Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel |
Citeertitel | Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 7-11-2006
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2006-119
Wet inrichting landelijk gebied,
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2006 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 07-11-2006 Provinciaal Blad nr. 2006-119 | - |
Via het onderhavige besluit worden de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel vastgesteld en voor de betreffende regelingen subsidieplafonds vastgesteld. Daarnaast strekt het besluit tot vaststelling van de hoogte van de beheersbijdragen en tot bekendmaking van de periode waarbinnen subsidie kan worden aangevraagd. Tenslotte worden nog enkele nadere bepalingen vastgesteld die onder meer verband houden met de invoering van een aantal nieuwe beheerspakketten.
Met de totstandkoming van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: WILG) wordt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van het gebiedsgerichte beleid in belangrijke mate overgedragen aan de provincies. De daarvoor benodigde financiële middelen worden ter beschikking gesteld in de vorm van het Investeringsbudget landelijk gebied (hierna: ILG). De toekenning van deze middelen geschiedt voor een programmeringsperiode van zeven jaar. De eerste periode loopt van 2007 tot en met 2013. Ter realisatie van het gebiedsgerichte beleid kunnen de provincies ten laste van het ILG onder meer subsidies verlenen, maar ook bijvoorbeeld gronden verwerven en inrichten. Tezamen met de bevoegdheden die de provincies al hadden op het vlak van ruimtelijke ordening en de bevoegdheden die de WILG verschaft ten aanzien van landinrichting, beschikken de provincies aldus over adequate instrumenten voor de realisatie van de met het Rijk afgesproken doelstellingen op onder meer het vlak van natuur en landschap.
In het ILG zijn middelen opgenomen ten behoeve van de voortzetting van het Programma Beheer. Het Programma Beheer is de verzameling van een groot aantal verschillende subsidiemaatregelen gericht op het stimuleren en ondersteunen van natuurbeheer door agrarische en niet-agarische natuurbeheerders. Het programma bevat verschillende, nauwkeurig beschreven beheerspakketten waarvoor subsidie wordt verleend.
Het Programma Beheer bestond tot op heden uit twee subsidieregelingen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: minister): de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Nnatuurbeheer. De Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 richt zich op gebieden waar de instandhouding, omvorming of ontwikkeling van natuurwaarden, bos en landschap de primaire functie vormt. Ook gronden die oorspronkelijk landbouwgrond waren en de functie natuur hebben gekregen vallen daaronder. De Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer ziet op stimulering van de ontwikkeling of het beheer van natuur en bos in gebieden waar uitoefening van landbouwactiviteiten blijvend voorop staat, alsmede op de ontwikkeling van landschappelijke elementen in dergelijke gebieden. Het Programma Beheer is tot nu toe grotendeels generiek van karakter: beheerspakketten worden in het gehele land op dezelfde wijze ingezet. In gebiedplannen kunnen provincies wel nader aangeven welke pakketten waar mogen worden ingezet.
Tussen Rijk en provincies is overeengekomen dat de provincies het Programma Beheer in 2007 en 2008 in de huidige vorm voortzetten, en dat in die jaren de uitvoering ten behoeve van de provincies zal blijven geschieden door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Aanpassingen vinden alleen plaats voor zover noodzakelijk in verband met de Europese regelgeving. Daarmee wordt de continuïteit van het beheer verzekerd en wordt tegelijk ruimte geschapen voor een zorgvuldige overgang naar een door de provincies in samenspraak met het Rijk en de terreinbeheerders vorm te geven nieuw Programma Beheer.
Bij de vormgeving van het nieuwe Programma Beheer wordt rekening gehouden met de resultaten van de evaluatie van het huidige Programma Beheer en het actieprogramma ‘Een rijk weidevogellandschap’ van 15 juni 2006 van het Weidevogelverbond. De evaluatie heeft zowel betrekking op de ecologische effecten van de beheerspakketten als op de doelmatigheid van de uitvoering en de administratieve lasten van de eindbegunstigden. Aansluiting wordt gezocht met de door de provincies samen met het Rijk ontwikkelde vergoedingssystematiek van de Catalogus groene en blauwe diensten. Het nieuwe Programma Beheer moet aldus een eenvoudiger en transparanter systeem bieden, dat beter inspeelt op de gebiedseigen omstandigheden in de onderscheiden provincies. Het zal per 1 januari 2009 operationeel zijn.
De Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel verschaffen het subsidiekader voor het Programma Beheer zoals dat in 2007 en 2008 door de provincie wordt opengesteld. Waar wordt aangesloten bij de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister, blijven de toelichtingen bij die regelingen en bij de wijzigingen daarvan en de jurisprudentie die betrekking heeft op die regelingen onverkort hun waarde behouden voor de uitleg van de provinciale verordeningen en de daarin gehanteerde begrippen en voorwaarden. Kortheidshalve wordt volstaan met daarnaar te verwijzen.
In de verordening is zoveel mogelijk de volgorde van de artikelen van de ministeriële regelingen aangehouden. Verwezen zij verder naar de bijgevoegde concordantietabellen.
De Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel wijken op een aantal punten af van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister. De doorgevoerde wijzigingen hebben deels te maken met het enkele feit van de overgang van een rijksregeling naar een provinciale regeling. Daarnaast zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in verband met de eisen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (PbEG L 277) (hierna: Kaderverordening). Tot slot zijn enkele wijzigingen doorgevoerd die onmiddellijk samenhangen met het kader van het ILG.
In het navolgende worden de verschillende wijzigingen besproken. De wijzigingen gelden voor zowel de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel als voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel, tenzij anders is aangegeven. Achter de wijzigingen is aangegeven waar de wijziging in de regeling te vinden is; hierbij wordt de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel aangehaald als SN en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel als SAN.
• Er zijn bepalingen toegevoegd om de continuïteit ten opzichte van ‘oude’ regelgeving als de Landinrichtingswet te waarborgen, bijvoorbeeld bij verwijzingen naar landinrichtingsplannen. Soortgelijke bepalingen uit de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer zijn niet overgenomen, indien die geen betekenis meer hebben.
• De verhouding tot de Algemene Subsidieverordening Overijssel wordt geregeld: ingeval bepalingen in de Subsidieregeling (Agrarisch) Natuurbeheer Overijssel afwijken van de bepalingen in de Algemene Subsidieverordening Overijssel, gelden de bepalingen uit de Subsidieregeling (Agrarisch) Natuurbeheer Overijssel (artikel 2, tweede lid, SN, artikel 2, tweede lid, SAN).
• Gebiedsplannen die zijn vastgesteld in het kader van de rijksregelingen blijven van kracht tot dat de provincie nieuwe gebiedsplannen heeft vastgesteld (artikel 81 SN, artikel 91 SAN). Bij het vaststellen van de nieuwe gebiedsplannen moeten de oude gebiedsplannen worden ingetrokken om te voorkomen dat er meerdere plannen van kracht zijn. Geen overgangsrechtelijke voorziening is getroffen voor de afhandeling van nog onder het oude Programma Beheer bij het Rijk ingediende subsidieaanvragen. Artikel 93 van de WILG en het daarop gebaseerde ministeriële besluit voorzien daarin. Uitgangspunt bij die voorziening is eerbiediging van het recht zoals dat op grond van het oude Programma Beheer gold, met dien verstande dat de bevoegdheden van de minister overgaan naar de provincie.
• Subsidieaanvragen worden net als in het verleden ingediend bij de directeur van de Dienst Regelingen. De aanvragen zijn anders dan in het verleden evenwel gebonden aan provinciegrenzen. Hierdoor zal een beheerder met grond in verschillende provincies voor de onderscheiden provincies afzonderlijke aanvragen moeten indienen (artikel 1, eerste lid, onderdeel b, SN, artikel 1, eerste lid, onderdeel c, SAN). Een uitzondering is de verzamelaanvraag (zie artikel 17 SN). Daarop blijft het oorspronkelijke regime van toepassing.
• De probleemgebiedenvergoeding wordt jaarlijks aangevraagd. Voorheen gebeurde dit zesjaarlijks. De eerste aanvraag moet worden ingediend binnen vier weken na dagtekening van de beschikking waarbij een beheerssubsidie is verleend. De volgende aanvragen moeten worden gedaan door middel van een aanvraag die tevens betrekking heeft op de toelagen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (artikel 18 SAN); in de Europese regelgeving (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel s, SAN) wordt deze aanvraag aangeduid als ‘verzamelaanvraag’, maar deze moet wordt onderscheiden van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 17 SN die een uitsluitend nationaal karakter heeft en niet ziet op verschillende aanspraken van één belanghebbende, maar op aanspraken van verschillende belanghebbenden. De probleemgebiedenvergoeding wordt per kalenderjaar toegekend.
• De collectieve weidevogelpakketten en het pakket Nestbescherming zijn niet meer in de subsidieregeling opgenomen. Als overwegingen gelden daarbij:
¿ strijdigheid met de Kaderverordening, aangezien deels sprake is van maatregelen die al voortvloeien uit generieke Europeesrechtelijke en nationaalrechtelijke verplichtingen inzake de bescherming van vogels, te weten Richtlijn (EEG) nr. 79/409 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) en de Flora- en Faunawet. De Kaderverordening laat niet toe dat subsidies worden verstrekt voor maatregelen die wettelijk zijn verplicht;
• Er zijn bepalingen toegevoegd met betrekking tot de mogelijkheid om subsidies voor bepaalde pakketten te cumuleren:
¿ de subsidie voor het pakket Grasland Ganzen mag cumuleren met subsidie voor het pakket Landschappelijk waardevol grasland en voor de weidevogelpakketten inclusief de collectieve pakketten uit de ministeriële regeling met uitzondering van de pakketten Weideranden en Plasdras (artikel 27, derde lid, SAN);
• Geen beheerssubsidies worden verstrekt voor terreinen waarvoor nog verplichtingen van toepassing zijn op basis van de subsidieregelingen van de minister (artikel 23 SN, artikel 33 SAN). Een uitzondering hierop is dat de subsidies voor de pakketten Natuurbraak en Ganzen als genoemd in de provinciale verordening mogen cumuleren met de subsidie voor het pakket Nestbescherming van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister.
• Gelet op de voorwaarden van de Kaderverordening, is het niet mogelijk voor degenen aan wie een inrichtingssubsidie is verleend op grond van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister om – zonder gevolgen – binnen het tijdvak als voorzien in die regeling te stoppen om vervolgens, na een functiewijziging, voor het resterende deel van het tijdvak inrichtingssubsidie te vragen op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer.
• De eisen van de goede landbouwpraktijk zijn vervangen door de veel uitgebreidere dwingende eisen op het vlak van onder meer milieu, gezondheid en dierenwelzijn en de minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 51 van de Kaderverordening. Het gaat dan onder meer om de normen gesteld bij of krachtens de in artikel 43, eerste lid, onderdeel h, SAN genoemde wetten, waaraan de agrariër die subsidie ontvangt op elk moment moet voldoen. Een nauwkeuriger en vollediger beschrijving van deze eisen is opgenomen in de artikelen 3 en volgende en bijlage 1 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (Stcrt. 2005, 235), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij regeling van de minister van 11 mei 2006 (Stcrt. 2006, 93).
• De grondslagen voor het vaststellen van de beheersbijdragen zijn naar aanleiding van de Kaderverordening enigszins aangepast. De grondslag ‘productiederving uitgedrukt in kilogram voedereenheden melk’ is vervangen door: productiederving. Tevens is de grondslag ‘transactiekosten’ toegevoegd (artikel 8 SAN).
• Het bedrag van de beheerssubsidie wordt bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald voor het gehele tijdvak. Dit in tegenstelling tot het oude systeem waarin het bedrag aan het einde van het tijdvak werd gecorrigeerd in verband met de loon- en prijsontwikkeling (artikel 32, tweede lid, SN, artikel 46, tweede lid, SAN).
• Indien een aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening heeft ingediend, wordt er het daarop volgende jaar geen subsidie verleend. Als subsidieaanvraag geldt zowel een subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel, als een aanvraag op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 (artikel 11 SN, artikel 13 SAN).
Openstelling en subsidieplafond
Provinciale Staten stellen een subsidieplafond vast voor de te verstrekken subsidies. Het is hierbij mogelijk om voor de verschillende beheers- en landschapspakketten, voor verschillende categorieën subsidieaanvragers en voor verschillende beheersgebieden verschillende subsidieplafonds vast te stellen (artikel 6, eerste lid, SAN). De bekendmaking van de vastgestelde subsidieplafond en van de openstelling van subsidiemaatregelen geschiedt op grond van de Provinciewet in provinciale publicatiebladen. Subsidieverlening geschiedt onder voorbehoud van goedkeuring door de Europese Commissie (artikel 82 SN, artikel 92 SAN).
In het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer zijn van subsidiëring uitgesloten de terreinen in die gebieden die in het ‘Natuurgebiedsplan Overijssel 2006’ zijn aangeduid als beheersgebied ‘ruime jas botanisch/akkerbeheer en botanisch/graslandbeheer’. Het gaat hier om een tijdelijke uitsluiting voor nieuwe overeenkomsten in verband met de voorgenomen aanpassing van de begrenzing van de ruime jas beheersgebieden.
Voor de behandeling van bezwaarschriften zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat de provincie ervoor kiest om de bevoegdheid om het beslissen op bezwaarschriften volledig te mandateren aan de Dienst Regelingen. In dat geval handelt deze dienst volledig af en beslist namens de provincie. De tweede optie is de bevoegdheid niet aan de Dienst Regelingen te mandateren, maar de voorbereiding de beslissing op het bezwaar volledig of gedeeltelijk door Dienst Regelingen te laten verrichten (artikel 2, derde lid, SN, artikel 2, derde lid, SAN). Overijssel heeft gekozen voor de eerste optie.
De Dienst Landelijk Gebied en de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn belast met het toezicht op de naleving van de onderhavige subsidieverordeningen (artikel 80 SN, artikel 89 SAN). De Algemene Inspectiedienst heeft daarbij primair een functie bij de controle op voldoening aan de in het voorgaande bij de beheerspakketten besproken Europese randvoorwaarden, als bedoeld in artikel 51 van de Kaderverordening.
Elk jaar dienen door Gedeputeerde Staten de tarieven voor de verschillende subsidievormen te worden vastgesteld. Voor de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel betreft het de bijdragen voor de basis-, plus-, recreatie- en landschapspakketten, terwijl de tarieven voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel betrekking hebben op de in die regeling opgenomen beheers- en landschapspakketten. Ten behoeve van de overzichtelijkheid is ervoor gekozen de tarieven in aparte, bij dit besluit gevoegde, bijlagen op te nemen. In bijlage I zijn de tarieven voor de Subsidieregeling Natuurbeheer Overijssel opgenomen, terwijl de tarieven voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer zijn opgenomen in bijlage II.
Tevens worden in de onderdelen B.III en B.IV de maximumbedragen voor inrichtingssubsidie vastgesteld.
In tegenstelling tot de werkwijze in de eerste programmeringsperiode van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP 2000-2006) is er thans voor gekozen om de subsidie niet meer te indexeren. Dit betekent dat subsidieontvangers gedurende zes jaar, zijnde het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend, een vaste beheersbijdrage krijgen. Deze beheersbijdrage is gebaseerd op het tarief dat geldt in het begrotingsjaar waarvoor de subsidieaanvraag is ingediend.
In dit onderdeel worden de verschillende subsidieplafonds vastgesteld. Bij de vaststelling van de subsidieplafonds is onderscheid gemaakt tussen aanvragers die een aanvraag indienen voor een tweede tijdvak (onderdelen C.I, subonderdeel i en C.II, subonderdeel i) en aanvragers die voor het eerst een aanvraag indienen (onderdelen C.I, subonderdeel ii en C.II, subonderdeel ii). Dit onderscheid is gemaakt om de continuïteit van de reeds aanwezige natuurwaarden te garanderen.
Ook aanvragers die subsidie genieten op basis van één van de regelingen, genoemd in artikel 33, onderdeel d, subonderdelen 7 tot en met 10 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel kunnen ervoor kiezen om een subsidieaanvraag in het kader van de laatstgenoemde regeling in te dienen.
Aanvragers aan wie door de minister subsidie is verleend voor het pakket ‘Nestbescherming’ zoals opgenomen in de onderdelen 4 van de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling Aagrarisch Natuurbeheer van de minister behouden de mogelijkheid de subsidieverlening hetzij te verzwaren met het beheerspakket opgenomen in bijlage 17, hetzij om te zetten in een subsidieverlening voor het beheerspakket dat is opgenomen in bijlage 16. In dit kader wordt gewezen op artikel 80 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel.
Omdat het in beide gevallen het continueren van (agrarisch) natuurbeheer betreft, komen deze aanvragen ten laste van het continueringsbudget (onderdeel C.II, subonderdeel i, onder b).
Ten behoeve van de subsidie functieverandering en inrichtingssubsidie wordt een apart subsidieplafond vastgesteld (onderdeel C.I, subonderdeel iii). Gelet op de prioritering die reeds door de minister is aangebracht ten aanzien van de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), is dit budget slechts beschikbaar ten behoeve van terreinen die zijn gelegen binnen door de provincie begrensde natuurgebieden.
Artikel 37 van Verordening (EG) 1698/2005 bepaalt dat betalingen aan landbouwers voor gebieden met natuurlijke handicaps, ook bekend als de ‘probleemgebiedenvergoeding’ of ‘bergboerencomponent’, per jaar toegekend moeten worden. Dit betekent dat de probleemgebiedenvergoeding niet langer automatisch kan worden verstrekt, maar slechts op (jaarlijkse) aanvraag. Aanvragers die in aanmerking komen voor deze vergoeding zullen daartoe door de Dienst Regelingen worden benaderd. Het is echter reeds nu noodzakelijk daarvoor de noodzakelijke middelen te reserveren.
Binnen de verschillende subsidieplafonds worden de beschikbare bedragen verdeeld overeenkomstig de artikelen 6 van beide regelingen.
Ten opzichte van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister zijn in de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer een aantal beheerspakketten aangepast en een aantal nieuwe beheerspakketten opgenomen. Het betreft wijzigingen in de bijlagen 23 tot en met 27 van de SAN. Daarvoor in de plaats zijn thans de bijlagen 23a tot en met 23c, 24a en 26a opgenomen.
Om subsidiëring voor deze nieuwe pakketten mogelijk te maken is het niet alleen vereist dat er middelen worden vrijgemaakt, maar is het tevens noodzakelijk dat het betreffende beheerspakket ook ter plekke is opengesteld. Dit laatste wordt geregeld in zogenaamde gebiedsplannen. Deze gebiedsplannen komen tot stand op basis van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het is echter niet mogelijk gebleken om tijdig de nodige aanpassingen van de gebiedsplannen te realiseren. Omdat de inspraakprocedure ten aanzien van de huidige gebiedsplannen reeds is voltooid, is er voor gekozen om daar waar de beheerspakketten, genoemd in de bijlagen 23 tot en met 27 van de ministeriële regeling, zijn opengesteld, ook de pakketten opgenomen in de bijlagen 23a tot en met 23c, 24a en 26a van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel open te stellen overeenkomstig de in dit besluit opgenomen tabel (onderdeel E.I). Gelet op de ecologische samenhang tussen de oude en de nieuwe beheerspakketten worden bedenkingen tegen deze openstelling niet verwacht.
In deze regeling wordt verstaan onder:
plan van toedeling: plan van toedeling als bedoeld in artikel 201 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, als bedoeld in artikel 48, onderdeel b, van de Wet inrichting landelijk gebied, als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, als bedoeld in artikel 85 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of als bedoeld in artikel 62 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;
beheerder: ondernemer, dan wel enige andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van een publiekrechtelijk lichaam of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, doch voor zover het een vereniging betreft, slechts een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, die
krachtens een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007 beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein, mits dit gebruik blijkens een overeenkomst met de landinrichtingscommissie, bedoeld in hoofdstuk III, titel 2 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, een duurzaam karakter heeft;
landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande, met uitzondering van bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland of de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;
quotum: bij een in een beheersgebiedsplan opgenomen beheerspakket of groep van beheerspakketten, onderscheidenlijk landschapspakket of groep van landschapspakketten, behorend aantal hectares, meters, onderscheidenlijk stuks, waarvoor in het desbetreffende beheersgebied ten hoogste beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie kan worden verstrekt;
verzamelaanvraag: aanvraag als bedoeld in deel II, titel II, hoofdstuk I van Verordening (EG) nr. 796/2004, betreffende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;
Gedeputeerde Staten kunnen aan beheerders en aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 5 op landbouwgronden ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen, alsmede ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden, op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van:
Indien er naast een beheersbijdrage of inrichtingssubsidie op grond van deze regeling uit andere hoofde van overheidswege een subsidie is of wordt verstrekt voor de in het kader van deze regeling gemaakte kosten, waaronder mede wordt begrepen vergoeding van inkomstenderving, en hierdoor het totaal van de overheidsbijdragen meer bedraagt dan de desbetreffende beheersbijdrage, dan wel, voorzover het inrichtingssubsidie betreft, meer bedraagt dan 95% van de werkelijke kosten, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld dat het totaal van de overheidsbijdragen die beheersbijdrage, onderscheidenlijk die 95%, niet overstijgt.
Subsidie aan anderen dan beheerders kan worden verstrekt indien op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag:
° de beheerder zich bij voorbaat verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager uit hoofde van deze regeling met betrekking tot het desbetreffende terrein gehouden is, zolang de beheerder beschikt over het recht tot gebruik en beheer van het desbetreffende terrein, alsmede zich verbindt, bij overdracht van het desbetreffende gebruiksrecht aan een ander dan het bureau beheer landbouwgronden en de provincie, van de verkrijger daarvan te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de in deze volzin bedoelde verplichtingen zal nakomen en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen, en
Gedeputeerde Staten stellen voor ieder begrotingsjaar een subsidieplafond vast voor de te verstrekken subsidies, bedoeld in de artikelen 2 en 3. Zij kunnen voor de in die artikelen onderscheiden subsidies, voor door hen op grond van artikel 13 begrensde gebieden, voor de verschillende beheers- of landschapspakketten of voor verschillende categorieën subsidieaanvragers verschillende subsidieplafonds vaststellen.
Gedeputeerde Staten verdelen de beschikbare bedragen, naar de datum van ontvangst van de subsidieaanvragen. Bij gelijktijdige datum van ontvangst van de subsidieaanvragen wordt de volgorde van behandeling bepaald door loting. Als datum van ontvangst wordt aangemerkt de datum waarop de aanvraag volledig is ontvangen.
De beheersbijdragen van de beheerspakketten en landschapspakketten en het maximumbedrag aan inrichtingssubsidie worden jaarlijks door Gedeputeerde Staten vastgesteld, gebaseerd op de grondslagen, bedoeld in artikel 8.
Voor zover de regeling bemesting toestaat, geschiedt de aanwending van kunstmest op grond van een bemestingsadvies of bemestingsplan.
De subsidie wordt voor de duur van een jaar niet verstrekt, indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op artikel 20, onderdeel a, onder IV of V, onderdeel b, onder V of VI of onderdeel C of op artikel 52 onderdeel a, onder I of III of onderdeel b van verordening nr. 1698/2005 van 20 september 2005 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) of indien een verleende subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 86 of een vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 87.
Indien de aanvrager opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op artikel 20, onderdeel a, onder IV of V, onderdeel b, onder V of VI of onderdeel C of op artikel 52 onderdeel a, onder I of III of onderdeel b van verordening nr. 1698/2005 van 20 september 2005 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), of indien ingeval van opzet een verleende of vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken op grond van artikel 86 of 87, wordt tevens geen subsidie verleend in het daarop volgend jaar.
Probleemgebieden worden begrensd met inachtnemeing van de voorwaarden bedoeld in artikel 50 van de Verordening (EG) nr. 1698/2005 van 20 september 2005 van de Raad van de Europese Unie inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEG L 277).
De probleemgebiedenvergoeding wordt vastgesteld op het bedrag dat wordt gevormd door het aantal hectares waarvoor in het betreffende jaar beheerssubsidie ten behoeve van de beheerspakketten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, wordt verstrekt, te vermenigvuldigen met het in het eerste lid genoemde tarief.
In afwijking van het vierde lid kan in het geval, bedoeld in artikel 81, de in dat artikel bedoelde derde in het jaar waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan, slechts aanspraak maken op de probleemgebiedenvergoeding indien hij in de voor dat betreffende jaar in te dienen verzamelaanvraag heeft verzocht om toekenning.
Wanneer een terrein waarvoor de probleemgebiedenvergoeding wordt verstrekt op enig moment geen deel meer uitmaakt van een probleemgebied, wordt de probleemgebiedenvergoeding voor het betreffende jaar naar evenredigheid vastgesteld over de periode dat het terrein in dat jaar deel uitmaakte van een probleemgebied.
Hoofdstuk 4. Aanvragen van subsidie
Indien de subsidieaanvrager niet krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht beschikt over een recht tot gebruik en beheer van het terrein waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, wordt in de aanvraag tevens vermeld of het gebruiksrecht van het desbetreffende terrein berust bij een ondernemer.
Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere beheers- of landschapspakketten op een terrein worden op de topografische kaart, bedoeld in het eerste lid, tevens de grenzen aangegeven waar de verschillende beheers- of landschapspakketten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zullen worden in stand gehouden of ontwikkeld.
Indien de subsidie wordt aangevraagd door een aanvrager als bedoeld in artikel 21, derde lid, gaat de aanvraag tot subsidieverlening tevens vergezeld van de met betrekking tot het desbetreffende terrein tot stand gekomen overeenkomst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, alsmede van de met betrekking tot het desbetreffende terrein opgestelde verklaring, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b.
Indien er met betrekking tot een terrein meer beheerders zijn, kan door hen gezamenlijk een aanvraag worden ingediend, welke aanvraag, onverminderd de artikelen 21 en 22, vergezeld gaat van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken inzake het beheer van dat terrein.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder beheersgebied eveneens verstaan: natuurgebied als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel of artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, indien het beheerspakket is opgenomen in het desbetreffende natuurgebiedsplan.
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt ten aanzien van terreinen, gelegen in een natuurgebiedsplan, waarvoor subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 40 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de Minister of waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 9 van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer, is toegekend.
In afwijking van het eerste lid kunnen de beheerspakketten, opgenomen in onderdeel 4 van de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister op dezelfde oppervlakte worden ontwikkeld of in stand gehouden als de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 28b tot en met 28f.
In afwijking van het eerste lid kan het beheerspakket opgenomen in bijlage 28c, op dezelfde oppervlakte worden ontwikkeld of in stand gehouden als de beheerspakketten opgenomen in de bijlage 15, 16, 17 van deze regeling of de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, tenzij de beheerseenheden overeenkomstig onderdeel 3 van de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, worden beheerd op een wijze als bedoeld in de bijlagen 12, 13, 14, en 18.
met het oog op de instandhouding van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 7 tot en met 9, en 11 tot en met 30 die op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor beheerssubsidie op het terrein zijn ontwikkeld, voorzover die instandhouding in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.
Beheerssubsidie kan worden verstrekt ten behoeve van een terrein met het oog op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 28b tot en met 30.
Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de ontwikkeling of instandhouding van meerdere beheerspakketten op een terrein, zijn de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde voorwaarden van overeenkomstige toepassing voor elk afzonderlijk beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend op het desbetreffende terrein.
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt:
ten behoeve van terreinen waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:
1e de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de Minister;
2e de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel;
3e de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de Minister;
4e de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;
5e de Beschikking ter zake van het uit produktie nemen van bouwland;
6e hoofdstuk 2, paragraaf 5.2 van de regeling GLB -inkomenssteun 2006;
7e de Beschikking beheersovereenkomsten 1983 ;
8e de Regeling beheersovereenkomsten 1988;
9e de Regeling beheersovereenkomsten 1993;
10e de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling;
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt aan een beheerder indien in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag voor subsidieverlening een verzoek tot intrekking van een subsidieverlening op basis van deze regeling of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de Minister, voor de desbetreffende beheerseenheid door de beheerder is ingediend en dit verzoek is gehonoreerd.
Beheerssubsidie wordt niet verstrekt indien voor de desbetreffende beheerseenheid voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket bijdragen worden genoten door tussenkomst van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 5.
Indien op het terrein een beheerspakket wordt ontwikkeld of in stand gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de desbetreffende beheersbijdrage opgenomen in de bijlage van het desbetreffende beheerspakket en het aantal hectares waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.
Indien op het terrein meerdere beheerspakketten worden ontwikkeld of in stand gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak de som van de bedragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de desbetreffende beheersbijdragen opgenomen in de bijlage van elk van de onderscheiden beheerspakketten en het aantal hectares per beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.
De beheerssubsidie voor de in de bijlagen 6 tot en met 28f genoemde beheerspakketten wordt, gedeeltelijk, voor de duur van één jaar, ingetrokken indien op het bedrijf van de subsidieontvanger op grond van het Besluit verboden stoffen diergeneesmiddelen verboden hormonen of residuen daarvan, worden aangetroffen.
De beheerssubsidie voor de in de bijlagen 6 tot en met 28f genoemde beheerspakketten wordt, gedeeltelijk, voor de duur van twee jaren, ingetrokken indien op het bedrijf van de subsidieontvanger nogmaals op grond van het Besluit verboden stoffen diergeneesmiddelen verboden hormonen of residuen daarvan, worden aangetroffen.
Paragraaf 2. Subsidieverlening
De datum, bedoeld in de artikelen 39, onderdeel f, onderscheidenlijk artikel 40, onderdeel e, waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend aanvangt, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.
Indien beheerssubsidie is verleend ten behoeve van de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 29 en 30 in twee tijdvakken, worden in de beschikking, in afwijking van de artikelen 39 en 40, tevens de te realiseren doelen in het eerste tijdvak in de beschikking opgenomen.
De subsidieontvanger is verplicht:
van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van de Dienst Regelingen schriftelijk melding te doen;
aan de geldende nationale en Europese minimumnormen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en hygiëne te voldoen, hetgeen betekent dat hij op het tijdstip zijn bedrijf uitoefent met inachtneming van de bij of krachtens de Flora- en faunawet, de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewater, de Wet bodembescherming, de Meststoffenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren, de Diergeneesmiddelenwet, de Kaderwet Diervoeders en de Plantenziektewet geldende normen.
Indien subsidie is verleend voor de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister gelden de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, al dan niet in combinatie met een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 28b tot en met 28f, niet voor die oppervlakten waarop onderdeel 4 van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, van toepassing is.
Gedeputeerde Staten verstrekken binnen acht weken na afloop van het eerste jaar van het tijdvak een voorschot en vervolgens telkens ten minste een jaar later. De hoogte van het voorschot komt overeen met de jaarlijkse beheersbijdrage van elk van de beheerspakketten waarvoor ten behoeve van het desbetreffende terrein voor dat tijdvak subsidie wordt verleend, alsmede, voor zover van toepassing, het bedrag, bedoeld in artikel 37.
In afwijking van het eerste lid wordt in een jaar het voorschot verminderd met 100% als de beheerder in de twee jaar voorafgaande aan de verstrekking van het voorschot op enig moment niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdelen c tot en met g, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage.
Paragraaf 5. Subsidievaststelling
Telkens binnen 8 weken na afloop van een tijdvak of zoveel eerder indien noodzakelijk dient de ontvanger van beheerssubsidie voor het desbetreffende terrein een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.
Hoofdstuk 6. Inrichtingssubsidie
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Inrichtingssubsidie kan worden verstrekt met betrekking tot terreinen ten aanzien waarvan beheerssubsidie is verleend ten behoeve van de ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 14, 18, 29 en 30, voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.
Inrichtingssubsidie wordt uitsluitend verstrekt, voorzover deze betrekking heeft op het, door middel van eenmalige maatregelen, rechtstreeks en direct wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van terreinen, zonder welke wijziging ontwikkeling, onderscheidenlijk instandhouding, van het beheerspakket, onderscheidenlijk landschapspakket, ten behoeve waarvan beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie, is verleend niet mogelijk is.
Inrichtingssubsidie voor de in de bijlagen 29 en 30 genoemde beheerspakketten worden, in afwijking van artikel 2 juncto artikel 1, eerste lid, onderdelen d en e, slechts verstrekt aan beheerders die berekend over de laatste drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van de aanvraag tot subsidieverlening tenminste 25% van hun onzuiver inkomen, als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de inkomstenbelasting, verkrijgen uit het landbouwbedrijf waarvoor de subsidie is aangevraagd.
Indien de beheerder minder dan drie jaar voorafgaand aan het tijdstip van indienen van de aanvraag tot subsidieverlening werkt op het landbouwbedrijf waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, wordt in afwijking van het eerste lid, het onzuiver inkomen berekend op basis van de voorhanden zijnde gegevens. Indien er nog geen gegevens voorhanden zijn, wordt het onzuiver inkomen berekend op basis van de gegevens van het volledige kalenderjaar van de aanvraag.
Indien de beheerder een rechtspersoon is, wordt de inrichtingssubsidie voor de in de bijlagen 29 en 30 genoemde beheerspakketten, in afwijking van artikel 2 juncto artikel 1, eerste lid, onderdelen d en e, slechts verstrekt indien de in artikel 7, derde lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 bedoelde winst, vermeerderd met het bedrag dat voor de bedrijfsleiding van de rechtspersoon ten titel van beloning voor verrichte arbeid in mindering is gebracht, gemiddeld over de drie kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van de subsidieverlening voor ten minste de helft afkomstig is uit het landbouwbedrijf waarvoor de subsidie is aangevraagd.
Indien op het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend minder dan drie jaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening landbouwactiviteiten zijn verricht, wordt in afwijking van het derde lid, de winst van de rechtspersoon berekend op basis van de voorhanden zijnde gegevens. Indien er geen gegevens voorhanden zijn, wordt de winst berekend op basis van de gegevens van het volledige kalenderjaar van de aanvraag.
Paragraaf 5. Subsidievaststelling
De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:
een financiële verantwoording met betrekking tot de getroffen maatregelen, bestaande uit een rekening alsmede, indien de subsidieverlening een bedrag van € 25.000,- te boven gaat, een verklaring, overeenkomstig een door de directeur van de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de maatregelen zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening van inrichtingssubsidie.
Hoofdstuk 7. Landschapssubsidie
Indien op het terrein een landschapspakket in stand wordt gehouden, bedraagt de landschapssubsidie het bedrag per tijdvak dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdrage opgenomen in de bijlagen van het desbetreffende landschapspakket en het aantal hectares, onderscheidelijk meters, onderscheidelijk stuks waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.
Indien op het terrein meerdere landschapspakketten in stand worden gehouden, bedraagt de landschapssubsidie de som van de beheersbijdragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdragen opgenomen in de bijlagen van de desbetreffende landschapspakketten en het aantal hectares, onderscheidelijk meters, onderscheidelijk stuks per landschapspakket waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.
Hoofdstuk 8. Subsidie organisatiekosten samenwerkingsverbanden
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt ingediend uiterlijk op 30 april van het eerste kalenderjaar van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.
De subsidie bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten die samenhangen met de activiteiten, genoemd in het projectplan, bedoeld in artikel 23, met een maximum per hectare per jaar van:
€ 18,88 ingeval het een pakket als bedoeld in bijlage 16, bijlage 17 dan wel bijlage 18 betreft, indien en voor zover monitoring in het derde en in het zesde jaar plaatsvindt overeenkomstig de Handleiding Nationaal Weidevogelmeetnet, uitgave 2001, van SOVON Vogelonderzoek Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek;
€ 5,- ingeval het een pakket als bedoeld in de bijlagen 28c tot en met 28f betreft, indien voor het perceel reeds subsidie wordt verleend voor een pakket als bedoeld in bijlage 15 of 16 van deze regeling, of de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van de minister.
De kosten, bedoeld in het eerste lid, betreffen de activiteiten die betrekking hebben op de doelstellingen, bedoeld in artikel 3, waarbij de kosten in een jaar ten minste 5% en ten hoogste 50% van de totale kosten in het desbetreffende tijdvak bedragen, de kosten voor activiteiten met betrekking tot de doelstelling, bedoeld in artikel 3, onderdeel c, ten hoogste 50% van de totale kosten in dat tijdvak bedragen en de kosten voor activiteiten met betrekking tot de doelstelling, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, ten minste 20% van de totale kosten in dat tijdvak bedragen.
Indien gedurende het tijdvak het aantal hectares waarvoor op grond van artikel 2 subsidie wordt verstrekt met meer dan 100% wordt uitgebreid, kunnen de kosten, bedoeld in het eerste lid, van activiteiten die betrekking hebben op de doelstellingen bedoeld in artikel 3, voorafgaand aan bedoelde uitbreiding per jaar minder dan 5% van de totale kosten van het gehele tijdvak bedragen, mits de totale kosten gedurende het resterende tijdvak in elk jaar tenminste 5% en ten hoogste 50% van de totale kosten bedragen in het tijdvak van het aantal hectares na uitbreiding.
Ingeval het aantal hectares waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 3 is verleend in enig jaar afwijkt van het aantal hectares waarvoor subsidie is verleend op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 5, dient de subsidieontvanger uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar een projectplan in dat is gebaseerd op het gewijzigde aantal hectares, tenzij de afwijking minder dan 25% is.
Ingeval de met betrekking tot een jaar geplande activiteiten niet of anders zijn opgenomen in het projectplan komen de met die activiteiten samenhangende kosten enkel voor subsidie in aanmerking als de afwijking van het projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende is gemotiveerd. In dat geval wijzigen Gedeputeerde Staten op aanvraag de beschikking tot subsidieverlening.
Met betrekking tot het tijdvak, bedoeld in artikel 69, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger steeds na afloop van een kalenderjaar, met uitzondering van het laatste jaar van dat tijdvak, vóór 1 april van het daarop volgende jaar, de volgende gegevens over de in het desbetreffende afgelopen jaar gemaakte kosten, bedoeld in artikel 71:
Ingeval de kosten ten minste € 25.000,-- bedragen overlegt de subsidieontvanger bij de verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, een verklaring, overeenkomstig een door de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de kosten in overeenstemming zijn met artikel 71.
Vóór 1 april van het jaar, volgend op het laatste jaar van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij die directeur.
Hoofdstuk 9. Wijziging en intrekking
De artikelen 1 tot en met 9, eerste lid, 10 tot en met 13 en 21 tot en met 24 zijn ten aanzien van een aanvraag als bedoeld in het eerste of tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat op een aanvraag als bedoeld in het tweede lid het bepaalde in artikel 6, vierde en vijfde lid, niet van toepassing is.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 78, eerste lid, die wordt ingediend door een aanvrager als bedoeld in artikel 5, tezamen met een verzoek van een beheerder tot intrekking van een aan hem verleende subsidie voor het terrein waarop die aanvraag betrekking heeft, wordt niet gehonoreerd indien die aanvraag ertoe zou leiden dat minder dan vijf jaren subsidie voor het desbetreffende terrein kan worden verleend.
Ingeval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein waarop het beheerspakket, opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22, onderdeel 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, in stand wordt gehouden kan die subsidieverlening op verzoek van de subsidieontvanger voor een gedeelte van het terrein:
De oppervlakte waarop de aanvulling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betrekking heeft is ten hoogste:
één vijfde van het totaal van:
1°. de oppervlakte waarop de wijziging, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, betrekking heeft, en
2°. de oppervlakte waarvoor subsidie is verleend voor het instandhouden van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 16 of het beheerspakket, opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, waarbij het terrein wordt beheerd op een wijze als bedoeld in bijlage 16, verminderd met
In geval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein waarvan het recht tot gebruik en beheer berust bij de subsidieontvanger, en dat recht gaat over op een derde gedurende de periode waarover de desbetreffende subsidie is verleend, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde indien deze, uiterlijk drie maanden na de datum waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan, bij wege van een aan de directeur van de Dienst Regelingen gericht schriftelijk stuk:
In geval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein waarvan het gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die overlijdt tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening voor dat terrein ingetrokken met ingang van de dag, volgend op de dag van overlijden, op voorwaarde dat de erfgenamen uiterlijk 30 dagen na het overlijden om deze intrekking verzoeken bij wege van een aan de directeur van de Dienst Regelingen gericht schriftelijk verzoek.
In geval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat deel uitmaakt van een gebied waar landinrichting uit kracht van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, of uit kracht van de Wet inrichting landelijk gebied geschiedt en het voldoen aan de desbetreffende subsidieverlening verbonden verplichtingen na vaststelling van het landinrichtingsplan niet meer mogelijk is, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop in zodanig gebied de kavelovergang plaatsvindt ingevolge de in het plan van toedeling opgenomen bepalingen omtrent de inbezitneming, bedoeld in artikel 196, tweede lid, onderdeel e, van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007 of artikel 51, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inrichting landelijk gebied
Indien subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat is verworven door Staatsbosbeheer, het bureau beheer landbouwgronden, een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties of de provincie en het de subsidieontvanger als gevolg van de overdracht aan een van de bedoelde organisaties onderscheidelijk bestuursorgaan niet meer mogelijk is te voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidieverlening, wordt de subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop de overdracht van het terrein heeft plaatsgevonden.
In geval van intrekking uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het besluit tot onteigening onherroepelijk werd ambtshalve vastgesteld op het bedrag naar evenredigheid ten opzichte van de beheerssubsidie, landschapssubsidie of subsidie natuurlijke handicaps zoals die op grond van de subsidieverlening ten hoogste zou kunnen worden vastgesteld.
Een verleende subsidie wordt voor de duur van één jaar, ingetrokken indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op artikel 20, onderdeel a, onder IV of V, onderdeel b, onder V of VI of onderdeel C of op artikel 52 onderdeel a, onder I of III of onderdeel b van Verordening nr. 1698/2005 van 20 september 2005 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO).
De vastgestelde subsidie wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken indien de subsidieontvanger door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins foute gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op artikel 20, onderdeel a, onder IV of V, onderdeel b, onder V of VI of onderdeel C of op artikel 52 onderdeel a, onder I of III of onderdeel b van verordening nr. 1698/2005 van 20 september 2005 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO).
Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten worden teruggevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente tot de datum van ontvangst van de teruggevorderde bedragen.
Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze regeling bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Dienst landelijk gebied en de Algemene inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De subsidieaanvrager is verplicht alle op de subsidie betrekking hebbende documenten, als bedoeld in artikel 1, van verordening (EG) nr. 4045/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voorzover deze documenten voor de subsidievaststelling van belang zijn, te bewaren gedurende ten minste 3 jaren na de subsidievaststelling.
Gebiedsplannen die zijn vastgesteld in het kader van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de Minister blijven van kracht tot zij zijn ingetrokken of vervangen door een beheersgebiedsplan als bedoeld in artikel 14 van deze regeling of een natuurgebiedsplan als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel.
Bijlagen behorend bij de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel
In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig of zijn van de navolgende lijst van plantensoorten tenminste 3 soorten aanwezig in een strook van 100 m lengte: Blauw glidkruid, Blauwe knoop, Brunel, Dotterbloem, Echte koekoeksbloem, Boterbloem (alle soorten behalve de kruipende boterbloem), Ereprijs (veldereprijs, gewone ereprijs, mannetjesereprijs, blauwe waterereprijs, beekpunge, rode waterereprijs, schildereprijs, draadereprijs, liggend ereprijs, brede ereprijs, lange ereprijs), Ganzerik(viltganzerik, voorjaarsganzerik, tormentil, wateraardbei), Gele lis, Gele morgenster, Havikskruid (alle soorten), Hazepootje, Heelblaadjes, Kale jonker, Kamgras, Kattenstaart, Klokje (alle soorten), Knoopkruid, Lathyrus (alle soorten), Margriet, Moerasspirea, Munt (alle soorten), Ratelaar (kleine ratelaar, grote ratelaar, harige ratelaar), Reukgras, Rolklaver (gewone rolklaver, smalle rolklaver, moerasrolklaver), Sint-Janskruid, Streepzaad (alle soorten), Tijm (wilde tijm, grote wilde tijm), Vergeet-mij-nietje (moerasvergeet-mij-nietje, zompvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, stijf vergeet-mij-nietje), Vogelpootje, Walstro (ruw walstro, moeraswalstro, echt walstro, glad walstro, blauw walstro, kalkwalstro), Waternavel, Wederik (moeraswederik, gewone wederik), Wikke (alle soorten), Wilde bertram, Wilde peen, Wolfspoot, Wondklaver, Zandblauwtje en alle soorten die zijn genoemd in de categorieën Verdwenen uit Nederland, Ernstig bedreigd of Bedreigd van de Rode Lijst Vaatplanten, die is opgenomen in de bijlage bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna.
In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig of zijn van de navolgende lijst van plantensoorten tenminste 3 soorten aanwezig in een strook van 100 m lengte: Blauw glidkruid, Blauwe knoop, Brunel, Dotterbloem, Echte koekoeksbloem, Boterbloem (alle soorten behalve de kruipende boterbloem), Ereprijs (veldereprijs, gewone ereprijs, mannetjesereprijs, blauwe waterereprijs, beekpunge, rode waterereprijs, schildereprijs, draadereprijs, liggend ereprijs, brede ereprijs, lange ereprijs), Ganzerik(viltganzerik, voorjaarsganzerik, tormentil, wateraardbei), Gele lis, Gele morgenster, Havikskruid (alle soorten), Hazepootje, Heelblaadjes, Kale jonker, Kamgras, Kattenstaart, Klokje (alle soorten), Knoopkruid, Lathyrus (alle soorten), Margriet, Moerasspirea, Munt (alle soorten), Ratelaar (kleine ratelaar, grote ratelaar, harige ratelaar), Reukgras, Rolklaver (gewone rolklaver, smalle rolklaver, moerasrolklaver), Sint-Janskruid, Streepzaad (alle soorten), Tijm (wilde tijm, grote wilde tijm), Vergeet-mij-nietje (moerasvergeet-mij-nietje, zompvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, stijf vergeet-mij-nietje), Vogelpootje, Walstro (ruw walstro, moeraswalstro, echt walstro, glad walstro, blauw walstro, kalkwalstro), Waternavel, Wederik (moeraswederik, gewone wederik), Wikke (alle soorten), Wilde bertram, Wilde peen, Wolfspoot, Wondklaver, Zandblauwtje en alle soorten die zijn genoemd in de categorieën Verdwenen uit Nederland, Ernstig bedreigd of Bedreigd van de Rode Lijst Vaatplanten, die is opgenomen in de bijlage bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna.
Ieder jaar kan de beheerder de periode genoemd in onderdeel 2 voor dezelfde oppervlakte op een ander deel van de beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van de bijlagen 19, 20, 21, en 22 in acht nemen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de stroken of blokken.
Het betreft een verzameling beheerseenheden in een terrein die bij de aanvraag voldoet aan een verdunningsfactor van ten hoogste 6. De minister kan op verzoek van de aanvrager om ecologische redenen of redenen met betrekking tot de ruimtelijke samenhang in het terrein van voornoemde factor afwijken.
In de verzameling beheerseenheden bevinden zich bij aanvang van het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 25 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, graspieper, krakeend, kuifeend, wintertaling, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier.
Eenmaal per tijdvak kan een beheerder, die een bedrijfsvoering met bouwland niet zijnde maïsland, en grasland heeft, bij de Dienst Regelingen melden dat de rustperiode genoemd in de in onderdelen 3 en 5 genoemde bijlagen voor het resterende deel van het tijdvak voor dezelfde oppervlakte op een ander bij de aanvang van het tijdvak aangegeven gedeelte van zijn grond in acht wordt genomen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de beheerseenheid.
Het betreft een verzameling beheerseenheden in een terrein die bij de aanvraag voldoet aan een verdunningsfactor van ten hoogste 6. De minister kan op verzoek van de aanvrager om ecologische redenen of redenen met betrekking tot de ruimtelijke samenhang in het terrein van voornoemde factor afwijken.
In de beheerseenheden bevinden zich bij aanvang van het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 50 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik,wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier, waarvan ten minste 20 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdiefje, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier.
Eenmaal per tijdvak kan een beheerder, die een bedrijfsvoering met bouwland niet zijnde maïsland, en grasland heeft, bij de Dienst Regelingen melden dat de rustperiode genoemd in de in onderdelen 3 en 5 genoemde bijlagen voor het resterende deel van het tijdvak voor dezelfde oppervlakte op een ander bij de aanvang van het tijdvak aangegeven gedeelte van zijn grond in acht wordt genomen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de beheerseenheid.
Het betreft een verzameling beheerseenheden in een terrein die bij de aanvraag voldoet aan een verdunningsfactor van ten hoogste 6. De minister kan op verzoek van de aanvrager om ecologische redenen of redenen met betrekking tot de ruimtelijke samenhang in het terrein van voornoemde factor afwijken.
In de beheerseenheden bevinden zich bij aanvang van het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 75 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier, waarvan ten minste 35 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier.
Eenmaal per tijdvak kan een beheerder, die een bedrijfsvoering met bouwland niet zijnde maïsland, en grasland heeft, bij de Dienst Regelingen melden dat de rustperiode genoemd in de in onderdelen 3 en 5 genoemde bijlagen voor het resterende deel van het tijdvak voor dezelfde oppervlakte op een ander bij de aanvang van het tijdvak aangegeven gedeelte van zijn grond in acht wordt genomen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de beheerseenheid.
Het betreft een verzameling beheerseenheden in een terrein die bij de aanvraag voldoet aan een verdunningsfactor van ten hoogste 6. De minister kan op verzoek van de aanvrager om ecologische redenen of redenen met betrekking tot de ruimtelijke samenhang in het terrein van voornoemde factor afwijken.
In de beheerseenheden bevinden zich bij aanvang van het tijdvak, te rekenen per 100 ha, ten minste 100 broedparen van één of meer van de volgende soorten: grutto, kievit, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier, waarvan ten minste 50 broedparen van de soorten grutto, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, wulp, kluut, krakeend, kuifeend, wintertaling, graspieper, gele kwikstaart, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, paapje, grauwe gors, of bontbekplevier.
Eenmaal per tijdvak kan een beheerder, die een bedrijfsvoering met bouwland niet zijnde maïsland, en grasland heeft, bij de Dienst Regelingen melden dat de rustperiode genoemd in de in onderdelen 3 en 5 genoemde bijlagen voor het resterende deel van het tijdvak voor dezelfde oppervlakte op een ander bij de aanvang van het tijdvak aangegeven gedeelte van zijn grond in acht wordt genomen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de beheerseenheid.
In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend in ieder geval gedurende de periode van 1 mei t/m 28 februari daarop volgend de volgende begroeiing voor: grasachtige vegetaties, kruiden, granen (niet zijnde maïs) of mengsels van deze drie. De begroeiing ontstaat door inzaai. Graanstoppels worden niet als begroeiing aangemerkt.
In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend in ieder geval gedurende de periode van 1 mei tot 1 maart daarop volgend de volgende begroeiing voor: grasachtige vegetaties, kruiden, granen (niet zijnde maïs) of mengsels van deze drie. Graanstoppels worden niet als begroeiing aangemerkt.
Mechanische en chemische onkruidbestrijding zijn niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde of kleefkruid. De faunarand mag niet bemest worden en er mag geen bagger opgebracht worden. Gebruik van de faunarand als wendakker is niet toegestaan.
In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, in ieder geval gedurende de periode van 1 mei tot 1 maart daarop volgend de volgende begroeiing voor: grasachtige vegetaties, kruiden, granen (geen maïs) of mengsels van deze drie. De begroeiing ontstaat door inzaai. Graanstoppels worden niet als begroeiing aangemerkt.
Mechanische en chemische bestrijdingsmiddelen zijn niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde of kleefkruid. De faunarand mag niet bemest worden en er mag geen bagger worden opgebracht. Gebruik van de faunarand als wendakker is niet toegestaan.
Voor 1 april wordt 45 kilogram/hectare hamstermengsel gezaaid. Er wordt maximaal 100 kilogram/hectare graan gezaaid in combinatie met 10 kilogram/hectare luzerne. Het inzaaien en het onderwerken van het graan en luzerne vindt op dezelfde dag plaats. De luzerne dient geënt te zijn, indien de laatste twee jaar geen luzerne is verbouwd.
50% van het graan wordt geoogst in de gangbare periode. Hierbij wordt geen stoppelbewerking toegepast tot 15 oktober. De resterende 50% blijft staan tot het voorjaar, waarna hamstermengsel wordt ingezaaid. Het hamstermengsel wordt na 15 oktober afgevoerd. Daarna worden wintergraan en luzerne ingezaaid.
De beheerseenheid wordt ten minste twee keer per jaar gemaaid, waarbij het maaisel niet wordt afgevoerd. De stoppellengte is ten minste 10 cm. 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt gemaaid in de periode van 15 juli tot en met 14 augustus en 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt gemaaid in de periode van 1 november tot en met 31 december. Buiten deze perioden is maaien niet toegestaan.
Beweiding (uitgezonderd melkvee) is per beheerder vanaf 1 november tot 1 februari toegestaan met maximaal 0,45 GVE/ha (voornamelijk jongvee, paarden en schapen). Beweiding met schapen maakt onderdeel uit van deze 0,45 GVE. Beweiding met maximaal 0,45 GVE is na 1 februari wel toegestaan maar de beweide percelen worden in dat geval niet getaxeerd en er wordt geen variabele inkomstenderving uitgekeerd.
De beheerseenheid, zoals is opgenomen in het eerste lid, kan jaarlijks in locatie wijzigen. Daarbij dienen de leden 1 tot en met 7 tot uitvoering gebracht te worden. Jaarlijks dient tijdens de voor de pakketten 28c tot en met 28f opengestelde aanvraagperiode op kaart aangegeven te worden waar (het deel van) de beheerseenheid zich bevindt. Een kopie van deze kaart bevindt zich op de bedrijfslocatie. Gewasrotatie geldt voor een gehele beheersperiode. Een beheersperiode conform dit beheerspakket begint op 1 oktober en eindigt op 1 april.
De beheerseenheid, zoals is opgenomen in het eerste lid, kan jaarlijks in locatie wijzigen. Daarbij dienen de leden 1 tot en met 5 tot uitvoering gebracht te worden. Jaarlijks dient tijdens de voor de pakketten 28c tot en met 28f opengestelde aanvraagperiode op kaart aangegeven te worden waar (het deel van) de beheerseenheid zich bevindt. Een kopie van deze kaart bevindt zich op de bedrijfslocatie. Gewasrotatie geldt voor een gehele beheersperiode. Een beheersperiode conform dit beheerspakket begint op 1 oktober en eindigt op 1 april.
De beheerseenheid, zoals is opgenomen in het eerste lid, kan jaarlijks in locatie wijzigen. Daarbij dienen de leden 1 tot en met 6 tot uitvoering gebracht te worden. Jaarlijks dient tijdens de voor de pakketten 28c tot en met 28f opengestelde aanvraagperiode op kaart aangegeven te worden waar (het deel van) de beheerseenheid zich bevindt. Een kopie van deze kaart bevindt zich op de bedrijfslocatie. Gewasrotatie geldt voor een gehele beheersperiode. Een beheersperiode conform dit beheerspakket begint op 1 oktober en eindigt op 1 april.
De beheerseenheid, zoals is opgenomen in het eerste lid, kan jaarlijks in locatie wijzigen. Daarbij dienen de leden 1 tot en met 6 tot uitvoering gebracht te worden. Jaarlijks dient tijdens de voor de pakketten 28c tot en met 28f opengestelde aanvraagperiode op kaart aangegeven te worden waar (het deel van) de beheerseenheid zich bevindt. Een kopie van deze kaart bevindt zich op de bedrijfslocatie. Gewasrotatie geldt voor een gehele beheersperiode. Een beheersperiode conform dit beheerspakket begint op 1 oktober en eindigt op 1 april.
Beheerspakket: Snelgroeiend loofbos
1. Natuurresultaat: Ten minste 90% van de beheerseenheid bestaat uit bos; En ten minste 80% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bezet met een of meer van de volgende boomsoorten: Euramerikaanse populier, schietwilg, Westamerikaanse balsempopulier, zwarte balsempopulier en zwarte populier; En het aantal bomen bedraagt ten minste 400 stuks per hectare.
Minimumoppervlakte, behorende bij pakket snelgroeiend loofbos: 5 hectare.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element;
Periodiek onderhoud uitvoeren; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element; het element vrijwaren van beschadiging door vee.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffengebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
Het actief beheren van het element: periodiek dubbelzijdig onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element; Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan;
Het actief beheren van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
Het actief beheren van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
Aalbes, Amandelwilg, Appel, Bastaardbosbes, Beredruif, Beuk, Bezemdophei, Bittere wilg, Bitterzoet, Blauwe bosbes, Bosrank, Bosroos, Boswilg, Braamsoorten, Brem, Duindoorn, Duinroos, Kruising van Eenstijlige en Tweestijlige meidoorn, Eenstijlige meidoorn, Egelantier, Fladderiep, Framboos, Gagel, Gladde iep, Gaspeldoorn, Gelderse roos, Gele kornoelje, Geoorde wilg, Gewone dophei, Gewone es, Gewone esdoorn, Gewone vlier, Grauwe abeel, Kruising van Grauwe en Geoorde wilg, Grauwe wilg, Grove den, Haagbeuk, Hazelaar, Heggeroos, Hollandse linde, Hondsroos, Hulst, Jeneverbes, Katwilg, Kruising van Katwilg en Grauwe wilg, Kleinbloemige roos, Klimop, Kruising van Koraalmeidoorn en Tweestijlige meidoorn, Koraalmeidoorn, Kraagroos, Kraaihei, Kraakwilg, Krent, Kruipbrem, Kruipwilg, Kruisbes, Laurierwilg, Lavendelhei, Maretak, Mispel, Peer, Ratelpopulier, Rijsbes, Rode bosbes, Rode dophei, Rode kamperfoelie, Rode kornoelje, Rode paardekastanje, Rood peperboompje, Rossige wilg, Ruwe berk, Ruwe iep, Kruising van Schietwilg en Kraakwilg, Schietwilg, Sleedoorn, Spaanse aak, Sporkehout, Stekelbrem, Struikhei, Tamme kastanje, Taxus, Trosbes, Trosvlier, Tweestijlige meidoorn, Verfbrem, Viltroos, Vogelkers, Wegedoorn, Wilde kamperfoelie, Wilde kardinaalmuts, Wilde liguster, Wilde lijsterbes, Wilde peer, Kruising van Wintereik en zomereik, Wintereik, Winterlinde, Witte els, Witte paardekastanje, Wollige sneeuwbal, Zachte berk, Zoete kers, Zomereik, Zomerlinde, Zuurbes, Zwarte bes, Zwarte els, Zwarte populier.
Overeenkomst tussen de beheerder, de subsidieaanvrager en de provincie Overijssel ter uitvoering van artikel 5 van Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer
Hierbij komen: ondergetekende sub 1, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de beheerder,
ondergetekende sub 2, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de subsidieaanvrager,
de provincie Overijssel, ten deze vertegenwoordigd door Dienst Regelingen
ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5 van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer in verband met de beschikking tot subsidieverlening van [datum] onder [nummer] aan de subsidieaanvrager overeen dat:
• de subsidieaanvrager hierbij het recht op uitbetaling van subsidies en voorschotten, die in verband met voornoemde beschikking zijn of worden verleend, bevoorschot, of vastgesteld aan de beheerder overdraagt;
• de beheerder zich verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager is gehouden;
• de beheerder zich verbindt bij overdracht van het gebruiksrecht van de verkrijger te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de verplichtingen nakomt waartoe de subsidieaanvrager is gehouden en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen;
• de beheerder zich borgstelt jegens de provincie Overijssel voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten in verband met voornoemde beschikking tot subsidieverlening.
Deze overeenkomst wordt na ondertekening door de ondergetekenden sub 1 en sub 2 toegezonden aan de Dienst Regelingen als vertegenwoordiger van de provincie Overijssel Dienst Regelingen draagt er zorg voor dat de beheerder en de subsidieaanvrager een afschrift ontvangen.
Gedaan te [woonplaats] op [datum]