Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Reglement van Orde van de raad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van Orde van de raad
CiteertitelReglement van Orde van de raad
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 16

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-09-2014Nieuwe regeling

02-09-2014

Gemeenteblad 2014, nr. 80

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde van de gemeenteraad van Eindhoven 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de gemeenteraad op 2 september 2014 heeft vastgesteld

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

onder in trekking het Reglement van orde van de gemeenteraad van Eindhoven 2010 zoals vastgesteld bij raadsbesluit op 4 maart 2014 en gewijzigd op 18 februari 2014;

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • g.

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

  • h.

    presidium: het dagelijks bestuur van de gemeenteraad;

  • i.

    fractie: groep van een of meerdere raadsleden, behorende tot dezelfde politieke groepering;

  • j.

    college: college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Presidium.

  • 1.

    De raad heeft een presidium dat bestaat uit de fractievoorzitters.

  • 2.

    De waarnemend voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium. Bij zijn afwezigheid wordt hij vervangen door de tweede waarnemende voorzitter van de raad.

  • 3.

    De voorzitter van de raad is adviserend lid van het presidium en wordt voor elke vergadering uitgenodigd.

  • 4.

    De griffier of zijn plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 5.

    De voorzitter van de raad en de waarnemend voorzitter van de raad bereiden de vergadering van het presidium voor.

  • 6.

    Het presidium kan de gemeentesecretaris en één of meer leden van het college uitnodigen voor een vergadering van het presidium.

  • 7.

    Elke fractievoorzitter kan een lid van zijn fractie of een collega-fractievoorzitter aanwijzen , die hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 8.

    Het presidium besluit in beginsel op basis van consensus. Mocht besluitvorming via stemming nodig zijn, dan vindt stemming plaats via het beginsel van gewogen stemmen.

  • 9.

    Iedere fractievoorzitter of zijn plaatsvervanger kan verzoeken om het presidium in vergadering bijeen te roepen.

  • 10.

    De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

Artikel 3. Presidium, taak.

  • 1.

    Het presidium heeft tot taak:

    • a.

      het vaststellen van de conceptagenda’s van de raad en raadscommissies;

    • b.

      het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en raadscommissies;

    • c.

      het zich, al dan niet op verzoek van de raad, bezig houden met procedures en het functioneren van de raad in algemene zin;

    • d.

      het vaststellen van spreektijdenregelingen;

    • e.

      het voorbereiden van raadsvoorstellen en (doen) opstellen die betrekking hebben op regelingen en besluiten van huishoudelijke en procedurele aard voor zover deze de eigen huishouding van de raad betreffen;

    • f.

      het aansturen van de griffier bij de uitoefening van zijn taak conform de instructie voor de griffier;

    • g.

      het namens de raad vervullen van representatieve taken waar representatie van de raad als zodanig gewenst is;

    • h.

      het instellen van een werkgroep indien een complexe vraag of onderwerp nader dient te worden uitgewerkt, al dan niet op verzoek van de raad of raadscommissies;

    • i.

      het adviseren en plannen van werkbezoeken en presentaties voor de raad en raadscommissies;

    • j.

      het toekennen en intrekken van het ereteken van de stad Eindhoven.

  • 2.

    Voorts oefent het presidium de andere opgedragen taken in dit reglement of andere taken opgedragen door de raad, uit.

Artikel 4. De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de gemeenteraad aanwezig.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3.

    De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Hoofdstuk 2. Toelating van nieuwe leden; fracties.

Artikel 5. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging.

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6.

    Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoek of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. Op de werkwijze van deze commissie is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Fracties.

  • 1.

    De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Er wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter van de raad indien:

    • a.

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • c.

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

  • 5.

    Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

  • 6.

    Met de gewijzigde situatie, als bedoeld in artikel 4, wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3. Vergaderingen.

Paragraaf 1. Voorbereidingen.

Artikel 7. Oproeping.

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering de leden een oproep met de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 2.

    Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 8. De agenda.

  • 1.

    Voordat de oproeping wordt verzonden, stelt het presidium de agenda voor de vergadering voorlopig vast.

  • 2.

    In de voorlopige agenda wordt een onderscheid gemaakt in:

    • a.

      onderwerpen waarover geen of nauwelijks discussie wordt verwacht om tot besluitvorming te komen;

    • b.

      onderwerpen waarover discussie wordt verwacht alvorens tot besluitvorming te komen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan het presidium na het verzenden van de oproeping tot uiterlijk 3 x 24 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 4.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad, het presidium of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 5.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 6.

    Op voorstel van een lid van de raad, het presidium of de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 9. Openbare kennisgeving.

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws- of huis- aan huisbladen en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2. Orde van de vergadering.

Artikel 10. Presentielijst.

Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 11. Zitplaatsen.

  • 1.

    De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, gemeentesecretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 12. Spreekregels.

De leden en de wethouders spreken bij voorkeur vanaf het daartoe bestemde spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

Artikel 13. Volgorde sprekers.

  • 1.

    Een lid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De voorzitter verleent het woord in de volgorde waarin het is gevraagd, tenzij de raad anders besluit.

  • 3.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 14. Behandeling onderwerpen geen of nauwelijks discussie.

  • 1.

    Over een onderwerp of voorstel dat op de voorlopige agenda is geplaatst in de categorie als bedoeld in artikel 8, lid 2 onder a, dient om uiterlijk 12.00 uur op de dag van de vergadering woordmelding te worden gemeld bij de griffier om deel te kunnen nemen aan de eerste termijn.

  • 2.

    Indien bij een onderwerp of voorstel dat op de voorlopige agenda is geplaatst in de categorie als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a, moties en amendementen worden ingediend, komen de indieners in de eerste termijn als eerste aan het woord.

  • 3.

    Na de eerste termijn, krijgt het college het woord om in te gaan op de inhoud van de moties en amendementen.

  • 4.

    Na de toelichting door het college, krijgen de indieners als eerste het woord in de tweede termijn, waarna de leden van de raad de gelegenheid krijgen om te reageren.

Artikel 15. Aantal spreektermijnen.

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een fractie mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een fractie over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend bij het spreken over een persoonlijk feit, een interruptie of over een voorstel van orde door een lid van die fractie.

Artikel 16. Interruptie.

  • 1.

    De voorzitter kan een interruptie uitdrukkelijk of stilzwijgend toelaten.

  • 2.

    Interrupties dienen te bestaan uit vragen zonder inleiding of korte mededelingen.

Artikel 17. Voorstellen van orde.

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 18. Deelname aan de beraadslaging door anderen.

  • 1.

    Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 19. Beslissing.

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 20. Stemverklaring.

  • 1.

    Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid, bij elk te nemen besluit, het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Een stemverklaring dient om het stemgedrag kort te verklaren.

  • 2.

    Na een afgelegde stemverklaring kan de beraadslaging niet worden heropend.

  • 3.

    Interrupties zijn niet mogelijk bij een stemverklaring.

Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen.

Artikel 21. Primus bij hoofdelijke stemming.

Indien de voorzitter of een van de leden een hoofdelijke stemming verlangt, deelt de voorzitter mee, bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 22. Algemene bepalingen over stemming.

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    Stemming geschiedt door bij handopsteken kenbaar te maken wie “voor” dan wel “tegen” het voorstel is, tenzij een van de leden stemming bij hoofdelijke oproeping vraagt.

  • 5.

    De griffier roept bij hoofdelijke stemming de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 21 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7.

    De leden brengen hun stem uit door het woord "voor" of “tegen" uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 10.

    De hoofdelijke stemming kan door gebruikmaking van een elektronisch stemsysteem worden gehouden. In dat geval blijven lid 5 en lid 7 buiten werking en brengen de leden hun stem uit door “voor” of “tegen” te stemmen middels een stemkastje. De uitslag van de stemming wordt openbaar gemaakt waarbij is vermeld welke leden “voor” en welke leden “tegen” hebben gestemd.

  • 11.

    Bij gebruik van het elektronisch stemsysteem is het in afwijking van lid 8 niet mogelijk de vergissing nog te herstellen. Wel kan het lid, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

Artikel 23. Stemming over amendementen en moties.

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan op voorstel van de voorzitter of van één of meer leden besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 24. Stemming over personen.

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het benoemen, het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

  • 4.

    De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 7.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 8.

    Onder de zorg van de griffier wordende stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Paragraaf 4. Besluitenlijst en ingekomen stukken.

Artikel 25. Besluitenlijst.

  • 1.

    De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk ter vaststelling aan de raad aangeboden.

  • 2.

    De besluitenlijst houdt in ieder geval in:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, de gemeentesecretaris en de wethouders alsmede van de leden die afwezig waren en overige aanwezigen die het woord gevoerd hebben met opgave van het betreffende agendapunt;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • d.

      de toezeggingen.

  • 3.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

Artikel 26. Ingekomen stukken; mededelingen.

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en bij de voorstellen en overige stukken digitaal ter beschikking gesteld.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3.

    Indien een lid de raad voorstelt de behandeling op andere wijze te doen geschieden dan is voorgesteld, gebeurt dit gemotiveerd; hij kan daartoe de inhoud van het ingekomen stuk ter sprake brengen.

Paragraaf 5. Besloten vergaderingen.

Artikel 27. Algemeen.

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 28. Notulen.

  • 1.

    De notulen van een besloten vergadering liggen uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2.

    Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen.

  • 3.

    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 29. Geheimhouding.

  • 1.

    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet, of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2.

    De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3.

    De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 30. Opheffing geheimhouding.

Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet, voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering daarmee overleg gevoerd.

Paragraaf 6. Toehoorders en pers.

Artikel 31. Toehoorders en pers.

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring die de orde dreigen te verstoren of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 32. Geluid- en beeldregistraties.

  • 1.

    Tijdens de vergadering kunnen er door of in opdracht van de griffier geluid- en beeldregistraties worden gemaakt.

  • 2.

    Degenen die in de raadzaal tijdens de vergadering geluid- of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 4. Rechten van leden.

Artikel 33. Amendementen.

  • 1.

    Ieder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Ook kan hij voorstellen, een geagendeerde voorgestelde beslissing in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging, verder te noemen subamendement, voor te stellen.

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling te worden genomen, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34. Moties.

  • 1.

    Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen met betrekking tot het aanhangig zijnde agendapunt tot het moment dat de stemming over dat onderwerp is aangevangen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

Artikel 35. Actuele moties

  • 1.

    Een motie met betrekking tot een actueel onderwerp dat niet op de agenda is opgenomen, moet worden ingediend bij de voorzitter voor 12.00 uur van de dag waarop de raad vergadert, behoudens de gevallen dat dit naar oordeel van de voorzitter in redelijkheid niet mogelijk was.

  • 2.

    Het presidium adviseert de indiener over de actualiteit van de motie.

  • 3.

    De behandeling van een motie met betrekking tot een actueel onderwerp wordt behandeld nadat alle geagendeerde voorstellen zijn behandeld, maar voor de initiatiefvoorstellen.

  • 4.

    De indiener van de motie krijgt de gelegenheid de inhoud kort toe te lichten. Vervolgens krijgt het college de gelegenheid te reageren in eerste termijn. Daarna krijgen de leden van de raad gelegenheid voor hun inbreng in eerste termijn.

  • 5.

    De bepalingen van artikel 22 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36. Initiatiefvoorstel.

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel wordt alleen in behandeling genomen, indien het schriftelijk, via de griffier bij de voorzitter is ingediend.

  • 2.

    Het initiatiefvoorstel wordt ter kennis gebracht van het college onder vermelding van de voorlopige behandeling in de raad en raadscommissie. Het presidium kan het college verzoeken advies uit te brengen over het initiatiefvoorstel.

  • 3.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproeping reeds verzonden is. In het laatste geval wordt het voorstel nagezonden.

  • 4.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • b.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • c.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie;

    • d.

      het voorstel voor advies naar burgemeester en wethouders dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    De raad neemt een voorstel niet in behandeling indien het voorstel in strijd is met een wet, een algemene maatregel van bestuur of een verordening.

  • 6.

    De raad kan nadere voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel.

Artikel 37. Schriftelijke vragen.

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen vier weken, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden worden door het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 38. Vragenhalfuur.

  • 1.

    Ieder lid heeft het recht om tijdens het vragenhalfuur aan het begin van de raadsvergadering mondeling één of meer bondig geformuleerde vragen aan de burgemeester of het college te stellen over een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt, maar wel spoedeisend en actueel is.

  • 2.

    Het lid dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, doet daartoe een verzoek, onder vermelding van de te stellen vraag of vragen, schriftelijk bij de voorzitter, uiterlijk om 12.00 uur op de dag waarop de raadsvergadering wordt gehouden.

  • 3.

    De voorzitter kan na overleg met het presidium het verzoek afwijzen indien hij het onderwerp niet spoedeisend en actueel acht, of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 4.

    De raad kan in een bijzonder geval voor het mondeling vragenhalfuur ook een ander tijdstip vaststellen. De voorzitter bepaalt dan het tijdstip waarop het onderwerp van de vragen bij hem dient te zijn aangemeld.

  • 5.

    Per vraag van een raadslid wordt een tijdsduur uitgetrokken voor de vraag en het antwoord van 5 minuten. De maximaal beschikbare tijdsduur voor mondelinge vragen en de antwoorden daarop in het kader van dit artikel bedraagt 30 minuten. De voorzitter kan in overleg met de raad aan het begin van de vergadering een andere tijdsduur voor het vragenhalfuur vaststellen. Vragen die niet binnen de vastgestelde tijdsduur behandeld kunnen worden, zullen door de verantwoordelijke wethouder worden beantwoord in de eerstvolgende vergadering van de commissie waar het onderwerp van de vraag in thuis hoort.

  • 6.

    Tijdens het vragenhalfuur worden interrupties toegelaten.

  • 7.

    Tijdens het vragenhalfuur kan geen verlof gevraagd worden tot het houden van een interpellatie, noch kunnen moties worden ingediend.

Artikel 39. Interpellatie.

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 3 x 24 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en het college.

  • 3.

    Bij de aanvang van de eerstvolgende raadsvergadering stelt de voorzitter het verzoek tot het houden van een interpellatie aan de orde. Hij geeft de eerste ondertekenaar van het verzoek de gelegenheid om een procedurele toelichting te geven. Vervolgens worden de fracties in één termijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over de behandeling van het verzoek mede te delen.

  • 4.

    Toestemming tot het houden van de interpellatie wordt verleend indien het verzoek na stemming wordt gesteund door ten minste negen leden.

  • 5.

    De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 6.

    Bij de behandeling van de interpellatie wordt de eerste ondertekenaar van het interpellatieverzoek in de gelegenheid gesteld een inhoudelijke mondelinge toelichting te geven.

  • 7.

    Daarna beantwoordt het college, respectievelijk de burgemeester de gestelde vragen.

  • 8.

    Vervolgens worden de eerste ondertekenaar van het verzoek en de woordvoerders van de overige fracties in de gelegenheid gesteld om in één termijn te reageren.

  • 9.

    Het college, respectievelijk de burgemeester reageert vervolgens op de door de raad gemaakte opmerkingen.

  • 10.

    Na een eventueel benodigde schorsing geeft de voorzitter de interpellant een laatste maal de gelegenheid het woord te voeren en kan de interpellant desgewenst een motie indienen.

Artikel 40. Inlichtingen.

  • 1.

    Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.

  • 2.

    Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daaropvolgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen.

Artikel 41. Uitleg reglement.

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 42. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na die van de vaststelling.

  • 2.

    Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van Orde van de raad.

 

Eindhoven, 2 september 2014.

 

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

 

 

, burgemeester.

, secretaris.

 

Uitgegeven, 4 september 2014.

 

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. P.M. Pistor