Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bronckhorst

Bezoldigingsregeling gemeente Bronckhorst 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBronckhorst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBezoldigingsregeling gemeente Bronckhorst 2014
CiteertitelBezoldigingsregeling gemeente Bronckhorst 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) art. 3.1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-201401-01-2016Nieuwe regeling

20-05-2014

Gemeenteblad, 2014, 59941 (24 oktober 2014)

Z59991 BW14-00863

Tekst van de regeling

Intitulé

Bezoldigingsregeling gemeente Bronckhorst 2014

Burgemeester en wethouders van Bronckhorst

 

overwegende dat het wenselijk is de bezoldigingsregeling aan te passen;

 

gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling CAR;

 

gelet op het advies van de OR d.d 27 maart 2014;

 

B E S L U I T E N:

De Bezoldigingsregeling Gemeente Bronckhorst 2014 vaststellen onder gelijktijdige intrekking van de Bezoldigingsverordening gemeente Bronckhorst van 2010.

 

I. Begripsbepalingen  

Artikel 1
  • a.

    CAR: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);

  • b.

    UWO: Uitwerkingsovereenkomst (UWO);

  • c.

    Salaris: het bedrag van de schaal dat aan de medewerker is toegekend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag (artikel 3:1, lid 2 sub b CAR);

  • d.

    Medewerker: de ambtenaar die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan (artikel 1:1, lid 1 sub a CAR);

  • e.

    Salarisschaal: de voor een betrekking of voor een aantal betrekkingen tezamen ter bepaling van het salaris geldende opklimmende reeks van bedragen (artikel 3:1, tweede lid en bijlage 2a CAR);

  • f.

    Bezoldiging: het salaris, vermeerder met de bdragen van de aan de medewerker toegekende toelagen (artikel 3:1 lid 2c CAR)

  • g.

    Betrekking: het geheel van werkzaamheden dat door de medewerker wordt verricht (artikel 3:1 lid 2 c CAR)

  • h.

    Onvolledige betrekking: een betrekking waarbij de arbeidsduur per jaar minder is dan 1836 uur en de formele arbeidsduur per week minder dan 36 uur bedraagt (artikel 1:1, lid 1 sub k CAR)

  • i.

    Volledige betrekking: een betrekking waarbij de arbeidsduur per jaar ten hoogste 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt;

  • j.

    Functiefamilie: generieke (algemene) beschrijving van werkzaamheden die karakteristiek/ kenmerkend zijn voor een groep functies met dezelfde basistaken;

  • k.

    Functieprofiel: generieke (algemene beschrijving van een functie binnen een functiefamilie met de bijbehorende bandbreedtes;

  • l.

    Specifiek functieprofiel: generieke (algemene) beschrijving van functies die niet in een functiefamilie passen;

  • m.

    Functiehuis: het geheel van gewaardeerde functieprofielen en specifieke functieprofielen, dat door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld;

  • n.

    Conversie: de vertaling van de uitkomst van functiewaardering in een salarisschaal;

  • o.

    Maximumsalaris; het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • p.

    Uurloon: 1/156 gedeelte van het -zo nodig naar volledige betrekking herberekende - salaris van de medewerker per maand (artikel 1:1 lid 1, sub o CAR)

  • q.

    Functieschaal: de salarisschaal die aan een functie is gekoppeld

  • r.

    Aanloopschaal: de aanloopschaal is onmiddelijk gelegen onder de functieschaal

  • s.

    Buitendagvenstervergoeding: indien de ambtenaar buiten het dagvenster werkzaamheden moet verrichten (in het kader van dienstbelang), dan komt de medewerer in aanmerking voor de buitendagvenstervergoeding zoals beschreven in artikel 3:8 CAR UWO. De ambtenaar die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 11 of hoger verbonden is heeft conform artikel 3:8, lid 3 CAR UWO geen recht op buitendagvenstervergoeding.

  • t.

    Formele en feitelijke arbeidsduur: de feitelijke arbeidsduur per week kan afwijken van de formele arbeidsduur per week (artikel 1:1, lid g en h CAR)

II. Salaris  

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1.

    Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de medewerker ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden.

  • 2.

    Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4 Onvolledige betrekking

Het salaris van de medewerker met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Salarisbedragen

De salarisbedragen van de medewerkers van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage 2a van de CAR.

Artikel 6 Bepaling salarisschaal

  • 1.

    De toepassing van bijlage 2a van de CAR vindt plaats conform wat is bepaald in artikel 3:1, derde tot vijfde lid, van de CAR.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen de voor de medewerker geldende salarisschaal door plaatsing van zijn /haar werkzaamheden in een van de (specifieke) functieprofielen van het functiehuis, met inachtneming van de te hanteren waarderingsmethode en vastgestelde conversie.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de plaatsing zoals bedoeld in lid 2.

  • 4.

    Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid dan wel bij wijze van disiplinaire straf, als bedoeld in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 7 Periodieke verhoging van het salaris

  • 1.

    Het salaris van de medewerker die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2.

    De periodieke verhoging wordt toegekend aan de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt.

  • 3.

    De periodiek wordt toegekend:

    • a.

      voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin na zijn aanstelling een jaar is verstreken en dan telkens na één jaar; of

    • b.

      bij een bevordering naar een hogere schaal of functieschaal, met ingang van de eerste dag van de maand waarin na zijn bevordering een jaar is verstreken en dan telkens na één jaar.

  • 4.

    Het tijdstip waarop voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging van het salaris

  • 1.

    Aan de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris worden toegekend op grond

    van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2.

    Bij de toepassing van het vorige lid, blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 9 Geen periodieke verhoging

  • 1.

    Indien een medewerker onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2.

    Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3.

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de medewerker zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

Wanneer de medewerker wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris wordt voor de medewerker, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b, van de CAR, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, met dien verstnade dat de medewerker minimaal 75% van de grootste periodiek van de verlaten schaal op vooruit gaat.

III. De inschaling  

Artikel 11 Bezoldiging bij aanstelling

  • 1.

    Bij aanstelling of overplaatsing vindt in principe inschaling plaats in de aanloopschaal. De aanloopschaal is onmiddellijk gelegen onder de functieschaal. De aanloopschaal wordt toegekend als de medewerk(st)er nog niet aan alle eisen voor een volledige uitoefening van de betrekking voldoet. Het verblijf van een medewerk(st)er in de aanloopschaal duurt in de regel 1 jaar en bij uitzondering kan de duur worden bepaald op maximaal 2 jaar.

  • 2.

    Indien de medewerk(st)er bij aanstelling voldoet aan de in artikel 12, lid 1 gestelde criteria, wordt een salaris toegekend volgens de functieschaal.

Artikel 12 Bevordering naar de functieschaal

  • 1.

    Toekenning van een salaris volgens de functieschaal is mogelijk voor de medewerk(st)er die:

    a. de functie volledig vervult

    b. voldoet aan de eisen, die aan de functievervulling worden gesteld.

  • 2.

    Het salaris in de functieschaal wordt vastgesteld op het eert hogere bedrag in die schaal, met dien verstand dat de medewerker minimaal 75% van de grootste periodiek van de verlaten schaal op vooruit gaat.

IV. Instrumenten van flexibele beloning  

Artikel 13 Gratificatie

  • 1.

    Indien een medewerker een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de UWO worden toegekend.

  • 2.

    De hoogte van de gratificatie hangt af van de omvang van de prestatie.

  • 3.

    Afhankelijk van de prestatie wordt er een gratificatie tussen de € 100,00 en € 1.000,00 netto verstrekt.

  • 4.

    De toekenning van de gratificatie geschiedt bij voorkeur direct nadat de prestatie is verricht.

Artikel 14 Groepsgratificatie

  • 1.

    Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan een groepsgratificatie worden toegekend.

  • 2.

    De hoogte hangt af van de omvang van de prestatie.

  • 3.

    De hoogte van een groepsgratificatie bedraagt maximaal € 100,00 netto per persoon.

Artikel 15 Bijzondere beloningen

Naast gratificaties kunnen voor door de medewerker individueel geleverd eenmalige extra inspanningen ook (kleinere) beloningen worden toegekend, zoals geschenken-, boeken-, cd-, diner-, theater- of gereedschapsbon.

Artikel 16 Tijdelijke persoonlijke toelage

  • 1.

    Aan een medewerker die gedurende een tijdvak van 1 jaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een bepaald tijdvak, waarbij na dit tijdvak zal worden beoordeeld of het tijdvak van de toelage dient te worden verlengd.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt maximaal 5% van het salaris van de betrokken medewerker, met dien verstande dat de som van het salaris en de toelage het hoogste bedrag van de naast hogere salarisschaal niet overschrijdt.

  • 4.

    Bij beoordeling toegekende score van 12 punten wordt aan een medewerker ten maximale 3 opeenvolgende jaren een tijdelijke persoonlijke toelage toegekend. Bij een score van 12 punten in het 1e jaar 5%, 2e jaar 6% en 3e jaar 7%.

  • 5.

    Bij beoordeling toegekende score van 14 punten wordt aan een medewerker ten maximale 3 opeenvolgende jaren een tijdelijke persoonlijke toelage toegekend. Bij een score van 14 punten in het 1e jaar 8%, 2e jaar 9% en 3e jaar 10%.

  • 6.

    Uitbetaling van de tijdelijke persoonlijke toelage vindt in één keer als bruto-bedrag plaats.

  • 7.

    De tijdelijke persoonlijke toelage stopt na maximaal 3 jaar.

Artikel 18 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 16.

Artikel 19 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 16 wordt geen afbouwregeling toegepast.

V. Overige toelagen en vergoedingen  

Artikel 20 Waarnemingstoelage

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform het geen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR UWO. De waarnemingsvergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

Artikel 21 Buitendagvenstervergoeding

Indien de ambtenaar buiten het dagvenster werkzaamheden moet verrichten (in het kader van dienstbelang), dan komt de medewerker in aanmerkijng voor de buitendagvenstervergoeding zoals beschreven in artikel 3:8 CAR UWO. De vergoeding bedraagt per gewerkt uur een percentage van het uurloon. De gewerkte uren buiten het dagvenster worden in tijd gecompenseerd. De ambtenaar maakt hierover afspraken met zijn leidinggevende.

 

Aan de medewerker met uitzondering van schaal 11 en hoger wordt in geval van werk buiten het dagvenster een vergoeding toegekend conform het geen is geregeld in artikel 3:8 van de CAR UWO. De vergoeding wordt uiterlijk 1 maand na het verrichten van werk buiten het dagvenster uitbetaald.

Artikel 22 Toelage voor onregelmatige diensten

  • 1.

    Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10 en voor wie werktijden zijn vastgesteld conform artikel 3:3 van de CAR, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40% voor de uren op zaterdag tussen 06.00 en 22.00 uur;

    • c.

      40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 00.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • d.

      65% voor de uren op een zondag genoemd in artikel 4:2:1 van de UWO, met dien verstnade dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris horennde bij salaris nummer 11 van de salarisschaal 6.

  • 3.

    Voor de in lid 2 onder a genomede ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is begonnen voor 7 uur respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

  • 4.

    Bij ziekte van de ambtenaar wordt, na een referteperiode van 1 maand, een toeslag toegekend welke wordt berekend over het gemiddelde van de uitbetaalde toeslag van de laatste 13 weken.

  • 5.

    In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een regeling treffen die het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

  • 6.

    De toelage wordt uiterlijk 1 maand na het verrichten van de onregelmatige dienst uitbetaald.

  • 7.

    De medewerker ontvangt € 30,-- netto extra vergoeding per calamiteitenoproep-gladheidsbestrijding. Daarnaast de gewerkte uren met toeslag zoals reeds is vastgesteld.

Artikel 23 Verschuivingsvergoeding

De vergoeding zoals bedoeld in artikel 3:4:1 van de UWO, wordt uiterlijk 1 maand na de werktijdverschuiving uitbetaald.

Artikel 24 Ambtsjubileumgratificatie

De ambtsjubileumgratificatie zoals bedoeld in artikel 3:5:1 van de UWO, wordt in de maand van het jubileum uitbetaald. Indien er sprake is van een proportionele gratificatie, wordt deze bij ontsalg in de laatste salarisbetaling uitbetaald.

Artikel 25 Uitwisselen van arbeidsvoorwaarden

  • 1.

    Bij verkoop van uren wordt de vergoeding zoals bedoeld in artikel 4a:1 van de CAR, in januari van het nieuwe jaar uitbetaald.

  • 2.

    Bij het kopen van uren, zoals bedoeld in artikel 4a:2 van de CAR, is het mogelijk om de kosten over drie maanden te verdelen (januari, februari en maart).

Artikel 26 Reis-en verblijfkosten

De vergoeding zoals bedoeld in artikel 15:1:21 van de UWO, wordt uiterlijk uitbetaald in de maand op het einde van het kwartaal waarin de dienstreis heeft plaatsgevonden.

Artikel 27 Wachtdienst- en bereikbaarheidsregeling gemeente Bronckhorst

Zie BIJLAGE I

Artikel 28 Regeling BHV-toelage

Zie BIJLAGE II

Artikel 29 Reiskostenregeling woon-werkverkeer

Zie BIJLAGE III

VI. Overige bepalingen  

Artikel 31 Onvoorziene gevallen

  • 1.

    Aan de medewerker van wie zijn bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 22 en 28 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage, als bedoeld in artikel 16, en

    • b.

      de medewerker de toelage - als bedoeld in artikelen 22 en 28- direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbrekening heeft genoten.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de medewerker van 60 jaar of ouder van wie zijn bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikelen 22 en 28 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de medewerker de toelage - als bedoeld in artikelen 22 en 28 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de medewerker de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddelijk voor de aanvang van de toelage - als bedoeld in artikelen 22 en 28- heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twe maanden.

  • 5.

    Er is sprake van een trapsgewijze afbouw in drie jaar: in het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25%.

Artikel 32  

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 33 Slotbepalingen

Deze regeling in werking op 1 januari 2014 en kan worden aangehaald als de “Bezoldigingsregeling gemeente Bronckhorst 2014 ”.

 

Burgemeester en wethouders van Bronckhorst,

de secretaris, de burgemeester,

 

 

A.H. van Hout H.A.J. Aalderink

 

 

 

Bijlage I.

Wachtdienst- en bereikbaarheidsregeling gemeente Bronckhorst

Artikel 27

 

I. BEGRIPSBEPALINGEN

 

Artikel 27:1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Medewerker: als bedoeld in artikel 1:1 lid a van de CAR

Wachtdienst: het buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden verplicht bereikbaar en beschikbaar zijn van de medewerker ter opheffing van storingen dan wel om andere dringend noodzakelijke werkzaamheden te verrichten.

Weekdienst: het verrichten van wachtdienst van maandag 12.00 uur tot de volgende week maandag 12.00 uur.

Coördinator: aangewezen medewerker die bij de opheffing van storingen dan wel andere dringend noodzakelijke werkzaamheden zorgt voor het goed op elkaar laten aansluiten van de verschillende handelingen en werkzaamheden.

Assistent: aangewezen medewerker die werkzaamheden verricht in het kader van de opheffing van storingen dan wel andere dringend noodzakelijke werkzaamheden verricht.

 

II. AANWIJZING WACHTDIENST

 

BEREIKBAARHEID

Artikel 27:2

  • 1.

    Een medewerker kan worden aangewezen buiten de normaal te beschouwen arbeidstijd bereikbaar en beschikbaar te zijn voor het verrichten van werkzaamheden, hierna aan te duiden als wachtdienst. Er is geen sprake van wachtdienst tijdens kantoortijden. In het jaarrooster is dit nader aangegeven.

  • 2.

    Ten aanzien van de ambtenaren die worden aangewezen periodiek wachtdiensten te verrichten, geschiedt de aanwijzing schriftelijk door het college van burgemeester en wethouders.

 

Rooster

Artikel 27:3

  • 1.

    Ambtenaren kunnen ten behoeve van de wachtdiensten worden aangewezen als coördinator of als assistent.

  • 2.

    De wachtdiensten worden uitgevoerd aan de hand van een jaarlijks vóór 1 november vastgesteld jaarrooster. Het rooster wordt tijdig ter kennisname aan de OR voorgelegd.

 

III. VERGOEDING

 

Hoogte van de vergoeding

Artikel 27:4

 

  • 1.

    De vergoeding bedraagt voor elke verrichte volledige week wachtdienst, voor de coördinator, 4½% van het maximum maandsalaris van niveau 8, genoemd in de bijlagen, behorende bij de Bezoldigingsregeling Bronckhorst.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt voor elke verrichte volledige week wachtdienst, voor de assistenten 4½% van het maximum maandsalaris van niveau 4, genoemd in bijlagen, behorende bij de Bezoldigingsregeling Bronckhorst.

  • 3.

    Wat in de CAR UWO ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid ten

    aanzien van de (feest- en gedenk)dagen als genoemd in artikel 4:5 van de CAR UWO.

  • 4.

    De in dit artikel genoemde vergoeding wordt als bruto bedrag aangemerkt, tenzij anders is aangegeven.

  • 5.

    De vergoedingen worden, indien niet anders wordt overeengekomen, uiterlijk binnen vijf maanden na de verrichte diensten uitbetaald.

 

Overwerkvergoeding

Artikel 27:5

Voor de tijd daadwerkelijk in dienst wordt een overwerkvergoeding verleend in tijd en geld, overeenkomstig het gestelde in artikel 3:2 CAR UWO.

 

Vermeerdering vakantie-uren

Artikel 27:6

  • 1.

    Op grond van het bepaalde in artikel 6:2:1 lid 4 van de CAR UWO wordt de medeweker toekomende vakantie vermeerderd met 14,4 uren, voor zover de wachtdiensten ten minste op gemiddeld 90 kalenderdagen in een periode van 12 maanden zullen moeten worden verricht, wat uit de schriftelijke aanwijzing (van het college van B&W) moet blijken.

  • 2.

    Indien de wachtdiensten worden verricht op gemiddeld 60, 45 dan wel 20 dagen, wordt de aan de medewerker toekomende vakantie vermeerderd met resp. 10,8 uren, 7,2 uren dan wel 3,6 uren.

 

Vergoeding bij ziekte

Artikel 27:7

De in artikel 28:4 bedoelde vergoeding wordt in geval van ziekte gedurende de periode dat de betreffende medewerker op het rooster staat vermeld, echter niet langer dan 3 maanden, normaal uitbetaald.

 

Vrijstelling van dienst

Artikel 27:8

De medewerker die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan op verzoek worden vrijgesteld van de verplichting om wachtdiensten te draaien.

 

Overgangsbepalingen

Artikel 27:9

  • 1.

    De werkgever houdt de bevoegdheid om in gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, in individuele gevallen een nadere regeling te treffen.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als "Wachtdienst- en bereikbaarheidsregeling gemeente Bronckhorst".

 

Bijlage II.  

Regeling Bedrijfshulpverlening

Artikel 28

 

I. BEGRIPSBEPALINGEN

 

Artikel 28:1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    BHV-er: de medewerker die door het college is aangewezen als bedrijfshulpverlener;

  • b.

    BHV-toelage: de maandelijkse geldelijke vergoeding voor de inzet als bedrijfshulpverlener en de inspanningen om de deskundigheid als BHV-er op peil te houden.

 

II. TOELAGE

 

Toekenning van een toelage

Artikel 28:2

Aan ambtenaren die door het college als bedrijfshulpverlener zijn aangewezen, wordt een jaarlijkse BHV-toelage toegekend.

 

Hoogte van de toelage

Artikel 28:3

De hoogte van de BHV-toelage bedraagt op het moment van invoering

€ 193,56 bruto per jaar (norm 2013) en is afgeleid van de Rijksregeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en wordt telkens verhoogd met het percentage van de in de CAO sector Gemeenten overeengekomen loonsverhoging(en). De BHV-toelage wordt structureel maandelijks met het salaris uitbetaald.

 

Beëindiging toelage

Artikel 28:4

 

Bij het niet of niet-succesvol doorlopen van het jaarlijkse herhalingsexamen Bedrijfshulpverlening vervalt het officiële diploma en vervalt de aanwijzing als bedrijfshulpverlener met ingang van 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar. Per dezelfde datum wordt de BHV-toelage beëindigd. Hierop is geen afbouwregeling van toepassing.

 

III. OVERIGE BEPALINGEN

 

Artikel 28:5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen, voor zover nodig in afwijking van het in deze regeling bepaalde, in gevallen waarin deze regeling naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.

 

Slotbepaling

Artikel 28:6

 

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling bedrijfshulpverlening gemeente Bronckhorst".

Bijlage III.  

Reiskostenregeling woon-werkverkeer

Artikel 29

 

I. VERGOEDING

 

Vaste vergoeding

Artikel 29:1

Elke medewerker krijgt een vergoeding voor het reizen van de woning naar het werk op basis van € 0,09 netto per kilometer. Een vast bedrag aan reiskostenvergoeding woonwerkverkeer wordt elke maand bij het salaris uitbetaald.

 

III. WIJZE VAN BEREKENING

 

Artikel 29:2

  • 1.

    Bij de berekening van de vaste onbelaste vergoeding voor een medewerker die 5 dagen per week werkt, wordt uitgegaan van 214 werkdagen per jaar (260 werkdagen minus 46 dagen voor vakantie, ziekte en verlof). Dit is gemiddeld 17,83 werkdagen per maand. De berekening voor deeltijders vindt naar rato plaats.

  • 2.

    De reiskostenvergoeding wordt doorbetaald tijdens korte afwezigheid.

  • 3.

    De vergoeding wordt opgeschort indien de afwezigheid langer duurt dan 6 aaneengesloten weken.

  • 4.

    De berekening van de reisafstand woning-werk vindt plaats volgens de snelste route (ANWB routeplanner) en wordt afgerond op hele kilometers.

 

III. VERGOEDING INDIEN AFSTAND MEER DAN 75 KILOMETER BEDRAAGT

 

Vergoeding op declaratiebasis

Artikel 29:3

Indien de totalte reisafstand van woning naar werk meer dan 75 kilometer bedraagt, vindt vergoeding van de kosten op basis van declaratie telkens achteraf per maand op basis van de werkelijk gereden kilometers.

 

IV. OVERIGE BEPALINGEN

 

Slotbepalingen

Artikel 29:3

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehald als "Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer gemeente Bronckhorst".