Hoofdstuk 2 Procedureregels
Artikel 2.1 Melding
- 1.
De melding kan worden gedaan door of namens de cliënt bij het
Wmo-loket van de gemeente of het sociale wijkteam.
- 2.
De melding kan schriftelijk, mondeling, telefonisch, per e-mail of
via de website van de gemeente worden gedaan.
- 3.
Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en
geeft de cliënt zeven dagen de tijd een persoonlijk plan in te
leveren.
Artikel 2.2 Cliëntondersteuning
- 1.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op
onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt
uitgangspunt is.
- 2.
Het college wijst cliënten die een melding doen als bedoeld in
artikel 2.1 erop dat zij zich gedurende de procedure desgewenst
kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke
cliëntondersteuner.
Artikel 2.3 Onderzoek
- 1.
Het college verzamelt alle bij de gemeente bekende en voor het
onderzoek nodige gegevens over de cliënt en maakt vervolgens een
afspraak voor een gesprek.
- 2.
Het college vraagt voor het gesprek aan de cliënt alle overige
gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover
hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, te verschaffen.
Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, tenzij het
college daarover reeds beschikt.
Artikel 2.4 Het onderzoeksverslag
Het college verstrekt de cliënt of diens vertegenwoordiger een
schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek.
Artikel 2.5 De aanvraag
- 1.
De aanvraag voor een maatwerkvoorziening moet schriftelijk
plaatsvinden.
- 2.
Een schriftelijke aanvraag wordt ingediend door middel van een door
het college vastgesteld aanvraagformulier of ondertekend
onderzoeksverslag.
Artikel 2.6 Medewerkingsverplichting cliënt en huisgenoten
- 1.
Het college is in ieder geval bevoegd om, voor zover dit van belang
kan zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een
maatwerkvoorziening:
- a.
de cliënt, en bij gebruikelijke hulp diens relevante
huisgenoten, op te roepen in persoon te verschijnen op een
door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te
bevragen.
- b.
de cliënt, en bij gebruikelijke hulp diens relevante
huisgenoten, op een door het college te bepalen plaats en
tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te
laten bevragen en/of onderzoeken
- 2.
De cliënt en diens huisgenoten zijn verplicht medewerking te
verlenen aan de oproep als bedoeld in het eerste lid onder a en de
bevraging en/of onderzoek als bedoeld in het eerste lid onder
b.
Artikel 2.7 Advisering
Het college is bevoegd om, indien dit van belang kan zijn voor de
beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening, zich te laten
adviseren door een daartoe aangewezen instantie.
Artikel 2.8 Beschikking
- 1
In de beschikking tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening in
natura wordt in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde
resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt;
- 2.
In de beschikking tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening in
de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in ieder geval
vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het persoonsgebonden budget moet worden
aangewend, eventueel aangevuld met een programma van eisen
waaraan bij besteding voldaan moet worden;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het
persoonsgebonden budget;
- c.
wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe
hiertoe is gekomen;
- d.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het
persoonsgebonden budget is bedoeld, en
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het
persoonsgebonden budget.
- 3.
Als sprake is van een te betalen bijdrage, wordt de cliënt daarover
in de beschikking geïnformeerd.
Artikel 2.9 Nadere procedureregels
Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop wordt
vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking
komt.
Hoofdstuk 3 Beoordeling van de aanspraak
Artikel 3.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening
- 1.
Bij het beoordelen van de aanspraak voor een maatwerkvoorziening
welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het
onderzoeksverslag, indien aanwezig, als uitgangspunt.
- 2.
Er bestaat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening voor
zover:
- a.
deze noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen tot
zelfredzaamheid en/of participatie;
- b.
deze als de goedkoopst adequate voorziening aan te merken
is.
- 3.
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening indien de cliënt niet
of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie
door gebruik te maken van:
- a.
- b.
gebruikelijke hulp; en/of
- c.
- d.
hulp van andere personen uit het sociale netwerk; en/of
- e.
algemene voorzieningen; en/of
- f.
het verrichten van maatschappelijk nuttige
activiteiten.
Artikel 3.2 Algemene weigeringsgronden
Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat voor een cliënt die
beperkingen ondervindt in het normale gebruik van de woning en/of het
zich verplaatsen in en om de woning:
- a.
indien sprake is van een woonvoorziening in woongebouwen die
specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan
verwacht mag worden datreeds voorzieningen zijn getroffen in de
gemeenschappelijke ruimten; ofvoorzieningen bij nieuwbouw of
renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden
meegenomen;
- b.
indien de maatwerkvoorziening betrekking heeft op voorzieningen
in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische
deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen, verbrede
toegangsdeuren, vlonders en een opstelplaats voor de
rolstoel.
- c.
indien de cliënt niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning ten
behoeve waarvan de maatwerkvoorziening wordt aangevraagd.
- d.
indien de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de
woning voortvloeien uit de aard van in de woning gebruikte
materialen of de slechte staat van onderhoud.
- e.
indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar
beperkingen op dat moment beschikbare, meest geschikte woning,
tenzij er voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming
is verleend door het college.
- f.
indien de noodzaak tot het treffen van een voorziening het
gevolg is van achterstallig onderhoud aan de woning.
- g.
indien de voorziening slechts strekt ter renovatie of ter
aanpassing aan de eisen van de tijd.
Artikel 3.3 Bijzondere weigeringsgronden in verband met wonen
Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat voor een cliënt die
beperkingen ondervindt in het normale gebruik van de woning en/of het
zich verplaatsen in en om de woning:
- a.
indien sprake is van een woonvoorziening in woongebouwen die
specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan
verwacht mag worden dat
- 1.
reeds voorzieningen zijn getroffen in de
gemeenschappelijke ruimten; of
- 2.
voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder
noemenswaardige meerkosten kunnen worden
meegenomen;
- b.
indien de maatwerkvoorziening betrekking heeft op voorzieningen
in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische
deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen, verbrede
toegangsdeuren, vlonders en een opstelplaats voor de
rolstoel.
- c.
indien de cliënt niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning ten
behoeve waarvan de maatwerkvoorziening wordt aangevraagd.
- d.
indien de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de
woning voortvloeien uit de aard van in de woning gebruikte
materialen of de slechte staat van onderhoud.
- e.
indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar
beperkingen op dat moment beschikbare, meest geschikte woning,
tenzij er voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming
is verleend door het college.
- f.
indien de noodzaak tot het treffen van een voorziening het
gevolg is van achterstallig onderhoud aan de woning.
- g.
indien de voorziening slechts strekt ter renovatie of ter
aanpassing aan de eisen van de tijd.
Artikel 3.4 Omvang maatwerkvoorziening voor vervoer
- 1.
Een te verstrekken maatwerkvoorziening voor vervoer ter compensatie
van de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie stelt de
cliënt in staat zich lokaal te verplaatsen met een omvang van
maximaal 1500 tot 2000 kilometer per jaar.
- 2.
In afwijking van lid 1 geldt een maximum van 800 zones bij
verstrekking van een maatwerkvoorziening bestaande uit collectief
vervoer.
Artikel 3.5 Primaat van voorzieningen
- 1.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening geldt het primaat
van de collectieve voorziening, zoals het collectief vervoer.
- 2.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening ter compensatie van
de beperkingen bij normale gebruik van de woning en het zich
verplaatsen in de woning geldt het primaat van verhuizen.
Hoofdstuk 4 persoonsgebonden budget
Artikel 4.1 Hoogte persoonsgebonden budget
- 1.
De hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en
woningaanpassingen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur-
dan wel aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening,
waaronder gerekend onderhoud, reparatie en verzekering, zoals die
door het college aan de aanbieder verschuldigd is.
- 2.
Het college kan nadere regels vaststellen over de wijze waarop de
hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en
woningaanpassingen wordt bepaald.
- 3.
De hoogte van een persoonsgebonden budget voor diensten wordt
afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft
gecontracteerd dan wel kan afnemen.
- 4.
Het college stelt nadere regels vast over de hoogte van het
persoonsgebonden budget bij diensten waaronder in ieder geval:
- a.
de gedifferentieerde tarieven tussen aanbieders waarbij
rekening wordt gehouden met overheadkosten;
- b.
de tarieven van het persoonsgebonden budget welke mag worden
uitbetaald aan een persoon die behoort tot het sociale
netwerk van de cliënt;
- c.
de tarieven bedoeld onder b zijn in ieder geval lager dan de
tarieven genoemd onder a.
- 5.
Het persoonsgebonden budget moet in ieder geval toereikend zijn om
maatschappelijke ondersteuning in te kunnen kopen welke voldoet aan
de kwaliteit met betrekking tot het doel waarvoor het
persoonsgebonden budget wordt verleend.
Artikel 4.2 Criteria persoonsgebonden budget
Het college weigert de verlening van een persoonsgebonden budget
indien:
- a.
de cliënt geen volledig ingevuld budgetplan heeft overgelegd
volgens het door het college vastgestelde model;
- b.
de cliënt weigert het budgetplan desgevraagd met het college te
bespreken of, na voor zulk een gesprek te zijn opgeroepen,
zonder geldige reden niet verschijnt;
- c.
de cliënt, of, indien de cliënt jonger is dan 18 jaar, één van
diens ouders of voogden, surseance van betaling heeft
aangevraagd of failliet is verklaard;
- d.
ten aanzien van de cliënt of, indien de cliënt jonger is dan 18
jaar, ten aanzien van één van diens ouders of voogden, de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is
verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is
ingediend;
- e.
de cliënt zich niet heeft gehouden aan bij de verstrekking van
een eerder persoonsgebonden budget opgelegde
verplichtingen;
- f.
naar het oordeel van het college onvoldoende aannemelijk is dat
met het persoonsgebonden budget zal worden voorzien in
toereikende zorg van goede kwaliteit;
- g.
het ernstige vermoeden bestaat dat de cliënt problemen zal
hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget.
Hoofdstuk 6 Beëindiging, herziening, intrekking en terugvordering
Artikel 6.1 Beëindiging
- a.
Het college kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet, een
toegekende aanspraak op een maatvoorziening geheel of
gedeeltelijk beëindigen, indien: niet wordt voldaan aan de
voorwaarden gesteld bij of krachtens de wet of de verordening;
- b.
de cliënt wordt opgenomen in een instelling in de zin van de Wet
toelating zorginstellingen ;
- c.
de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen van het gebruik,
verantwoording en administratie van de voorziening;
- d.
- e.
de cliënt geen ingezetene meer is van de gemeente.
Artikel 6.2 Herziening en intrekking
Het college kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet, een besluit tot
toekenning van een aanspraak op een maatwerkvoorziening geheel of
gedeeltelijk herzien of intrekken indien:
- a.
niet is voldaan aan hetgeen is gesteld bij of krachtens de wet
of deze verordening.
- b.
de cliënt de maatwerkvoorziening binnen zes maanden na
toekenning niet heeft aangewend voor het resultaat waarvoor de
maatwerkvoorziening is getroffen.
Artikel 6.3 Terugvordering
Het college kan, onverminderd artikel 2.4.1 van de wet, indien de
aanspraak op een voorziening is herzien of ingetrokken:
- a.
het ten onrechte genoten betaalde persoonsgebonden budget
terugvorderen;
- b.
de geldwaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in
natura terugvorderen.
Hoofdstuk 7 Jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers
Artikel 7.1 Jaarlijkse blijk van waardering
Het college stelt, na overleg met de Wmo Adviesraad en het Steunpunt
Mantelzorg, nadere regels vast over waaruit de jaarlijkse blijk van
waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.
Hoofdstuk 8 Bestrijding misbruik of oneigenlijk gebruik
Artikel 8.1 Fraudepreventie
Het college informeert cliënten over de rechten en plichten die aan het
ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de
consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
Artikel 8.2 Controle
Het college doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de
maatwerkvoorziening indien er een vermoeden bestaat van misbruik dan wel
oneigenlijk gebruik van de wet.
Artikel 8.3 Nadere regels
Het college kan ten aanzien van het bepaalde in dit hoofdstuk nadere
regels stellen.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken
van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de
verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 11.2 Indexering
Het college kan de in het kader van deze verordening en het op deze
verordening berustende Besluit nadere regels [naam] geldende bedragen
verhogen of verlagen.
Artikel 11.3 Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar
geëvalueerd. Indien de
evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens
aangepast. Het college zendt hiertoe jaarlijks na de inwerkingtreding
van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.
Artikel 11.4 Overgangsrecht
- 1.
De verordening voorzieningen Wmo gemeente Vught 2012 wordt
ingetrokken met de inwerkingtreding van deze verordening, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van op grond van
de Wmo en de verordening voorzieningen Wmo gemeente Vught 2012
genomen besluiten tot het college een nieuw besluit op grond van de
Wmo 2015 en deze verordening heeft genomen, maar uiterlijk tot 1
januari 2016.
- 2.
Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening voorzieningen Wmo
gemeente Vught 2012 en waarop nog niet is beslist bij het in werking
treden van deze verordening, worden afgehandeld op grond van deze
verordening.
- 3.
Bezwaarschriften die zijn ingediend tegen op grond van de Wmo en de
verordening voorzieningen Wmo gemeente Vught 2012 genomen besluiten,
worden afgehandeld op grond van de Wmo en de verordening
voorzieningen Wmo gemeente Vught 2012.
Artikel 11.5 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Artikel 11.6 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke
ondersteuning gemeente Vught 2015”.