Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Beesel

Financiële verordening gemeente Beesel 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Beesel
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Beesel 2015
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Beesel 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciële verordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Financiële verordening gemeente Beesel, zoals vastgesteld op 24 juni 2013, met dien verstande dat deze laatste van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2017nieuwe regeling

06-10-2014

Gemeenteblad, 2014, 43c

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Beesel 2015

De raad van de gemeente Beesel

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Beesel 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

Raadspreferent en niet raadspreferent:

De programmaverantwoording bestaat uit twee delen namelijk het raadspreferente deel en het niet- raadspreferente deel. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast bij welke onderwerpen hij de eigen beleidsruimte wil invullen en kaders wil stellen. Deze onderwerpen nemen we op in het raadspreferente deel van de programma-verantwoording. De overige onderwerpen vormen het niet-raadspreferente deel.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Autorisatie begroting

  • 1. Het college biedt voor 1 oktober voorafgaand aan het betreffende begrotingsjaar de begroting ter vaststelling aan de raad aan.

  • 2. De raad autoriseert uiterlijk de eerste volle week van november voorafgaand aan het betreffende begrotingsjaar met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per (deel)programma.

Artikel 3. Kaders begroting

  • 1. Het college voert jaarlijks in het 1e / 2e kwartaal een perspectiefgesprek met de raad. Hiertoe maakt het college een voorzet. In het perspectiefgesprek worden de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming besproken.

  • 2. Het college legt de uitkomsten van dit perspectiefgesprek op hoofdlijnen vast.

  • 3. De raad stelt de uitkomsten van het perspectiefgesprek uiterlijk in mei vast. Deze uitkomsten dienen als basis voor de (meerjaren)begroting.

Artikel 4. Opbouw Begroting

  • 1. De begroting wordt ingericht conform artikel 7 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

  • 2. De programma’s in de begroting worden opgebouwd conform artikel 8 lid 3 BBV.

  • 3. Per (deel)programma wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

Artikel 5. Paragrafen

  • 1. In de begroting nemen we de paragrafen op conform artikel 9 tot en met 16 van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

  • 2. Per paragraaf stellen we een kadernota op. Hierin nemen we het beleid rondom het betreffende onderwerp op.

  • 3. De raad stelt deze kadernota’s vast, met uitzondering van de kadernota paragraaf Bedrijfsvoering. Deze stelt het college vast.

Artikel 6. Programma-indeling

  • 1. Indien er wijzigingen zijn, stelt de raad bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s in (deel)programma’s vast.

  • 3. De in lid 1 van dit artikel bedoelde programma’s worden door de raad onderverdeeld in raadspreferente programma’s en één niet-raadspreferent programma.

  • 4. Indien er wijzigingen zijn, stelt de raad bij aanvang van iedere raadsperiode per raadspreferent programma een kadernota vast.

  • 5. Voor het raadspreferente progamma Strategie geldt vooralsnog de Toekomstvisie als kadernota.

Artikel 7. Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      De lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de deelprogramma’s van de begroting;

    • b.

      De budgetten uit de productenraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de begroting;

Artikel 8. Autorisatie investeringskredieten

  • 1.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. Hiervoor stelt de raad uitsluitend een voorbereidingskrediet vast. De overige nieuwe investeringen worden met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 2.

    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat:

    • a.

      er een overschrijding van de lasten plaats vindt van meer dan 10% van het geautoriseerde krediet;

    • b.

      dat de baten 10% lager zijn dan begroot.

  • De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het krediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 3.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    Voor een investering van minimaal € 50.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Voor investeringen kleiner dan € 50.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd geldt dat deze bij de tussentijdse rapportage ter vaststelling aan de raad worden aangeboden. Bij investeringen groter dan € 250.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 5.

    De restantkredieten hoeven niet opnieuw geautoriseerd te worden bij de begroting.

Artikel 9. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van het gemeentelijk beleid over de 3,5 maand en de tweede 4,5 maand van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages worden aan de raad aangeboden op de volgende tijdstippen:

    • a.

      de eerste 3,5-maands rapportage vóór 1 juli van het lopende begrotingsjaar;

    • b.

      de tweede 4,5-maands rapportage vóór 31 december van het lopende begrotingsjaar.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4. De raad stelt op voorstel van het college vorm en inhoud vast.

  • 5. De tussenrapportage wordt door de portefeuillehouders mondeling toegelicht aan de raadsleden. Na deze presentatie komt de tussenrapportage en de begrotingswijziging op de raadsagenda ter vaststelling.

  • 6. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen die naar het oordeel van het college politiekgevoelig zijn;

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000.

    • c.

      de in b genoemde informatieplicht is niet van toepassing bij aanvragen van woningbouwcorporaties om als achtervang te fungeren. Uitdrukkelijke voorwaarden hierbij zijn:

      • I.

        de financiering is direct te relateren aan nieuwe projecten / investeringen binnen onze gemeente. In het geval van herfinanciering hoeven het geen nieuwe projecten te zijn. én

      • II.

        de financiering wordt in samenwerking met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw afgesloten.

      • III.

        verzoeken tot herfinanciering van leningen waarvoor de gemeente eerder reeds achtervang heeft verleend komen voor achtervang in aanmerking mits de looptijd van de leningen in totaliteit niet langer is dan 40 jaar gerekend vanaf het begin van de exploitatie van de projecten.

  • 7. Het college mag beschikken over reserves voor zover het activiteiten betreft welke passen binnen de voor de betreffende reserve geformuleerde doelstellingen en de daaraan gekoppelde autorisaties. In de tussentijdse rapportages en de jaarrekening wordt de raad hieromtrent geïnformeerd.

Artikel 10. Programmarekening

  • 1. Het college legt jaarlijks verantwoording af aan de raad door middel van programmarekening (overzicht van baten en lasten). Deze bestaat uit het jaarverslag en de jaarrekening.

  • 2. Het college legt in het jaarverslag verantwoording af over paragrafen en de uitvoering van de programma’s.

  • 3. Het college geeft conform de opzet van de begroting haar verantwoording over de programma’s in de programmarekening.

  • 4. In de paragrafen kijken we terug en legt het College verantwoording af over de onderwerpen uit de kadernota / begroting.

  • 5. In de jaarrekening geven we van de investeringen de investeringskredieten en de actuele uitputting hiervan weer.

  • 6. Indien blijkt gedurende het jaar dat een aantal activiteiten die zijn begroot niet meer of slechts ten dele kunnen worden gerealiseerd, kan het college besluiten dat de betreffende budgetten overgeheveld worden naar het volgende jaar. Deze budgetoverhevelingen worden dan opgenomen in het voorstel tot bestemming van het rekeningsaldo. Deze (begroting-) wijziging accordeert de raad achteraf bij het vaststellen van de jaarrekening en de resultaatbestemming. De begroting van het nieuwe jaar moet met betrekking tot deze overheveling worden aangepast.

  • 7. De raad stelt de programmarekening uiterlijk 1 juli vast.

Artikel 11 Tussentijdse wijzigingen

Indien bij de behandeling van de begroting, tussenrapportage of jaarrekening van enig jaar blijkt dat (deel)programma’s, of kadernota’s bijstelling behoeven, kan de Raad hiertoe tussentijds besluiten.

Artikel 12. Financiële afwijkingen baten en lasten

  • 1. Afwijkingen die groter zijn dan € 25.000 per budget worden in de begroting, tussentijdse rapportage of jaarrekening bij de programma’s toegelicht.

  • 2. Met de in lid 1 bedoelde afwijkingen wordt bedoeld:

    • a.

      In de begroting: afwijkingen ten opzichte van vorig begrotingsjaar;

    • b.

      In de tussentijdse rapportage: afwijkingen ten opzichte van de (bijgestelde) begroting

    • c.

      In de jaarrekening: afwijkingen ten opzichte van de (bijgestelde) begroting

  • 3. De raad geeft toestemming voor de genoemde afwijkingen.

  • 4. Ten behoeve van de analyse van de begrotingsrechtmatigheid in de jaarrekening (cf. art. 28 BBV) geldt het volgende:

    • a.

      Afwijkingen die 10% van het budget per deelprogramma bedragen met een minimum van € 25.000 worden toegelicht;

    • b.

      Afwijkingen die groter zijn dan € 100.000 worden altijd toegelicht.

Artikel 13. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 14.

Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college stelt een nota op met nadere regels ten aanzien van activeren, waarderen en afschrijven in overeenstemming met het BBV.

  • 2.

    De raad stelt deze nota vast.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad de nota strategisch reservebeleid ter vaststelling aan indien hier aanleiding toe is dan wel nieuwe ontwikkelingen zijn.

  • 2. Het college biedt de raad eens per jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

Artikel 16.

Kostprijsberekening

Bij de kostprijsberekeningen houden we rekening met de geldende wet- en regelgeving.

Artikel 17. Financieringsfunctie

  • 1. De raad stelt het treasurystatuut vast. In het treasurystatuut nemen we regels op voor de uitvoering van de financieringsfunctie.

  • 2. De raad geeft in het treasurystatuut aan welke regels zij mandateert aan het college. Het college stelt hiertoe een nota treasury op en biedt deze ter kennisgeving aan de raad aan.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 18. Administratie

Onder administratie verstaan we het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. Het college draagt zorg voor de opzet en werking van de administratie.

Artikel 19. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • 1.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • 2.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten (mandaatregeling en budgethoudersregeling);

  • 3.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

Artikel 20. Inkoop en aanbesteding

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (inkoopnota) voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de geldende regelgeving.

Artikel 21. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Hiervoor wordt een interne controleplan opgesteld.

  • 2. De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 22.

Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Beesel, vastgesteld op 24 juni 2013 wordt ingetrokken op 1 januari 2015. Deze verordening blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag 2014.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Beesel 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 6 oktober 2014.