Organisatie | Nieuwkoop |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening werkzaamheden kabels en leidingen gemeente Nieuwkoop 2014 |
Citeertitel | Verordening werkzaamheden kabels en leidingen gemeente Nieuwkoop 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Tarieven tabel (3e wijziging) Handboek kabels en leidingen |
Bijgaand tarieventabel (3e wijziging) en het handboek
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-10-2014 | 01-01-2020 | Onbekend | 19-08-2014 | 2014-086 |
De raad van de gemeente Nieuwkoop,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop van 19 augustus 2014 en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet,
besluit vast te stellen de Verordening werkzaamheden kabels en leidingen gemeente Nieuwkoop 2014.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aanbieder: aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk en, na wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, tevens de in artikel 1, eerste lid van de Telecommunicatiewet bedoelde aanlegger;
calamiteit of spoedeisende werkzaamheden: onverwachte verstoring aan ondergrondse infrastructuur, zoals bv. een gaslek, grote wateroverlast door lekkage van een waterleiding, waarbij dit voor de openbare orde, veiligheid en/of gezondheid voor (directe) omgeving gevaar oplevert en grote telecom storingen waarbij netwerken zijn onderbroken waarbij direct tot herstel of reparatie moet worden overgegaan.
huisaansluiting: niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onder a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;
instemmingsbesluit: besluit van het college van burgemeesters en wethouders als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder b, van de Telecommunicatiewet dan wel, na wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, aanhef en onder b;
kabels en leidingen: één of meer kabels of leidingen, daaronder in ieder geval begrepen dat wat onder kabels wordt verstaan in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet en daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse en bovengrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;
MOOR: het digitale Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR), een internetapplicatie die de gemeente in staat stelt regie te voeren over de processen die te maken hebben met opbrekingen in de openbare ruimte van planning tot uitvoering en financiële afhandeling. Via MOOR is alle informatie rondom opbrekingen jarenlang digitaal beschikbaar voor alle betrokkenen.
Dit hoofdstuk is van toepassing op werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen, met uitzondering van werkzaamheden die onder de reikwijdte van hoofdstuk 3 vallen.
Een vergunning wordt digitaal aangevraagd bij het college. Daarbij moet gebruikt worden gemaakt van het “Meldingsformulier vergunning/instemmingsbesluit kabels en leidingen” zoals toegevoegd in MOOR. Alleen volledig ingevulde meldingsformulieren, voorzien van alle gevraagde bijlagen, worden in behandeling genomen.
De beheerder of degene die hiervoor gemachtigd is door de beheerder, dient tenminste acht weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden via Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR) een vergunning aan te vragen. MOOR is te benaderen via internet op http://meldpunt.gemeenten.opbrekingen.nl.
Werkzaamheden van niet-ingrijpende aard moet de beheerder of degene die door de beheerder gemachtigd is, minimaal zeven werkdagen voor uitvoering melden middels een digitale melding via Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR). MOOR is te benaderen via internet op http://meldpunt.gemeenten.opbrekingen.nl. Voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard, is geen vergunning, als bedoeld in artikel 5a, noodzakelijk maar kan worden volstaan met een melding in MOOR.
In geval van de in artikel 11 eerste lid genoemde werkzaamheden, volstaat een melding in MOOR, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden via Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR). MOOR is te benaderen via internet op http://meldpunt.gemeenten.opbrekingen.nl. De melding in MOOR dient binnen vierentwintig uur na de uitvoering verder gemotiveerd zoals genoemd in artikel 11 zesde en zevende lid. Indien het tracé van ingrijpende aard is, dient achteraf nog een vergunning te worden aangevraagd in MOOR.
Indien een beslissing niet binnen de aangegeven termijn kan worden genomen, kan de beslissingstermijn verlengd worden. Dit wordt digitaal via MOOR en gemotiveerd door het college aan de beheerder medegedeeld, voor afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, met vermelding van de termijn waarbinnen de vergunning tegemoet kan worden gezien.
Een vergunningaanvraag kan worden geweigerd in het belang van:
de ondergrondse ordening, waaronder mede verstaan wordt het zo min mogelijk hinder veroorzaken voor reeds in de grond aanwezige werken en het niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken van deze werken, waaronder mede verstaan worden werken ten behoeve van de riolering en leveren of het transport van elektronische informatie, gas, water en elektriciteit;
Openbare gronden worden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat teruggebracht. Het herstel van de weg zal in beginsel door of in opdracht van de beheerder geschieden. In bijzondere omstandigheden kan de gemeente aangeven dat zij het herstel van de weg in eigen beheer zal laten uitvoeren voor rekening van de beheerder.
Indien vergunning wordt gevraagd voor een tracé door een weg waarvan de verharding niet langer dan vijf jaar geleden is vernieuwd of aangelegd, zal in vooroverleg tussen de beheerder en de gemeente worden onderzocht of een alternatief tracé mogelijk is, waarover partijen het eens kunnen worden. Indien geen alternatief tracé kan worden gevonden of indien de beheerder het alternatieve tracé afwijst, wordt voor wat betreft het herstel van de bestrating verwezen naar de bepalingen inzake schade en schadevergoedingen zoals vermeld in het Handboek hoofdstuk 7 paragraaf 7.2.
Hoofdstuk 3 is van toepassing op werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van:
Een instemmingbesluit wordt digitaal aangevraagd bij het college. Daarbij moet gebruikt worden gemaakt van het “Meldingsformulier vergunning/instemmingsbesluit kabels en leidingen” zoals toegevoegd in MOOR. Alleen volledig ingevulde meldingsformulieren, voorzien van alle gevraagde bijlagen, worden in behandeling genomen.
Het voornemen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de Telecommunicatiewet, dient tenminste acht weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij het college gemeld, via Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR). MOOR is te benaderen via internet op http://meldpunt.gemeenten.opbrekingen.nl.
Werkzaamheden van niet-ingrijpende aard dient de aanbieder of degene die door de beheerder gemachtigd is, minimaal zeven werkdagen voor uitvoering te melden, middels een digitale melding via Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR). MOOR is te benaderen via internet op http://meldpunt.gemeenten.opbrekingen.nl. Voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard is geen instemming, als bedoeld in artikel 13a noodzakelijk maar kan worden volstaan met een melding in MOOR.
In geval van de in artikel 18 eerste lid genoemde werkzaamheden volstaat een melding in MOOR voorafgaand aan de start van de werkzaamheden via Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR). MOOR is te benaderen via internet op http://meldpunt.gemeenten.opbrekingen.nl. De melding in MOOR dient binnen vierentwintig uur na de uitvoering verder gemotiveerd te worden, zoals genoemd in artikel 18 tweede en derde lid. Indien het tracé van ingrijpende aard is, dient achteraf nog een instemming te worden aangevraagd in MOOR.
Indien een beslissing niet binnen de aangegeven termijn kan worden genomen, kan de beslissingstermijn verlengd worden. Dit wordt schriftelijk en gemotiveerd door het college aan de melder of aanvrager medegedeeld, voor afloop van de termijn als bedoeld in lid 1 en lid 2, met vermelding van de termijn waarbinnen de instemming tegemoet kan worden gezien.
Deze kunnen slechts betrekking hebben op:
de ondergrondse ordening, waaronder mede verstaan wordt het zo min mogelijk hinder veroorzaken voor reeds in de grond aanwezige werken en het niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken van deze werken, waaronder mede verstaan worden werken ten behoeve van de riolering en leveren of het transport van elektronische informatie, gas, water en elektriciteit;
het informeren van bedrijven, belanghebbende en bewoners van percelen langs het tracé. Dit dient door de aanbieder en/of uitvoerder minimaal vijf werkdagen voor de start van de werkzaamheden gedaan te worden. In deze kennisgeving worden in elk geval vermeld de aard, startdatum en duur van het werk alsmede de naam en het telefoonnummer van de uitvoerder. De bewonersbrief dient ook bijgevoegd te worden in MOOR;
Openbare gronden worden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat teruggebracht. Het herstel van de weg zal in beginsel door of in opdracht van de aanbieder geschieden tenzij het college beslist dat het herstel van de weg in eigen beheer wordt uitgevoerd voor rekening van de beheerder of aanbieder.
Indien instemming wordt gevraagd voor een tracé door een weg waarvan de verharding niet langer dan vijf jaar geleden is vernieuwd of aangelegd, zal in vooroverleg tussen de aanbieder en de gemeente worden onderzocht of een alternatief tracé mogelijk is, waarover partijen het eens kunnen worden. Indien geen alternatief tracé kan worden gevonden of indien de aanbieder het alternatieve tracé afwijst, wordt voor wat betreft het herstel van de bestrating verwezen naar de bepalingen inzake schade en schadevergoedingen zoals vermeld in het Handboek hoofdstuk 7 paragraaf 7.2.
Degene die werkzaamheden uitvoert ingevolge een calamiteit of spoedeisende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, verstrekt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen vierentwintig uur, na beëindiging van de werkzaamheden een uitvoeringsverslag aan het college.
Deze verordening bevat regels met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen.
Twee regimes voor kabels en leidingen
Een onderscheid dient gemaakt te worden tussen werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk en werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van overige kabels en leidingen.
Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (afgekort: Tw), dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk die het voornemen heeft werkzaamheden uit te voeren, slechts overgaat tot het verrichten van deze werkzaamheden als het voornemen daartoe schriftelijk is gemeld aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) en de aanbieder van het college instemming heeft verkregen voor de uitvoering van de werkzaamheden (artikel 5.4, eerste lid, van de Tw). De Telecommunicatiewet bepaalt daarbij (onder andere) eveneens dat het college in het instemmingsbesluit bijzondere voorschriften kan opnemen (artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Tw) en dat de gemeenteraad met betrekking tot het verrichten van de werkzaamheden bij verordening regels vaststelt (artikel 5.4, vierde lid, van de Tw).
Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige kabels en leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving.
In deze verordening is voor elk regime een apart hoofdstuk met bepalingen opgenomen. Hoofdstuk 2 is van toepassing op de werkzaamheden voor wat betreft de (zogenoemde) overige kabels en leidingen. Hoofdstuk 3 is van toepassing op werkzaamheden voor wat betreft kabels die ten dienste staan of komen van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk.
De bepalingen van hoofdstuk 2 sluiten inhoudelijk en voor wat betreft de afweging die de gemeente dient te maken zo veel mogelijk aan bij de bepalingen voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van de kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk, zoals deze zijn opgenomen in de Telecommunicatiewet (zie paragraaf 5.1.2, van de Tw).
Publiekrechtelijke vergunning of instemming en privaatrechtelijke toestemming
De vergunning of instemming voor het uitvoeren van werkzaamheden in verband met kabels en leidingen is van publiekrechtelijke aard. Dat wil zeggen dat de verkrijger van de vergunning of instemming het recht krijgt om (tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden en beperkingen) de openbare orde te mogen verstoren, dit om de gewenste werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
De vergunning of instemming tot het uitvoeren van werkzaamheden geeft geen privaatrechtelijke toestemming aan de vergunning- instemmingsverkrijger om daadwerkelijk de werkzaamheden uit te voeren. De verkrijger van devergunning of instemming dient daartoe eveneens een privaatrechtelijke toestemming te verkrijgen van de eigenaar van de openbare gronden. Dat kan weliswaar de gemeente zijn, maar ook een andere overheid of een instelling, bedrijf of privépersoon.
De Telecommunicatiewet en deze verordening bevatten diverse bepalingen om medegebruik van voorzieningen te bevorderen. Echter, niet elke voorziening leent zich voor medegebruik. Wat onder mede te gebruiken voorzieningen moet worden verstaan kan afgeleid worden uit de volgende passage uit de memorie van toelichting bij wijziging van de Telecommunicatiewet (Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr.3, pp.60-61):
“Het gaat hierbij om medegebruik van de voorzieningen ter zake van de aanleg en instandhouding van kabels; daaronder kunnen de bij de kabel behorende ondersteunings- en beschermingswerken worden verstaan. Het medegebruik betreft niet de kabeldraad of glasvezel zelf. Onder bij de kabel behorende ondersteunings- en beschermingswerken worden in dit verband ondermeer verstaan de kabelgoten en kabelsleuven. Ook vallen mantelbuizen ter bescherming van kabels en de handholes, lasdozen en duikers onder de voor medegebruik in aanmerking komende voorzieningen”.
Voor wat betreft medegebruik van voorzieningen geldt in de eerste plaats dat degene die de voorziening ter beschikking stelt en degene die de kabel wil aanleggen tot een overeenstemming moeten komen. Voor zover het betreft kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk kan de Autoriteit Consument en Markt (ACM, per 1 april 2013 de opvolger van de OPTA) daarbij verzocht worden om een eventueel geschil te beslechten (op grond van artikel 12.2, eerste lid, van de Tw, zie tevens de OPTA-beleidsregels inzake de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels).
De gemeente is bevoegd te bevorderen dat voorzieningen medegebruikt worden. Voor het onderzoeken van het medegebruik kan degene die voornemens is werkzaamheden uit te voeren gebruik maken van reeds aanwezige informatie bij de gemeente. Als het voornemen tot werkzaamheden voldoende uitgewerkt is – bekend is bijvoorbeeld langs welk tracé de kabels zullen lopen – dan kan de gemeente naar degene die over de voorziening beschikt door verwijzen of, als de gemeente zelf degene is die de voorziening ter beschikking kan stellen, daarover in gesprek gaan.
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel de artikelen behandeld die in aanvulling op het algemeen deel verdere toelichting behoeven.
Het begrip kabels en leidingen is gebaseerd op de begripsbepaling van net uit de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (artikel 1, onder e, van de genoemde wet), waarbij een verbreding is aangebracht om ook de werkzaamheden in verband met bovengrondse kabels en leidingen, inclusief ondersteunings- en beschermingswerken onder de werking van deze verordening te brengen.
Als voorbeeld van dergelijke bovengrondse ondersteunings- en beschermingswerken kunnen schakelkasten worden genoemd, trafohuisjes, alsmede ook inrichtingen voor het telecommunicatieverkeer. Mantelbuizen, kabelgoten, handholes, lasdozen en duikers kunnen worden genoemd als voorbeelden van ondergrondse ondersteunings- en beschermingswerken. Met lege buizen worden bedoeld de werken die worden aangelegd met het oogmerk deel uit te gaan maken van een netwerk en ook buizen die worden aangelegd als voorziening voor medegebruik.
Het digitale Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR) is een internetapplicatie die de gemeente in staat stelt regie te voeren over de processen die te maken hebben met opbrekingen in de openbare ruimte van planning tot uitvoering en (financiële) afhandeling. Daarnaast is via MOOR alle informatie rondom opbrekingen jarenlang beschikbaar voor alle betrokkenen. Voor het digitaal aanvragen van een vergunning dient uw bedrijf of aannemer voorzien te zijn van een account. MOOR is te benaderen via internet op http://meldpunt.gemeenten.opbrekingen.nl.
Het begrip openbare gronden is dezelfde als de begripsbepaling zoals deze in de Telecommunicatiewet is opgenomen (artikel 1.1, onder aa, van de Tw). Door in de verordening voortdurend te spreken over “werkzaamheden in of op openbare gronden” (evenals in de Telecommunicatiewet overigens, zie bijvoorbeeld artikel 5.4, eerste lid, van de genoemde wet) behoort duidelijk te zijn, dat het hier gaat om zowel werkzaamheden onder het maaiveld alsook werkzaamheden boven het maaiveld.
Naast de hiervoor genoemde begripsbepalingen zijn ook de begripsbepalingen uit de Telecommunicatiewet van toepassing op deze verordening. Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk is deze verordening namelijk een verordening in medebewind. En aangezien een medebewindsverordening valt onder de zinsnede “en de daarop berustende bepalingen” (zie artikel 1.1, aanhef, van de Tw), werken de wettelijke begripsbepalingen uit de Telecommunicatiewet ook door in deze verordening.
Het college is belast met de coördinatie van de binnen haar grondgebied uit te voeren werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen. Degene die voornemens is om werkzaamheden uit te voeren moet een vergunning of instemming van het college hebben. Deze vergunning of instemming betreft het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. Het college kan bij de vergunning of instemmingsbesluit zo nodig in afwijking van het gemelde voornemen voorwaarden stellen aan het tijdstip en de werkwijze van de werkzaamheden. Door deze coördinatie kan de overlast van graafwerkzaamheden voor burgers en bedrijfsleven beperkt worden.
Dit artikel bevat de grondslag voor het college om ter uitvoering van deze verordening nadere regels te stellen. Deze nadere regels zijn opgenomen in het Handboek. Door vaststelling van dit Handboek krijgen de daarin neergelegde normen een publiekrechtelijk karakter. Het Handboek ligt voor belangstellenden en betrokkenen bij de afdeling Beheer Openbare Ruimte (BOR) ter inzage en zal tevens op internet worden geplaatst (www.nieuwkoop.nl).
Het eerste lid van artikel 5b regelt dat de vergunningaanvraag en opbreekmelding digitaal moet worden ingediend. Op de website van de gemeente (www.nieuwkoop.nl) en in het Handboek is aangegeven hoe de vergunning moet worden aangevraagd. De gemeente maakt voor het aanvragen van vergunningen en meldingen op grond van deze verordening gebruik van het digitale systeem van het Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR) (www.opbrekingen.nl)
In artikel 5b derde lid is bepaald dat de vergunningsplicht niet geldt voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard. Voor deze uitzondering op de vergunningsplicht is gekozen omwille van deregulering en vermindering van de administratieve en financiële lasten.
Voor werkzaamheden van niet- ingrijpende aard en calamiteit of spoedeisende werkzaamheden geldt wel een meldingsplicht. Voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard moet er zeven werkdagen voor aanvang een digitale melding worden gedaan in het digitale meldsysteem MOOR.
In geval van calamiteiten of spoedeisende werkzaamheden volstaat een digitale melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden, die vierentwintig uur na de uitvoering verder gemotiveerd dient te worden. Indien het tracé van ingrijpende aard is, dient achteraf nog een vergunning te worden aangevraagd, in het digitale meldingen systeem MOOR.
In lid 4 is bepaald dat paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (de lex silencio positivo) niet van toepassing is op de beslistermijnen van artikel 6; hetgeen betekent dat de vergunning voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen niet als van rechtswege verleend mag worden beschouwd bij het verstrijken van de beslistermijn.
Artikel 7 somt de weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning op. De gronden zijn ”met uitzondering van lid q zie Handboek hoofdstuk 7 paragraaf 7.2” gelijkluidend met de belangen zoals genoemd in artikel 5.4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Ook kan het college, op grond van artikel 8, voorschriften en beperkingen aan vergunningen verbinden. Dit artikel is in lijn met artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Telecommunicatiewet.
Wat betreft eventueel te stellen voorschriften met betrekking tot het tijdstip van de werkzaamheden geldt dat dit (parallel aan artikel 5.4, derde lid, onder b, van de Tw) in beginsel niet later mag liggen dan twaalf maanden na het gemelde voornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de termijnen waarbinnen de gemeente de werkzaamheden toestaan te zeer uiteen gaan lopen. Het tijdstip van de werkzaamheden zal echter in het overgrote deel van de gevallen veel eerder liggen dan de genoemde twaalf maanden. Deze termijn wordt genoemd om de beheerder de zekerheid te bieden dat de aanvang niet later kan liggen dan twaalf maanden, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang die zich hier tegen verzetten. Slechts in dat geval kan het college een later gelegen tijdstip voorschrijven.
In het eerste lid is bepaald dat bij de aanvraag een uitvoeringsplan moet worden gevoegd. Het uitvoeringsplan is een figuur dat bekend is uit het stelsel van de Telecommunicatiewet (zie artikel 5.4, lid 4, van de Tw). Bij de melding van werkzaamheden in het kader van deze wet dient eveneens een uitvoeringsplan te worden gevoegd. Het tweede en derde lid bepalen vervolgens wat dit uitvoeringsplan ten minste moet bevatten, waarbij de gemeente specifiek een plan met betrekking tot de verkeersveiligheid verlangt.
De beheerder is verantwoordelijk voor een goede en zorgvuldige aanleg van de kabel of leiding en moet ervoor zorgen dat de grond of bodem weer in de oorspronkelijke wijze wordt opgeleverd, tenzij het college anders bepaalt (bijvoorbeeld in de vergunningsvoorwaarden).
Voor het herstraten geldt dat de vraagstukken hieromtrent in eerste instantie een kwestie zijn tussen degene die de grond ter beschikking stelt en degene die de werkzaamheden wil uitvoeren. Bij overeenkomst worden afspraken gemaakt over welke partij tot herstraten overgaat, tegen welke kosten en met welke kwaliteit (als onderdeel van de privaatrechtelijke toestemming).
Toch heeft de gemeente vanuit haar verordenende bevoegdheid en vanuit de belangen die met deze verordening zijn gegeven, wel degelijk een belang bij de wijze van herstraten. Dit belang is overigens niet direct gelegen bij de vraag wie herstraat en tegen welke kosten, maar juist bij het kwaliteitsniveau van de openbare gronden na beëindiging van de werkzaamheden.
Om dit belang te waarborgen bevat deze verordening de bepaling dat de gronden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat terug behoren te worden gebracht, het college kan evenwel anders beslissen. Deze regel vormt het uitgangspunt voor de afspraken tussen degene die de grond ter beschikking stelt en degene die de werkzaamheden wil uitvoeren. Als de gemeente geen eigenaar is van de gronden, vormt deze bepaling een belangrijk instrument van sturing, en de grond waarop de gemeente kan optreden tegen een slechte oplevering van werkzaamheden.
Het eerste lid omvat een uitzondering op het verbod in het geval van ernstige belemmeringen en storingen. Ernstige belemmeringen en storingen moeten in beginsel onmiddellijk kunnen worden verholpen, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat de werkzaamheden wel vooraf dienen te worden gemeld bij het college (of bij een gemachtigde). In het tweede lid is aansluitend geregeld dat de burgemeester alsnog kan besluiten dat werkzaamheden in verband met het verhelpen van ernstige belemmeringen en storingen niet op het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.
Het vierde lid verwijst naar door het college aangewezen gebieden. Deze gebieden zijn te raadplegen via de website van het Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR) (www.opbrekingen.nl). De strekking van dit artikel is in lijn met artikel 5.6 van de Tw en artikel 16 van deze verordening.
Het eerste lid van artikel 13b regelt dat de instemmingsaanvraag en opbreekmelding digitaal moet worden ingediend. Op de website van de gemeente (www.nieuwkoop.nl) en in het Handboek is aangegeven hoe de instemming moet worden aangevraagd. De gemeente maakt voor het aanvragen van instemmingen, meldingen op grond van deze verordening en meldingen van opbrekingen en tijdelijke verkeersmaatregelen gebruik van het digitale systeem van het Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR) (www.opbrekingen.nl)
In artikel 13b derde lid is bepaald dat de instemmingsplicht niet geldt voor werkzaamheden betreft werkzaamheden van niet-ingrijpende aard.
Voor deze uitzondering op de instemmingssplicht is gekozen omwille van deregulering en vermindering van de administratieve en financiële lasten.
Voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard en spoedeisende werkzaamheden geldt wel een digitale meldingsplicht.
Voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard moet er 7 werkdagen voor aanvang een digitale melding worden gedaan in het meldsysteem MOOR.
In geval van spoedeisende werkzaamheden volstaat een graafmelding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden, en dient 24 uur na de uitvoering verder gemotiveerd te worden.
Indien de sleuflengte meer bedraagt dan een lengte van tien meter dient achteraf nog een instemming te worden aangevraagd in het digitale meldsysteem MOOR.
In lid 4 is bepaald dat paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (de lex silencio positivo) niet van toepassing is op de beslistermijnen van artikel 14; hetgeen betekent dat de instemming voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen niet als van rechtswege verleend mag worden beschouwd bij het verstrijken van de beslistermijn.
Artikel 15 somt de voorschriften en beperkingen voor het verlenen van de instemming op. De gronden zijn ”met uitzondering van lid q zie Handboek hoofdstuk 7 paragraaf 7.2” gelijkluidend met de belangen zoals genoemd in artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Telecommunicatiewet.
Wat betreft eventueel te stellen voorschriften met betrekking tot het tijdstip van de werkzaamheden geldt dat dit (parallel aan artikel 5.4, derde lid, onder b, van de Tw) in beginsel niet later mag liggen dan 12 maanden na het gemelde voornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de termijnen waarbinnen gemeenten de werkzaamheden toestaan te zeer uiteen gaan lopen. Het tijdstip van de werkzaamheden zal echter in het overgrote deel van de gevallen veel eerder liggen dan de genoemde 12 maanden. Deze termijn wordt genoemd om aanbieders de zekerheid te bieden dat de aanvang niet later kan liggen dan 12 maanden, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang die zich hier tegen verzetten. Slechts in dat geval kan het college een later gelegen tijdstip voorschrijven.
In het eerste lid is bepaald dat bij de aanvraag een uitvoeringsplan moet worden gevoegd. Het uitvoeringsplan is een figuur dat bekend is uit het stelsel van de Telecommunicatiewet (zie artikel 5.4, lid 4, van de Tw). Bij de melding van werkzaamheden in het kader van deze wet dient eveneens een uitvoeringsplan te worden gevoegd. Het tweede en derde lid bepalen vervolgens wat dit uitvoeringsplan ten minste moet bevatten, waarbij Nieuwkoop specifiek een plan met betrekking tot de verkeersveiligheid verlangt.
De aanbieder of beheerder is verantwoordelijk voor een goede en zorgvuldige aanleg van de kabel of leiding en moet ervoor zorgen dat de grond of bodem weer in de oorspronkelijke wijze wordt opgeleverd, tenzij het college anders bepaalt (bijvoorbeeld in de vergunningsvoorwaarden)..Voor het herstraten geldt dat de vraagstukken hieromtrent in eerste instantie een kwestie zijn tussen degene die de grond ter beschikking stelt en degene die de werkzaamheden wil uitvoeren. Bij overeenkomst worden afspraken gemaakt over welke partij tot herstraten overgaat, tegen welke kosten en met welke kwaliteit (als onderdeel van de privaatrechtelijke toestemming).
Toch heeft de gemeente vanuit haar verordenende bevoegdheid en vanuit de belangen die met deze verordening zijn gegeven, wel degelijk een belang bij de wijze van herstraten. Dit belang is overigens niet direct gelegen bij de vraag wie herstraat en tegen welke kosten, maar juist bij het kwaliteitsniveau van de openbare gronden na beëindiging van de werkzaamheden.
Om dit belang te waarborgen bevat deze verordening de bepaling dat de gronden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat terug behoren te worden gebracht, het college kan evenwel anders beslissen (artikelen 15 en 17). Deze regel vormt het uitgangspunt voor de afspraken tussen degene die de grond ter beschikking stelt en degene die de werkzaamheden wil uitvoeren. Als de gemeente geen eigenaar is van de gronden, vormt deze bepaling een belangrijk instrument van sturing, en de grond waarop de gemeente kan optreden tegen een slechte oplevering van werkzaamheden.
In dit artikel wordt aan de artikelen 5.4, vierde lid, onder f, en 5.6 van de Telecommunicatiewet voldaan. In het geval van spoedeisende werkzaamheden in verband met ernstige belemmeringen en storingen aan een openbaar elektronisch netwerk kan worden volstaan met een melding aan het college. Ernstige belemmeringen of storingen in de communicatie zijn niet nader omschreven, wel wordt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel als voorbeeld gegeven de situatie van een
kabelbreuk (Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr.3, p.55). Het gemeentebestuur zal moeten beoordelen of een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele aansluiting voldoende reden is om als spoedeisend te worden aangemerkt.
De verkregen vergunning(en), instemming(en) en melding(en-, kabel- en leidinggegevens en tekeningen dienen aanwezig te zijn op de werklocatie en getoond te worden aan de Coördinator/Toezichthouder van de gemeente.
Als beheerder of aanbieder bent u verplicht om op aanvraag van de Coördinator/Toezichthouder de verkregen vergunning(en), instemmingsbesluit(en), melding(en), kabel- en leidinggegevens en tekening(en) te tonen op locatie. Bij het constateren van het niet in het bezit hebben van deze gegevens heeft de Coördinator/Toezichthouder de bevoegdheid de werkzaamheden per direct te doen staken.
De oude situatie wordt direct, of in overleg binnen twee werkdagen volledig hersteld.
De Coördinator/Toezichthouder heeft de bevoegdheid nadien aanvullend en/of schadevergoeding te verlangen en/of in rekening te brengen.
De strafbaarstelling is op deze plaats beperkt tot een aantal handelingen uit hoofdstuk 2.
Strafbaarstelling van de mededeling en instemming met bijbehorende voorschriften voor werkzaamheden inzake de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienst van een openbaar communicatienetwerk, anders gezegd de handelingen waarop hoofdstuk 3 van toepassing is, verloopt via de Wet op de Economische Delicten (via artikel 1, onder vier, van de genoemde wet).
Met de wijziging van artikel 2:10, vierde lid, onderdeel e, van de APV wordt bereikt dat voor werkzaamheden die op grond van deze verordening zijn vergund of waarmee is ingestemd, geen opbreekmelding op grond van de APV hoeft te worden gedaan. Indien in het kader van de werkzaamheden tevens sprake is van opslag van goederen of tijdelijke verkeersmaatregelen, is daarvoor wel nog steeds een melding op grond van artikel 2:10, vierde lid, van de APV nodig.