Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels parttime zelfstandigen |
Citeertitel | Beleidsregels parttime zelfstandigen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Parttime zelfstandigen |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-10-2014 | Onbekend | 30-09-2014 Gemeenteblad, 30 oktober 2014 | 2014-001308 |
Beleidsregels parttime zelfstandigen
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DEVENTER,
gezien het voorstel nr 2014-001308 van d.d. 23 september 2014;
Artikel 4 Wettelijke vereisten
1. De parttime zelfstandige moet voldoen aan de wettelijke eisen die verband houden met zijn
activiteiten, waaronder het beschikken over:
HOOFDSTUK 3. BOEKHOUDING EN INKOMSTEN
Artikel 11 Inkomstenverrekening
1. Op de uitkering wordt maandelijks een vooraf bepaald inkomen in mindering gebracht. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de parttime zelfstandige in de eerste zes maanden minimaal 30% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm (netto) verdient. In de tweede zes maanden verdient de parttime zelfstandige in beginsel minimaal 50% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Toelichting Beleidsregels parttime zelfstandigen
Voor bijstand aan zelfstandigen, die voldoen aan de definitie "zelfstandige" gelden afzonderlijke
bijstandsregels (Bbz). Voor mensen die niet als zelfstandige worden aangemerkt en beroep op bijstand moeten doen, geldt de WWB of IOAW. De WWB en de IOAW bieden juridische mogelijkheden om naast de uitkering parttime als zelfstandige te werken. Deze ruimte is niet binnen de wet afgekaderd. Het staat gemeenten derhalve vrij om beleid te formuleren om zelfstandige activiteiten van beperkte omvang binnen de WWB of IOAW te honoreren.
De criteria waaraan de parttime zelfstandige moet voldoen om in aanmerking te (blijven) komen voor een uitkering moeten worden vastgelegd om onder andere concurrentievervalsing te voorkomen en inkomsten goed te kunnen verrekenen.
Deze beleidsregels hebben betrekking op diegenen die voor een gedeelte van hun werkzame uren voor eigen rekening werken en hierdoor niet voldoen aan de definitie “zelfstandige”. In deze beleidsregels wordt aangegeven aan welke voorwaarden de parttime zelfstandige moet voldoen om binnen de WWB of IOAW zelfstandige activiteiten te verrichten.
In dit artikel wordt een aantal begrippen toegelicht die in deze beleidsregels gehanteerd worden.
In dit artikel wordt omschreven wanneer iemand voldoet aan het begrip “parttime zelfstandige” en dus een beroep kan doen op de bepalingen van deze beleidsregels.
De activiteiten worden voor eigen rekening en risico uitgevoerd. Dit betekent dat de parttime zelfstandige geen personeelsleden in dienst heeft en vanuit een eenmanszaak of een zzp-constructie zijn werkzaamheden verricht. Dit criterium wordt gebruikt om het verschil tussen ondernemer/zelfstandige en werknemer aan te geven.
Belanghebbende moet vooraf toestemming krijgen om met behoud van uitkering als zelfstandige te gaan werken. Hiertoe dient belanghebbende een aanvraag in bij het college. Het college neemt op de aanvraag een besluit, conform de gehanteerde termijn die in de Algemene wet bestuursrecht zijn genoemd. De toestemming wordt in eerste instantie voor zes maanden verleend. Daarna kan de toestemming nog één maal verlengd worden met zes maanden. Criterium hiervoor is of er voldoende resultaten zijn geboekt en als is voldaan aan de voorwaarden in deze beleidsregels.
Na een periode van maximaal 12 maanden dient de parttime zelfstandige:
Er wordt geen toestemming verleend wanneer niet voldaan wordt of zal worden aan de voorwaarden. Uitgangspunt is hierbij dat de parttime zelfstandige aan de voorwaarden moet blijven voldoen om verlenging van de toestemming te verkrijgen. Wanneer de parttime zelfstandige niet meer aan de voorwaarden voldoet, kan de toestemming tussentijds worden ingetrokken.
De omvang van deeltijd ondernemerschap met behoud van uitkering moet onder het urencriterium van het Bbz blijven. Het Bbz hanteert een urencriterium van 23½ uur of meer per week.
Binnen deze beleidsregels is ervoor gekozen om de grens op 50% van het aantal beschikbare uren te leggen. Uitgaande dat iemand 40 uur per week beschikbaar zou zijn voor werk, dan mag hij de helft van deze uren als parttime zelfstandige aan de slag gaan. De parttime zelfstandige kan voor de aangifte inkomstenbelasting niet in aanmerking komen voor zelfstandigenaftrek volgens de regels van de Belastingdienst.
Bij ondernemerschap is sprake van directe en indirecte uren. Directe uren zijn de voor de onderneming gewerkte uren, waarin daadwerkelijk geld wordt verdiend. De indirecte uren zijn de uren die besteed worden aan administratie, werven opdrachten, studie etc. Voor deeltijd ondernemers met een uitkering gelden zowel de directe als de indirecte uren als zelfstandige werkuren. Daarnaast geldt dit urencriterium voor zowel de alleenstaande zelfstandige als de gehuwden samen. Er kan dus niet meer dan 20 uur per week aan de onderneming besteed worden. De parttime zelfstandige moet zoveel mogelijk met een rooster werken, zodat inzichtelijk is hoeveel uren aan de zelfstandige activiteiten besteed worden.
Voor de IOAW kan geen urenbeperking worden opgelegd, maar hiervoor geldt dat de parttime zelfstandige nog wel als werkloze werknemer als bedoeld in de IOAW moet kunnen worden aangemerkt. Als een IOAW-er door zijn werkzaamheden als zelfstandige helemaal niet meer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt dan is hij geen werkloze werknemer meer en heeft dit gevolgen voor het recht op IOAW. Door middel van een urenregistratie vindt de controle hierop plaats.
Artikel 4 Wettelijke vereisten
Formele vestigingseisen moeten voorkomen dat onrechtmatig wordt gestart met gevaar, schade, hinder, overlast etc. voor de omgeving waarin het bedrijf/beroep is gevestigd. Formele vestigingseisen zijn controleerbaar via inzage van vergunningen/verklaringen. Daarnaast moet ook de parttime zelfstandige alle wettelijk vereiste inschrijvingen hebben.
Artikel 5 Concurrentievervalsing
Deze regeling is niet bedoeld om personen met een uitkering een betere positie te bieden op de markt dan fulltime ondernemers. Naast het voldoen aan de voorwaarden van deze beleidsregels is het dan ook niet toegestaan om tarieven te hanteren die niet marktconform zijn.
Artikel 6 Inkomen en inkomstenvrijlating
De parttime zelfstandige mag eventuele verliezen niet afwentelen op de bijstand. Als een parttime zelfstandige géén winst of verlies heeft gemaakt, zal dit gevolgen hebben voor de eventuele verlenging van de toestemming om met behoud van uitkering als zelfstandige te blijven werken. Uit het oogpunt van bijstandverlening is het maken van verlies of geen winst immers niet verantwoord (o.a. ivm het ontstaan van schulden).
Het doel van onderhavige regeling is dat personen met een uitkering op relatief korte termijn onafhankelijk worden van een uitkering. De zelfstandige activiteiten mogen daarom op geen enkele manier een belemmering vormen voor het aanvaarden of verrichten van arbeid in loondienst.
Echter, om de parttime zelfstandige de kans te geven om zijn activiteiten op te zetten, kan het college gedurende de eerste 6 maanden waarin toestemming is verleend, een gedeeltelijke ontheffing geven van de arbeidsverplichting, als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a WWB. Het betreft een gedeeltelijke ontheffing qua omvang en duur. Qua omvang omdat de overige verplichtingen als bedoeld in artikel 9 WWB onverkort blijven gelden; qua duur omdat de ontheffing enkel geldt voor de uren dat zelfstandige activiteiten worden verricht (50% van de beschikbare uren per week). De ontheffing ziet dus toe op de uren dat parttime zelfstandige activiteiten worden verricht.
Om in aanmerking te komen voor een ontheffing zal worden gekeken naar de inspanningen van de parttime zelfstandige om zijn zelfstandige activiteiten op te zetten, uit te voeren of uit te breiden.
De omvang van de arbeidsverplichtingen wordt voor iedere parttime zelfstandige vastgesteld in een plan van aanpak, zoals bedoeld in artikel 44a WWB. Op die manier kan maatwerk geboden worden.
Artikel 8 Administratieve verplichtingen
Een aparte bankrekening voor de kosten en opbrengst uit ondernemerschap vergemakkelijkt het zicht op de inkomende en uitgaande geldstromen van de onderneming. Het voorkomen van samenloop van privé en zakelijke kasstromen binnen één rekening vergroot het inzicht in de mate waarin de ondernemer de lopende betalingsverplichtingen kan voldoen.
Een deel van de administratie die de parttime zelfstandige bij moet houden bestaat uit de urenadministratie. Via deze overzichten kan beoordeeld worden of het urencriterium niet wordt overschreden. Daarnaast kan aan de hand van een maandelijks inkomensoverzicht het inkomen per maand verrekend worden. De inkomstenopgave betreft de netto opbrengt minus de door het college geaccepteerde kosten.
Uitgangspunt is dat klanten voor het bijhouden van hun administratie en boekhouding zich moeten houden aan de eisen die de Belastingdienst hiervoor heeft opgesteld. De boekhouding kan bestaan uit een jaarrekening (balans, verlies- en winstrekening en toelichting) of een kasboek ( in combinatie met een BTW-aangifte). Het ontbreken van zo’n administratie wordt gelijk gesteld met oneigenlijk gebruik en/of misbruik van de uitkering (omgekeerde bewijslast) en kan leiden tot intrekking van de toestemming, terugvordering van de uitkering en het opleggen van een bestuurlijke boete of maatregel. De parttime zelfstandige zal veelal met het zgn. ‘kasstelsel’ werken. Hierbij wordt de betaling pas gedaan en in de administratie opgeboekt nadat de inkomsten zijn ontvangen.
Noodzakelijke kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden mogen als kosten in mindering worden gebracht op de opbrengst. Noodzakelijke kosten zijn kosten die echt nodig zijn, omdat de parttime zelfstandige anders de werkzaamheden niet zou kunnen uitvoeren. De parttime zelfstandige overlegt hiertoe bewijsstukken (bonnetjes, facturen waarop de bedrijfsnaam staat etc).
Kosten die de parttime zelfstandige ook zou hebben als hij geen zelfstandige activiteiten zou verrichten, zijn geen noodzakelijke kosten. Dit zijn bijvoorbeeld abonnementskosten voor telefoon, internet of televisie in het woonhuis. Deze kosten komen volledig voor eigen privérekening.
De in dit artikel genoemde kosten vormen geen limitatieve opsomming. Het college bepaalt of kosten wel of niet kunnen worden opgevoerd. Daarbij wordt tevens aangesloten bij de regels van de Belastingdienst hieromtrent.
Bij parttime zelfstandige activiteiten is het uitgangspunt dat deze activiteiten ook op korte termijn beëindigd kunnen worden. Er kunnen dus geen langlopende verplichtingen aangegaan worden zoals het huren van een bedrijfspand of het aannemen van personeel. Dergelijke kosten kunnen dan ook niet in mindering worden gebracht op de omzet. Daarnaast kan er (indirect) geen bijstand worden verleend voor schulden of investeringen in het bedrijf.
Het is in beginsel niet mogelijk om investeringen te doen. Er kan een uitzondering worden gemaakt voor bepaalde bedrijfsmiddelen die de parttime zelfstandige financiert met eigen geld. Eventuele afschrijvingskosten zijn echter voor eigen rekening en worden gecorrigeerd op de jaarrekening bij de jaarlijkse afrekening.
Artikel 11 Inkomstenverrekening
De inkomsten uit zelfstandige activiteiten worden volledig in mindering gebracht op de uitkering. Daarvoor wordt maandelijks forfaitair een bedrag in rekening gebracht. De parttime zelfstandige dient een minimaal bedrag te verdienen (netto), zodat er een prikkel is om als zelfstandige aan de slag te gaan. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de parttime zelfstandige in de eerste zes maanden minimaal 30% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm verdient. In de tweede zes maanden dient de parttime zelfstandige in beginsel minimaal 50% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm te verdienen.
In de eerste zes maanden is het percentage lager dan in de tweede zes maanden, omdat de verwachting is dat de parttime zelfstandige in de eerste zes maanden minder inkomsten zal hebben, omdat hij in de opstartfase van zijn activiteiten zit.
Na deze zes maanden mag van hem verwacht worden dat hij in beginsel minimaal de helft van zijn bijstandsuitkering kan “terugverdienen” met zijn activiteiten.
In deze beleidsregels is ervoor gekozen om een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm2 forfaitair in mindering te brengen op de uitkering. Dit zal er in sommige gevallen toe leiden dat een te hoog bedrag in rekening wordt gebracht als de parttime zelfstandige niet een minimaal bedrag aan winst weet te genereren. Als dit een tijdelijk probleem is, dan kan er tijdelijk afgeweken worden van het percentage zoals dat is vastgelegd in de beleidsregels. Als er geen uitzicht is dat de winst zal toenemen, dan ligt het in de rede om de parttime activiteiten te beëindigen.
Artikel 12 Definitieve vaststelling
Aan de hand van de jaarcijfers en kopie belastingaangifte wordt het inkomen definitief vastgesteld en volgt eventueel terugvordering of nabetaling. Als belanghebbende de definitieve belastingaanslag inlevert, volgt een definitieve herziening.
Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.
2 Tot 1 januari 2015 zal deze norm inclusief toeslag zijn. Na 1 januari 2015 komt de Toeslagenverordening met de komst van de Participatiewet van rechtswege te vervallen en bestaat er enkel nog een alleenstaande norm en een gehuwden/gezinsnorm.