Paragraaf 2 Gebruiksvergunning
Artikel 2 Verbodsbepaling
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:
- a.
meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn;
- b.
aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft;
- c.
aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.
- 2.
Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.
- 3.
Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.
- 4.
Het college kan inrichtingen aanwijzen, al dan niet beperkt in plaats en omvang, waarvoor het verbod in het eerste lid onder a niet geldt en kan daarvoor nadere regels stellen.
Artikel 3 Weigeringsgronden
Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.
Artikel 4 Verplicht aanwezige bescheiden
In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft moet de vergunning aanwezig zijn, en moet op verzoek van degene die is belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, ter inzage worden gegeven.
Paragraaf 3 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Artikel 5 Gebruikseisen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn analoog van toepassing.
Paragraaf 4 Het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand
Artikel 6 Brandveiligheidsvoorzieningen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.4, 2.5 2.6, 2.7 2.8 en 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn analoog van toepassing
Artikel 7 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
Paragraaf 5 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 8 Toezicht
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door het college aangewezen ambtenaren.
Artikel 9 Intrekking oude regeling
De ‘Brandbeveiligingsverordening zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2006, nr. 06.210’ wordt ingetrokken.
Artikel 10 Overgangsrecht
- 1.
Vergunningen die zijn verleend onder werking van de ‘Brandbeveiligingsverordening zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2006, nr. 06.210’ en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening.
- 2.
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de ‘Brandbeveiligingsverordening zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2006, nr. 06.210’ is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
- 3.
Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de ‘Brandbeveiligingsverordening zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2006, nr. 06.210’ wordt beslist met toepassing van deze verordening.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 15 juni 2009.
Artikel 12 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Brandbeveiligingsverordening’.