de aard en ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichting aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage.
Indien de subsidieontvanger overeenkomstig deze regeling verplicht is fysieke en administratieve controles door aangewezen toezichthouders of bevoegde controleurs toe te laten en door toedoen van de subsidieontvanger of zijn vertegenwoordiger kunnen een of meer controles niet plaatsvinden, wordt, behoudens overmacht, de subsidieverlening of -vaststelling ingetrokken.
Hoofdstuk 5. Subsidie functieverandering
Subsidie functieverandering wordt niet verstrekt ten behoeve van het beheer van terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon, tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.
Subsidie functieverandering ten behoeve van de ontwikkeling van één of meerdere natuurdoelpakketten op landbouwgrond wordt verstrekt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking:
de verplichting van degene aan wie de grond toebehoort de desbetreffende landbouwgrond niet te gebruiken of te doen gebruiken met het oog op de uitoefening van de landbouw, en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling of instandhouding van het betrokken basis- of pluspakket op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, alsmede de kosten die voortvloeien uit de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, komen voor rekening van de provincie. Gedeputeerde Staten kunnen een model voor een overeenkomst als bedoeld in het eerste of tweede lid vaststellen.
Hoofdstuk 6. Inrichtingssubsidie
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Inrichtingssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van terreinen gelegen in natuurgebieden voor zover:
deze betrekking heeft op het, door middel van eenmalige maatregelen, rechtstreeks wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende terrein, gericht op behoud, omvorming of ontwikkeling van een of meerdere basis- of pluspakketten of landschapspakketten ten behoeve van behoud of realisering van een basis- of pluspakket of een landschapspakket voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende natuurgebiedsplan of
deze betrekking heeft op beheersmaatregelen die gericht zijn op de omvorming of ontwikkeling van een of meerdere basis- of pluspakketten of landschapspakketten ten behoeve van het realiseren van een basis- of pluspakket of een landschapspakket voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende natuurgebiedsplan.
Inrichtingssubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een natuurgebied aan andere beheerders dan instellingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties voorzover dit in het desbetreffende natuurgebiedsplan op grond van artikel 13, tweede lid, is aangegeven.
In de periode tussen de vaststelling van een landinrichtingsplan en de vaststelling van een plan van toedeling wordt aan instellingen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties met betrekking tot een terrein dat is gelegen binnen een blok, zoals dat in het landinrichtingsplan is begrensd, geen inrichtingssubsidie verstrekt.
Inrichtingssubsidie wordt niet verstrekt voor de ontwikkeling of omvorming:
a. van een basis- of pluspakket op een terrein waarvan de oppervlakte niet ten minste overeenkomt met het aantal hectares dat is opgenomen als minimumoppervlakte in de bijlage waarin het desbetreffende basis- of pluspakket is vermeld, tenzij het terrein grenst aan een ander terrein waar hetzelfde basis- of pluspakket in stand wordt gehouden en beide terreinen tezamen voldoen aan de eisen ten aanzien van de minimumoppervlakte, of
b. van een landschapspakket voor een landschapselement waarvan de oppervlakte, de lengte of het aantal niet voldoet aan de eisen die met betrekking tot de oppervlakte, de lengte of het aantal zijn gesteld in de bijlage waarin het desbetreffende landschapspakket is vermeld.
Ten behoeve van de inrichting van een terrein in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon anders dan een gemeente wordt geen inrichtingssubsidie verstrekt met geldmiddelen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.
Paragraaf 5. Subsidievaststelling
De ontvanger van inrichtingssubsidie dient binnen 8 weken na afloop van het tijdvak voor het desbetreffende terrein een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.
De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:
een financiële verantwoording met betrekking tot de getroffen maatregelen, bestaande uit een rekening alsmede, indien de subsidieverlening een bedrag van € 25.000,-- te boven gaat, een verklaring, overeenkomstig een door de directeur van de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de maatregelen zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot verlening van inrichtingssubsidie.
Hoofdstuk 7. Recreatiesubsidie
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Recreatiesubsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van de instandhouding van een recreatiepakket ten aanzien van terreinen waarvoor tevens beheerssubsidie wordt verstrekt.
Recreatiesubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van het beheer van terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon, tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.
Hoofdstuk 8. Landschapssubsidie
Landschapssubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van het beheer van terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon, tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.
Indien op het terrein een landschapspakket in stand wordt gehouden, bedraagt de landschapssubsidie het bedrag per tijdvak dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdrage opgenomen in de bijlagen van het desbetreffende landschapspakket en het aantal hectares, onderscheidelijk meters, onderscheidelijk stuks waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.
Indien op het terrein meerdere landschapspakketten in stand worden gehouden bedraagt de landschapssubsidie de som van de beheersbijdragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdragen opgenomen in de bijlagen van de desbetreffende landschapspakketten en het aantal hectares, onderscheidelijk meters, onderscheidelijk stuks per landschapspakket waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.
Hoofdstuk 9. Wijziging en intrekking
In het geval, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, zijn bepalingen omtrent minimumoppervlakte of minimumlengten, opgenomen in de basis-, plus-of landschapspakketten, niet van toepassing, voorzover de vergroting van het areaal een beheerseenheid vormt met de beheerseenheid waarvoor subsidie wordt verleend.
In geval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein, waarvan het recht tot gebruik en beheer berust bij de subsidieontvanger, en dat recht gaat over op een derde gedurende de periode waarover de desbetreffende subsidie is verleend, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde indien deze, uiterlijk drie maanden na de datum waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan, bij wege van een aan de directeur van de Dienst Regelingen gericht schriftelijk stuk, verklaart te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten, vanaf de datum met ingang waarvan de wijziging uit hoofde van dit lid van kracht zal zijn.
In geval subsidie is verleend op grond van hoofdstuk 4, 6, 7 of 8 met betrekking tot een terrein waarvan het gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die overlijdt tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening voor dat terrein ingetrokken met ingang van de dag, volgend op de dag van overlijden, op voorwaarde dat de erfgenamen uiterlijk drie maanden na het overlijden om deze intrekking verzoeken bij wege van een aan de directeur van de Dienst Regelingen gericht schriftelijk verzoek.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 17 die wordt ingediend tezamen met een verzoek van een beheerder of een ander dan een beheerder als bedoeld in artikel 5 tot intrekking van een aan hem verleende subsidie voor het terrein waarop die aanvraag betrekking heeft, wordt niet gehonoreerd indien die aanvraag ertoe zou leiden dat minder dan vijf jaren subsidie voor het desbetreffende terrein kan worden verleend.
In geval subsidie is verleend op grond van de onderhavige regeling met betrekking tot een terrein dat deel uitmaakt van een gebied waar landinrichting uit kracht van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, of uit kracht van de Wet inrichting landelijk gebied geschiedt en het voldoen aan de aan desbetreffende subsidieverlening verbonden verplichtingen na vaststelling van het landinrichtingsplan niet meer mogelijk is, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop in zodanig gebied de kavelovergang plaatsvindt ingevolge de in het plan van toedeling opgenomen bepalingen omtrent de inbezitneming, bedoeld in artikel 196, tweede lid, onderdeel e van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, of als bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel f van de Wet inrichting landelijk gebied.
Indien subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat is verworven door Staatsbosbeheer, het bureau beheer landbouwgronden, een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties of de provincie en het de subsidieontvanger als gevolg van de overdracht aan een van de bedoelde organisaties onderscheidelijk bestuursorgaan niet meer mogelijk is te voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidieverlening, wordt de subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop de overdracht van het terrein heeft plaatsgevonden.
In geval subsidie is verleend op grond van de onderhavige regeling met betrekking tot grond die wordt onteigend tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag waarop het besluit tot onteigening van de betrokken grond onherroepelijk vaststaat.
Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten worden teruggevorderd, vermeerderd met wettelijke rente. De wettelijke rente wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugbetalingsverplichting en het moment van terugbetaling of verrekening.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze regeling bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Dienst landelijk gebied en de Algemene inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Natuurgebiedsplannen die zijn vastgesteld in het kader van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister blijven van kracht tot zij zijn ingetrokken of vervangen door een natuurgebiedsplan als bedoeld in artikel 13 van deze regeling.
Bijlagen behorende bij de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel
Ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water; En ten hoogste 40% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt bedekt door Kroossoorten of Kroosvaren; En de beheerseenheid maakt ten hoogste 90 % deel uit van een terrein, waarvan de overige delen voldoen aan één of meer van de andere basis- of pluspakketten in de bijlagen van deze regeling, met uitzondering van bijlage 21.
Ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit grasland of kwelder; En in geval van grasland zijn in het zesde jaar van het eerste tijdvak, alsmede in alle volgende tijdvakken waarvoor subsidie wordt verleend, op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten inclusief mossen aanwezig per 25m2; En ten hoogste 10% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met Pijpestrootje of Bochtige smele.
De beheerseenheid bestaat uit bos- of natuurterrein; En tenminste 30% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met een of meer van de volgende struiksoorten: Struikhei, Dophei, Kraaihei, Vossebes, Rode bosbes of blauwe bosbes; En de resterende oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met grassen, kruiden, mossen, korstmossen, stuifzand, struweel, bos of water; En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water; En ten hoogste 25% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos of uit ander struweel dan Jeneverbes of Gagel.
De beheerseenheid bestaat uit bos- of natuurterrein; En ten minste 75% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met bomen, struiken of kruidachtige planten; En ten minste 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met inheemse houtachtige gewassen (zie bijlage 57) met een lengte van ten minste 1 meter en ten hoogste 5 meter; Ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit struweel.
Op ten minste 5% van de oppervlakte van de beheerseenheid komen Veenmossoorten voor, niet gedomineerd door Waterveenmos [bedekkingsgraad kleiner dan 50%]; En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water; En ten hoogste 10% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos of struweel; En de overige oppervlakte bestaat uit Pijpestrootje of natte heide; En de beheerseenheid ligt in de Fysisch-Geografische Regio Heuvelland of Hogere zandgronden.
In de beheerseenheid komen ten minste 7 van de meetsoorten voor uit de lijst A; of ten minste 3 uit de lijst B; of ten minste 10 uit de lijsten A en C; of ten minste 6 uit de lijsten B en C. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten genoemd in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
[flora/zoet]: Brede waterpest, Holpijp, Waterviolier, Waterdrieblad, Kransvederkruid, Groot nimf-kruid, Spits fonteinkruid, Rossig fonteinkruid, Plat fonteinkruid, Stomp fonteinkruid, Langstengelig fonteinkruid, Fijne waterranonkel, Grote boterbloem, Grote waterranonkel, Kleine egelskop, Krab-benscheer, Groot blaasjeskruid, Stekelharig kransblad, Sterkranswier, Bronmos, Watergentiaan, Glanzig fonteinkruid, Lidsteng, Ruw kransblad, Paarbladig fonteinkruid, Blauwe waterereprijs, Smalle waterweegbree, Slanke waterweegbree, Slangenwortel, Padderus, Gebogen kransblad;
[fauna]: Zomertaling, Slobeend, Krooneend, Tafeleend, Visdief, Zwarte stern, Dodaars, Bruine korenbout, Plasrombout, Grote keizerlibel, Glassnijder, Vroege glazenmaker, Groene glazenmaker, Rugstreeppad, Poelkikker, Kamsalamander, Knoflookpad, Boomkikker, Ringslang, Waterspitsmuis, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Gewone baard- of Brandt’s vleermuis;
En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water.
In de beheerseenheid komen ten minste 4 van de meetsoorten voor uit de lijst A; of ten minste 8 uit de lijsten A en B. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten genoemd in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
[flora]: Ondergedoken moerasscherm, Stijve moerasweegbree, Kruipende moerasweegbree, Gesteeld glaskroos, Moerashertshooi, Kleine biesvaren, Grote biesvaren, Oeverkruid, Waterlobelia, Waterlepeltje, Waterpostelein, Pilvaren, Ongelijkbladig fonteinkruid, Weegbreefonteinkruid, Witte waterranonkel, Vlottende bies, Drijvende egelskop, Kleinste egelskop, Doorschijnend glanswier, Moerassmele, Duizendknoopfonteinkruid, Drijvende waterweegbree, Naaldwaterbies, Draadzegge;
[fauna]: Dodaars, Geoorde fuut, Wintertaling, Zwarte stern, Speerwaterjuffer, Tengere pantserjuffer, Venwitsnuitlibel, Gevlekte witsnuitlibel, Koraaljuffer, Bruine winterjuffer, Venglazenmaker, Kamsalamander, Vinpootsalamander, Poelkikker, Heikikker, Boomkikker, Ringslang, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Gewone baard- of Brandt’s vleermuis;
En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water.
In de beheerseenheid komen ten minste 2 van de meetsoorten voor uit de lijst A; of 5 uit de lijsten A en B. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
[fauna]: IJsvogel, Grote gele kwikstaart, Waterspreeuw, Bosbeekjuffer, Beekoeverlibel, Gewone bronlibel, Weidebeekjuffer, Beekrombout, Blauwe breedscheenjuffer, Vuursalamander, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis, Gewone baard- of Brandt’s vleermuis., Waterspitsmuis;
En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit ongekanaliseerde stromende beek of duinrel met een breedte van ten hoogste 25 meter.
Op de beheerseenheid komen ten minste 7 van de volgende meetsoorten voor: [flora] Knotszegge, Ronde zegge, Draadzegge, Vleeskleurige orchis, Slank wollegras, Veenmosorchis, Geelhartje, Groenknolorchis, Rietorchis, Waterdrieblad, Parnassia, Moeraskartelblad, Sierlijke vetmuur, Plat blaasjeskruid, Klein blaasjeskruid, Kleine valeriaan, Rood schorpioenmos, Groot veenvedermos, Echt vetmos. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten genoemd in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
En ten minste 70 % van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit moeras; En ten hoogste 20 % van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water; En ten hoogste 5% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos of struweel;
Op de beheerseenheid komen ten minste 6 van de volgende meetsoorten voor: [fauna] Roerdomp, Woudaapje, Purperreiger, Lepelaar, Bruine kiekendief, Waterral, Porseleinhoen, Blauwborst, Snor, Sprinkhaanzanger, Grote Karekiet, Baardmannetje, Rietzanger, Vroege glazenmaker, Bruine korenbout, Ringslang, Noordse woelmuis, Waterspitsmuis, Ruige dwergvleermuis.
Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten genoemd in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
En ten minste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met riet, Rietgras, Mattenbies, Ruwe bies, Kleine lisdodde, Grote lisdodde of zeggen; En ten hoogste 10% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos of struweel.
Beheersvoorschriften: Jaarlijks ten hoogste een derde van de beheerseenheid maaien, in afwijking hiervan is het toegestaan ten hoogste de helft van de beheerseenheid te maaien als dit noodzakelijk is om verbossing tegen te gaan of als de beheerseenheid kleiner is dan 0,75 hectare; Het maaisel afvoeren; Geen werkzaamheden uitvoeren in de beheerseenheid in de periode tussen 1 april en 1 oktober; Meetsoorten monitoren.
Op de beheerseenheid komen ten minste 5 van de meetsoorten voor uit de lijst A of ten minste 10 uit de lijsten A en B. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten genoemd in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
[flora]: Lavendelhei, Struikhei, Kraaihei, Gewone dophei, Grote veenbes, Kleine veenbes, Rode bosbes, Knotszegge, Ronde zegge, Sterzegge, Draadzegge, Vleeskleurige orchis, Brede en Rietorchis, Slank wollegras, Veenmosorchis, Geelhartje, Groenknolorchis, Waterdrieblad, Addertong, Parnassia, Moeraskartelblad, Welriekende nachtorchis, Sierlijke vetmuur, Plat blaasjeskruid, Klein blaasjeskruid, Blauwe knoop, Ronde zonnedauw, Kamvaren, Moerasviooltje, Tormentil, Ruwe bies, Welriekende nachtorchis, Gevleugeld hertshooi, Grote ratelaar, Moeraszoutgras, Echte koekoeksbloem;
[fauna] Bruine kiekendief, Porseleinhoen, Kwartelkoning, Waterral, Wulp, St. Jansvlinder, Grote vuurvlinder, Zilveren maan, Groentje, Noordse winterjuffer, Groene glazenmaker, Glassnijder, Gevlekte witsnuitlibel, Poelkikker, Heikikker, Levendbarende hagedis, Ringslang, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Gewone baard- of Brandt’s vleermuis, Noorse woelmuis, Waterspitsmuis;
En ten minste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met veenmossoorten; En ten minste 70 % van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit moeras; En ten hoogste 20 % van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water; En ten hoogste 5% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos of struweel.
Op de beheerseenheid komen ten minste 5 van de volgende meetsoorten voor uit de lijst A; of ten minste 4 uit de lijst B; of ten minste 5 uit de lijst C; Of ten minste 3 uit de lijst D; of ten minste 7 uit de lijst E; Of ten minste 8 uit de lijsten A en F; Of ten minste 8 uit de lijsten B en F; Of ten minste 8 uit de lijsten C en F; Of ten minste 7 uit de lijsten D en F; Of ten minste 10 uit de lijsten E en F. Ook kan van de genoemde aantallen bij de lijsten A t/m C en E ten hoogste 1 soort uit 1 van de andere lijsten A t/m E meetellen voor het resultaat. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten genoemd in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
[Flora/Dotterbloemhooiland]: Trosdravik, Moesdistel, Wilde herfsttijloos, Moerasstreepzaad, Vleeskleurige orchis, Brede en Rietorchis, Addertong, Harlekijn, Adderwortel, Slanke sleutelbloem, Knolsteenbreek, Echte koekoeksbloem, Gewone dotterbloem, Grote ratelaar, Gevleugeld hertshooi, Waterkruiskruid, Kleine valeriaan, Moeraskartelblad, Welriekende nachtorchis, Bevertjes;
[Flora/Nat schraalland]: Tweehuizige zegge, Blonde zegge, Vlozegge, Spaanse ruiter, Gevlekte orchis, Moeraswespenorchis, Breed wollegras, Klokjesgentiaan, Draadrus, Parnassia, Vetblad, Welriekende nachtorchis, Klein glidkruid, Zaagblad, Kleine valeriaan, Melkviooltje, Schildereprijs, Sterzegge, Brede en Rietorchis, Vleeskleurige orchis, Blauwe knoop;
[Flora/Natte duinvallei]: Dwergbloem, Teer guichelheil, Zomer- en Herfstbitterling, Platte bies, Vleeskleurige orchis, Armbloemige waterbies, Moeraswespenorchis, Bonte paardenstaart, Grote muggenorchis, Slanke gentiaan, Honingorchis, Groenknolorchis, Parnassia, Knopbies, Moerasgamander, Drienervige zegge, Geelgroene en Dwergzegge, Gevlekte orchis, Sierlijke vetmuur, Geelhartje;
[Flora/Brak grasland]: Aardbeiklaver, Moeraszoutgras, Schorrenzoutgras, Selderij, Kruipend moerasscherm, Zulte, Zilte zegge, Zilte rus, Melkkruid, Rode ogentroost, Fraai duizendguldenkruid, Zeeweegbree, Behaarde boterbloem, Knolvossenstaart, Zilt torkruid, Zilte schijnspurrie, Gerande schijnspurrie, Kwelderzegge, Veldgerst, Zeekraal;
[Fauna] Zomertaling, Slobeend, Kwartelkoning, Kemphaan, Watersnip, Grutto, Tureluur, Gele kwikstaart, Grauwe klauwier, Zilveren maan, Aardbeivlinder, Bruine vuurvlinder, Groot dikkopje, Bruin zandoogje, Rugstreeppad, Ringslang, Kamsalamander, Poelkikker, Noordse woelmuis, Ondergrondse woelmuis, Veldspitsmuis, Ruige dwergvleermuis, Gewone baard- of Brandt’s vleermuis;
En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit grasland; En het grasland bevindt zich binnendijks ten opzichte van zeewerende dijken;
Beheersvoorschriften: Op ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt het gewas jaarlijks vóór 1 november afgevoerd via maaien of beweiden. In de periode van 1 juli tot 1 april is een veebezetting van ten hoogste 3 GVE per hectare op enig moment toegestaan; Meetsoorten monitoren;Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van de Dienst Regelingen vereist.
Op de beheerseenheid komen ten minste 4 van de meetsoorten voor uit de lijst A; of ten minste 5 uit de lijst B; of ten minste 5 uit de lijst C; Of ten minste 5 uit de lijst D; Of ten minste 8 uit de lijsten A en E; Of ten minste 9 uit de lijsten B en E; Of ten minste 9 uit de lijsten C en E; Of ten minste 9 uit de lijsten D en E. Ook kan van de genoemde aantallen bij de lijsten A t/m D ten hoogste één soort uit één der andere lijsten A t/m D meetellen voor het resultaat. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten genoemd in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
[Kalkgrasland]: Poppenorchis, Hondskruid, Aarddistel, Kalkwalstro, Franjegentiaan, Duitse gentiaan, Grote muggenorchis, Geel zonneroosje, Beemdhaver, Honingorchis, Tengere veldmuur, Bijenorchis, Vliegenorchis, Soldaatje, Aapjesorchis, Bergnachtorchis, Kuifvleugeltjesbloem, Gulden sleutelbloem, Harige ratelaar, Grote centaurie, Trosgamander, Echte gamander, Berggamander, Driedistel, Duifkruid, Ruige scheefkelk, Breed fakkelgras;
[Stroomdalgrasland]: Wilde averuit, Voorjaarszegge, Vroege zegge, Kleine steentijm, Steenanjer, Zandwolfsmelk, Sikkelklaver, Walstrobremraap, Rode bremraap, Voorjaarsganzerik, Veldsalie, Tripmadam, Zacht vetkruid, Kleine ruit, Grote tijm, Gestreepte klaver, Brede ereprijs, Liggende ereprijs, Smal fakkelgras, Duifkruid, Overblijvende hardbloem;
[Bloemdijk]: Gewone agrimonie, Moeslook, Kluwenklokje, Rapunzelklokje, Grote centaurie, Wollige distel, Ruige anjer, Beemdkroon, Aardaker, Glad parelzaad, Klavervreter, Wilde peterselie, Karwijvarkenskervel, Grote bevernel, Ruige weegbree, Kleine ratelaar, Veldsalie, Knopig doornzaad, Groot streepzaad, Kattendoorn, Wilde marjolein, Echte kruisdistel, Grote leeuwenklauw, Bevertjes, Zeegroene zegge, Gewone bermzegge, Knoopkruid, Geel walstro, Blauw walstro, Fijne ooievaarsbek, Veldgerst, Donderkruid, Glad parelzaad, Mantelanjer, Kleinbloemige salie, Akkerdoornzaad, Goudhaver, IJzerhard.
[Fauna]: Kwartel, Patrijs, Grauwe klauwier, Geelgors, Roodborsttapuit, Steenuil, Oranje zandoogje, Bruin dikkopje, Icarusblauwtje, Hooibeestje, Kleine vuurvlinder, Argusvlinder, Bruin blauwtje, Grashommel, Boomkikker, Kamsalamander, Levendbarende hagedis, Ondergrondse woelmuis, Veldspitsmuis;
En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit grasland; En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit struweel.
Beheersvoorschriften: Ten minste 90% van het gewas jaarlijks afvoeren via maaien of beweiden;
In de periode van 1 juli tot 1 april is een veebezetting van ten hoogste 3 GVE per hectare op enig moment toegestaan; Bij beheer met een gescheperde schaapskudde is een hogere veebezetting dan 3 GVE op enig moment toegestaan;
Op de beheerseenheid komen ten minste 4 van de volgende meetsoorten voor: [Fauna] Nachtzwaluw, Draaihals, Boomleeuwerik, Duinpieper, Gekraagde roodstaart, Tapuit, Klapekster, Geelgors, Kleine heivlinder, Kommavlinder, Heivlinder. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten genoemd in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen;
En ten minste 50 % van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit levend stuifzand; En ten minste 10% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met Buntgras of Korstmos; En ten hoogste 30% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit heide; En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit struweel of bos.
Op de beheerseenheid komen ten minste 5 van de meetsoorten voor uit lijst A; Of ten minste 11 uit de lijsten A en B. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
[Flora] Heidezegge, Stekelbrem, Duitse brem, Kruipbrem, Dennenwolfsklauw, Grondster, Grote wolfsklauw, Kleine schorseneer, Klein warkruid, Rode dophei, Kleine wolfsklauw, Verfbrem, Draadgentiaan, Gevlekte orchis, Kleine zonnedauw, Ronde zonnedauw, Klokjesgentiaan, Moeraswolfsklauw, Beenbreek, Heidekartelblad, Witte snavelbies, Bruine snavelbies, Gewone en Noordse veenbies, Wijdbloeiende rus, Koprus, Dwergrus, Borstelgras, Buntgras, Pilzegge, Tormentil, Rond wintergroen, Bronsmos, Rode en Dove heidelucifer, Rood bekermos, Rendiermossen;
[Fauna] Watersnip, Grutto, Tureluur, Wulp, Korhoen, Patrijs, Nachtzwaluw, Draaihals, Boomleeuwerik, Blauwborst, Paapje, Roodborsttapuit, Tapuit, Grauwe klauwier, Klapekster, Geelgors, Heidegentiaanblauwtje, Heideblauwtje, Groentje, Heivlinder, Kommavlinder, Bruine vuurvlinder, Kleine vuurvlinder, Hooibeestje, Zandhagedis, Levendbarende hagedis, Gladde slang, Adder, Ringslang, Heikikker, Venwitsnuitlibel, Noordse witsnuitlibel, Tengere pantserjuffer, Ruige dwergvleermuis, Gewone baard- of Brandt’s vleermuis;
En ten minste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met een of meer van de volgende heidesoorten: Struikhei, Dophei, Kraaihei;
En de resterende oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met grassen, kruiden, mossen, korstmossen, stuifzand, struweel, bos, water; En ten hoogste 60% is bedekt met grassen; En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water; En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos of uit ander struweel dan Jeneverbes of Gagel.
Beheersvoorschriften: Op ten minste 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt vergrassing bestreden door middel van begrazen; Bij beheer met een gescheperde schaapskudde is een hogere veebezetting dan 1,5 GVE op enig moment toegestaan;
Of in het tijdvak wordt op ten minste 10% van de oppervlakte van de beheerseenheid waar vergrassing optreedt, vergrassing bestreden door middel van plaggen, chopperen, maaien en afvoeren;
Op de beheerseenheid komen ten minste 4 van de meetsoorten voor uit de lijst A; of ten minste 11 uit de lijsten A en B. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten in bijlage 62 (rode lijsten) meetellen.
[Fauna]: Dodaars, Geoorde fuut, Wintertaling, Blauwe kiekendief, Korhoen, Kemphaan, Watersnip, Grutto, Wulp, Tureluur, Zwarte stern, Nachtzwaluw, Gele kwikstaart, Blauwborst, Paapje, Roodborsttapuit, Grauwe Klauwier, Klapekster, Kraanvogel, Veenhooibeestje, Veenbesparelmoervlinder, Veenbesblauwtje, Groot dikkopje, Hoogveenglanslibel, Noordse glazenmaker, Tengere pantserjuffer, Koraaljuffer, Noordse witsnuitlibel, Heikikker, Levendbarende hagedis, Adder, Gladde slang, Ringslang, Ruige dwergvleermuis, Gewone baard- of Brandt’s vleermuis, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis.
En ten minste 5% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met Veenmos, waaronder ten minste 1 van de volgende soorten: Wrattig veenmos, Hoogveen-veenmos, Rood veenmos. En ten hoogste 30% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water;
En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos; En de overige oppervlakte bestaat uit Pijpestrootje of natte heide;
En de beheerseenheid ligt in de Fysisch-Geografische Regio Heuvelland of Hogere zandgronden.
Op de beheerseenheid komen ten minste 75 broedparen per 100 hectare voor van een of meer van de volgende meetsoorten: Grutto, Kievit, Scholekster, Tureluur, Watersnip, Kemphaan, Slobeend, Zomertaling, Veldleeuwerik, Wulp, Kluut, Krakeend, Kuifeend, Wintertaling, Graspieper,Gele kwikstaart, waarvan ten minste 35 broedparen van de soorten Grutto, Tureluur, Watersnip, Kemphaan, Slobeend, Zomertaling, Veldleeuwerik, Wulp, Kluut, Krakeend, Kuifeend, Wintertaling, Graspieper, Gele kwikstaart;
En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit grasland;
En de beheerseenheid ligt binnen een gebied met een oppervlakte van ten minste 25 hectare waar in een Natuurgebiedsplan het pluspakket Soortenrijk weidevogelgrasland of het pluspakket Zeer soortenrijk weidevogelgrasland is opengesteld.
Ten minste 3% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit vluchtstroken [verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid] of slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest;
En ten minste 25% van de oppervlakte van de beheerseenheid in de periode van 1 april tot 8 juni vrijwaren van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting;
Met inachtneming van voornoemde beheersvoorschriften is bemesting toegestaan en is een hogere veebezetting dan 1,5 GVE per hectare toegestaan;
Corresponderend Basispakket: Bijlage 21 Basispakket: Natuurlijke Eenheid: Variant A: zonder begrazing of Variant B: met begrazing.
De beheerseenheden hebben een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 5 hectare binnen een gebied dat met een verdunningsfactor van ten hoogste 3 bij de beschikking tot subsidieverlening in aanmerking wordt genomen.
Op de beheerseenheid komen ten minste 100 broedparen per 100 hectare voor van een of meer van de volgende meetsoorten: Grutto, Kievit, Scholekster, Tureluur, Watersnip, Kemphaan, Slobeend, Zomertaling, Veldleeuwerik, Wulp, Kluut, Krakeend, Kuifeend, Wintertaling, Graspieper, Gele kwikstaart, waarvan ten minste 50 broedparen van de soorten Grutto, Tureluur, Watersnip, Kemphaan, Slobeend, Zomertaling, Veldleeuwerik, Wulp, Kluut, Krakeend, Kuifeend, Wintertaling, Graspieper, Gele kwikstaart;
En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit grasland; En de beheerseenheid ligt binnen een gebied met een oppervlakte van ten minste 25 hectare waarvoor een Natuurgebiedsplan het pluspakket Soortenrijk weidevogelgrasland of het pluspakket Zeer soortenrijk weidevogelgrasland toestaat.
Beheersvoorschriften: Ten minste 4% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit vluchtstroken [verspreid liggende gronden met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 die niet eerder dan 22 mei worden gemaaid of beweid en in ieder geval steeds ten minste twee weken later dan de datum waarop omliggende gronden zijn gemaaid of voor het eerst worden beweid], of slootranden met een breedte van ten minste 2 meter en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 200 meter die niet worden bemest;
En ten minste 30% van de oppervlakte van de beheerseenheid in de periode van 1 april tot 8 juni vrijwaren van beweiding, maaien, rollen, slepen, inzaaien, doorzaaien en bemesting;
Met inachtneming van voornoemde beheersvoorschriften is bemesting toegestaan en is een hogere veebezetting dan 1,5 GVE per hectare toegestaan;
Corresponderend Basispakket: Bijlage 21 Basispakket: Natuurlijke Eenheid: Variant A: zonder begrazing of Variant B: met begrazing.
De beheerseenheden hebben een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 5 hectare binnen een gebied dat met een verdunningsfactor van ten hoogste 3 bij de beschikking tot subsidieverlening in aanmerking wordt genomen.
In de beheerseenheid komt ten minste een van de volgende meetsoorten voor: Wilde zwaan, Kleine zwaan, Brandgans, Grauwe gans, Kleine rietgans, Kolgans, Taiga-rietgans, Toendra-rietgans, Gewone rotgans, Smient;
En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit grasland;
En op ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid is op 1 oktober een grasmat aanwezig met een voedingswaarde van ten minste 500 kVEM per ha;
En de beheersvoorschriften vermeld onder 2 worden nageleefd.
Beheersvoorschriften: Ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid jaarlijks ten minste een maal bemesten in de periode van 1 september tot 1 oktober, met tenminste 50 kilogram zuivere Stikstof per hectare;
En de beheerseenheid een maal maaien in de periode van 1 september tot 1 oktober;
En in de periode van 1 oktober tot 1 juni, of zoveel eerder als de onder 1 genoemde soorten vertrokken zijn, geen handelingen verrichten of laten verrichten in de beheerseenheid;
En de onder 1 genoemde soorten niet opzettelijk verstoren, bejagen of verjagen;
Met inachtneming van voornoemde beheersvoorschriften is een hogere veebezetting dan 1,5 GVE per hectare toegestaan;
De beheerseenheid bestaat uit bos- of natuurterrein; En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit houtopstand waarvoor een herplantplicht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Boswet geldt; En de beheerseenheid bevat per hectare ten minste twee inheemse boomsoorten (zie bijlage 57), waarbij er van elke inheemse boomsoort gemiddeld ten minste 15 exemplaren met een hoogte van ten minste 5 meter per hectare aanwezig zijn; En verjongingsvlakten zijn ten hoogste 2 hectare groot; En monoculturen van niet-inheemse bomen (aaneengesloten deel van de beheerseenheid met minder dan 30 inheemse bomen met een hoogte van ten minste 5 meter per hectare) zijn ten hoogste 2 hectare groot; En de beheerseenheid bevat per hectare bos ten minste 3 staande of liggende dode bomen met een stamdiameter van ten minste 30 centimeter of indien het een bos is op grondwatertrap Gt I of II ten minste 15 centimeter.
De beheerseenheid bestaat uit bos- of natuurterrein; En ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit houtopstand waarvoor een herplantplicht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Boswet geldt; En de beheerseenheid bevat per hectare ten hoogste 10 niet-inheemse bomen (bomen die niet zijn opgenomen in bijlage 57) met een stamdiameter van ten minste 20 centimeter, gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld; En de beheerseenheid bevat per hectare bos ten minste 40 levende bomen met een stamdiameter van ten minste 15 centimeter voor bos op veengrond en op grondwatertrap Gt I of II en ten minste 30 centimeter voor bos op overige grondsoorten, gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld; En de beheerseenheid bevat per hectare bos ten minste 3 staande of liggende dode bomen met een stamdiameter van ten minste 30 centimeter of indien het een bos is op grondwatertrap Gt I of II ten minste 15 centimeter.
Ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit hakhout, waarbij ten minste 60 % van de hakhout-stoven ouder is dan 25 jaar; En tenminste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met inheemse boomsoorten (zie bijlage 57); En de diameter van de staken is ten hoogste 15 centimeter, gemeten op 50 centimeter boven de stoof.
Tenminste 90 % van de oppervlakte van de beheerseenheid is een bestaand of voormalig middenbos [Middenbos is opgaand bos met een ondergroei van hakhout]; En ten minste 60% van de hakhout-stoven is ouder dan 25 jaar; En tenminste 70% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met inheemse boomsoorten (zie bijlage 57); En de diameter van de staken is ten hoogste 15 centimeter, gemeten op 50 centimeter boven de stoof; En op de beheerseenheid staan per hectare ten minste 25 overstaanders met een hoogte van ten minste 15 meter.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element;
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element; het element vrijwaren van beschadiging door vee.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Het actief beheren van het element: periodiek dubbelzijdig onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element; Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.
Het actief beheren van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Het actief behern van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Inheemse boom- en struiksoorten
Aalbes, Amandelwilg, Appel, Bastaardbosbes, Beredruif, Beuk, Bezemdophei, Bittere wilg, Bitterzoet, Blauwe bosbes, Bosrank, Bosroos, Boswilg, Braamsoorten, Brem, Duindoorn, Duinroos, Kruising van Eenstijlige en Tweestijlige meidoorn, Eenstijlige meidoorn, Egelantier, Fladderiep, Framboos, Gagel, Gladde iep, Gaspeldoorn, Gelderse roos, Gele kornoelje, Geoorde wilg, Gewone dophei, Gewone es, Gewone esdoorn, Gewone vlier, Grauwe abeel, Kruising van Grauwe en Geoorde wilg, Grauwe wilg, Grove den, Haagbeuk, Hazelaar, Heggeroos, Hollandse linde, Hondsroos, Hulst, Jeneverbes, Katwilg, Kruising van Katwilg en Grauwe wilg, Kleinbloemige roos, Klimop, Kruising van Koraalmeidoorn en Tweestijlige meidoorn, Koraalmeidoorn, Kraagroos, Kraaihei, Kraakwilg, Krent, Kruipbrem, Kruipwilg, Kruisbes, Laurierwilg, Lavendelhei, Maretak, Mispel, Peer, Ratelpopulier, Rijsbes, Rode bosbes, Rode dophei, Rode kamperfoelie, Rode kornoelje, Rode paardekastanje, Rood peperboompje, Rossige wilg, Ruwe berk, Ruwe iep, Kruising van Schietwilg en Kraakwilg, Schietwilg, Sleedoorn, Spaanse aak, Sporkehout, Stekelbrem, Struikhei, Tamme kastanje, Taxus, Trosbes, Trosvlier, Tweestijlige meidoorn, Verfbrem, Viltroos, Vogelkers, Wegedoorn, Wilde kamperfoelie, Wilde kardinaalmuts, Wilde liguster, Wilde lijsterbes, Wilde peer, Kruising van Wintereik en zomereik, Wintereik, Winterlinde, Witte els, Witte paardekastanje, Wollige sneeuwbal, Zachte berk, Zoete kers, Zomereik, Zomerlinde, Zuurbes, Zwarte bes, Zwarte els, Zwarte populier.
Flora en fauna van de rode lijsten als meetsoort
Voor het bereiken van het natuurresultaat bij de pluspakketten in de bijlagen 22 tot en met 31 en 33 kunnen naast de in de bijlagen specifiek genoemde meetsoorten ook soorten meetellen die zijn genoemd in de categorieën Verdwenen uit Nederland, In het wild verdwenen uit Nederland, Ernstig bedreigd, Bedreigd of Kwetsbaar van de Rode Lijst Zoogdieren, de Rode Lijst Reptielen, de Rode Lijst amfibieën, de Rode Lijst Dagvlinders, de Rode lijst Libellen of de Rode Lijst Vaatplanten, die zijn opgenomen in de bijlage bij het besluit Rode Lijsten flora en fauna.
Overeenkomst tussen de beheerder, de subsidieaanvrager en de provincie Overijssel ter uitvoering van artikel 5 van Subsidieregeling natuurbeheer 2000
ondergetekende sub 1, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de beheerder,
ondergetekende sub 2, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de subsidieaanvrager,
de provincie Overijssel, ten deze vertegenwoordigd door Dienst Regelingen,
ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5 van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 in verband met de beschikking tot subsidieverlening van [datum] onder [nummer] aan de subsidieaanvrager overeen dat:
de subsidieaanvrager hierbij het recht op uitbetaling van subsidies en voorschotten, die in verband met voornoemde beschikking zijn of worden verleend, bevoorschot, of vastgesteld aan de beheerder overdraagt;
de beheerder zich verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager is gehouden;
de beheerder zich verbindt bij overdracht van het gebruiksrecht van de verkrijger te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de verplichtingen nakomt waartoe de subsidieaanvrager is gehouden en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen;
de beheerder zich borgstelt jegens de provincie Overijssel voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten in verband met voornoemde beschikking tot subsidieverlening.
Deze overeenkomst wordt na ondertekening door de ondergetekenden sub 1 en sub 2 toegezonden aan de Dienst Regelingen als vertegenwoordiger van de provincie Overijssel. De Dienst Regelingen draagt er zorg voor dat de beheerder en de subsidieaanvrager een afschrift ontvangen.
Gedaan te [woonplaats] op [datum]
Objectivering doelpakketten, versie 2006
Dit ‘objectiveringsdocument’, dat identiek is aan bijlage 51 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, is wegens de omvang hier niet opgenomen maar als apart document in te zien en op te vragen bij de provincie en Dienst Regelingen.