Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rhenen

Re-integratieverordening 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRhenen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening 2013
CiteertitelRe-integratieverordening 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlagetoelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Re-integratieverordening 2010 wordt ingetrokken

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147 eerste lid
  2. Wet werk en bijstand, art, 7, 8 en 10 lid 2
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 34, 35 en 36
  4. EG-Verordening nr 800/2008 (groepsvrijstelling)
  5. Verordening (EG) Nr. 1998/2006 (de-minimissteun).

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-201301-01-2015nieuwe verordening

17-12-2013

Rhenense Betuwse Courant

Verord. 721

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening 2013

De raad van de gemeente Rhenen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 juli 2013;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet; de artikelen 7, 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand; de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; de EG-Verordening nr 800/2008 (groepsvrijstelling) en de Verordening (EG) Nr. 1998/2006 (de-minimissteun).

besluit:

vast te stellen de Re-integratieverordening 2013

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.wet:

Wet werk en bijstand;

b.IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

c.IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

d.de raad:

de raad van de gemeente Rhenen;

e.het college:

het college van burgemeester en wethouders;

f.Uitkeringsgerechtigde:

personen met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

g.Anw-er:

persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet;

h.Beleidskader:

Het beleidskader Werk, Inkomen en Participatie dat door de raad wordt vastgesteld.

i.Loonkostensubsidie:

financiële tegemoetkoming aan een werkgever met als doel werkgevers te stimuleren arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde categorieën werkloos werkzoekenden;

j.Premie:

financiële tegemoetkoming aan de uitkeringsgerechtigde, die als doel heeft de uitkeringsgerechtigde te stimuleren betaald werk te aanvaarden, dit te behouden en zo mogelijk uit te breiden;

k.Algemeen geaccepteerde arbeid:

alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

l.Regulier werk:

algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid of voorzieningen die door het college worden geboden;

m.Participatie:

het verrichten van maatschappelijke activiteiten;

n.Participatiebudget:

budget dat vanuit diverse ministeries beschikbaar wordt gesteld voor re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie;

o.Langdurig werkloze:

Persoon die gedurende minimaal 18 maanden geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden;

p.Nugger:

Niet Uitkeringsgerechtigde: persoon als bedoeld in de wet, artikel 6 onder a;

q.Arbeidsovereenkomst

een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van

het Burgerlijk Wetboek, dan wel een aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Ambtenarenwet;

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2. Beleidsdocumenten

  • 1.

    Het college legt het Beleidskader Werk, Inkomen en Participatie ter vaststelling voor aan de Raad waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2.

    Dit beleidskader omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen;

    • b.

      een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

  • 3.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening en het beleidskader jaarlijks een bestuurlijk actieplan en brengt dit ter kennis van de raad.

  • 4.

    Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een bestuurlijke verantwoording over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

  • 5.

    Het college kan op grond van financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen prioriteiten stellen bij het bepalen van het aanbod aan re-integratie-instrumenten.

  • 6.

    Bij de opstelling van de beleidsdocumenten als bedoeld in het eerste en derde lid alsmede bij de bestuurlijke verantwoording als bedoeld in het vierde lid wordt het advies van de Cliëntenraad ‘Werk en Inkomen’ betrokken.

Artikel 3. Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen zoals genoemd in hoofdstuk 3. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    In het Bestuurlijk actieplan zoals bedoeld in artikel 2 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 WWB, 13 en 37 IOAW, 13 en 37 IOAZ niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de WWB, IOAW, IOAZ en Anw;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

Artikel 5. Sociale activering

  • 1.

    Het college kan aan personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering, niet-uitkeringsgerechtigden dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of vrijwilligerswerk ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 en 2.

Artikel 6. Loonkostensubsidies

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die een arbeidsovereenkomst sluiten, wanneer deze werknemer tot op het moment van indiensttreding een uitkering ontving op grond van de WW, IOAW of IOAZ.

  • 2.

    De loonkostensubsidie wordt gedurende maximaal 12 maanden ten behoeve van de werknemer verstrekt.

  • 3.

    De hoogte van de loonkostensubsidie wordt afgestemd op de loonwaarde van de werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst, maar bedraagt nooit meer dan 75% van het Wettelijk Minimum Loon;

  • 4.

    De loonkostensubsidie wordt verstrekt ten bate van een werknemer die:

    • a.

      voorafgaand aan de indienstneming gedurende 24 maanden geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden en;

    • b.

      een loonwaarde van minimaal 30% tot maximaal 70% heeft bij aanvang van de arbeidsovereenkomst.

  • 5.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt indien de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

  • 7.

    De voorschriften onder lid 2, 3 en 4 zijn niet van toepassing bij personen die voor 31 december 2013 een indicatie voor plaatsing binnen de sociale werkvoorziening hebben ontvangen en bij specifieke door het college aangewezen doelgroepen;

  • 8.

    Het college stelt nadere regels met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde, hoogte en duur van de loonkostensubsidie.

Artikel 7. Uitstroompremies

  • 1.

    Het college kan aan personen met een WWB-, IOAW-, of IOAZ- uitkering, dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB eenmalig een uitstroompremie toekennen.

  • 2.

    Deze premie wordt verstrekt indien een langdurig werkloze duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3.

    De premie kan worden aangevraagd vanaf de zevende maand na de indiensttreding.

  • 4.

    De premie kan maximaal éénmaal in vier jaar tijd worden toegekend.

  • 5.

    Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 8. Verplichtingen van de belanghebbende

  • 1.

    Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ of de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, de verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, zal het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelverordening WWB, IOAW, IOAZ 2013.

  • 3.

    Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10. Beslissing college waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin de verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11. Intrekking oude verordening

De Re-integratieverordening 2010, zoals vastgesteld op 26 oktober 2010 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van de Re-integratieverordening 2013.

Artikel 12. Overgangsbepaling

  • 1.

    Toekenningen en vaststelling van voorzieningen verleend krachtens de Re-integratieverordening 2010, worden, indien en voor zover de toekenning of vaststelling waarop zij betrekking hebben ook opgenomen zijn in de verordening, geacht besluiten in de zin van de verordening te zijn.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening aanvragen voor voorzieningen zijn ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening nog niet op die aanvragen is beslist, dan wordt op deze aanvragen de verordening toegepast. Voor de aanvragen die al in behandeling zijn of waarover al een besluit is genomen blijft de Re-integratieverordening 2010 van toepassing.

Artikel 13. Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de dag na de datum van publicatie.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Re-integratieverordening 2013.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2013

de raadsgriffier,

de voorzitter,

C.A.M. Apell

drs. J.H.A. van Oostrum

 

toelichting  

toelichting